Er is niets poëtischer dan de waarheid ~ Ivan Wolffers (red.)

Ooit was de schrijver Multatuli nog niet herdacht met een standbeeld. Een schande was dat, vond menigeen, waaronder de arts en schrijver Ivan Wolffers. Dus werd er geld ingezameld. Onder meer door dit actieboek uit te geven, waartoe tal van bekende Nederlandse auteurs hun gedachten over Eduard Douwes Dekker hadden opgeschreven.

Althans. Willem Frederik Hermans zag niet zo veel in het plan. De tijd van standbeelden was voorbij. Maar hij gaf wel weer toestemming om de beide brieven af te drukken die hij met Wolffers over het onderwerp had gewisseld.

Het boeiendst in deze bundel schreven de mensen die echt over Douwes Dekker hadden nagedacht, en niet enkel goede herinneringen bewaarde aan een flard Woutertje Pieterse op school, of de fabel van ‘Saïdja en Adinda’. Probleem werd alleen wel dat Multatuli dan meestal een nogal onsympathiek mens werd bevonden. Hoe goed hij soms ook schrijven kon.

Ook was er nog een ander probleem, volgens Hans Vervoort.

Op de televisie zie ik wel eens het programma ‘Wordt u al geholpen?’, een platte Engelse serie over komische gebeurtenissen in de modeafdeling van een warenhuis. Floor-chef is captain Peacock, die als twee druppels water lijkt op latere foto’s van Douwes Dekker. Heiligschennis, maar áls er ooit een beeld van Multatuli in Amsterdam komt, zal het op veel fotografische belangstelling van Engelse toeristen kunnen rekenen. [94]

Prettig duidelijk vond ik vooral de bijdrage van Maarten ’t Hart, die geen goed woord over heeft voor Multatuli, of diens status als auteur.

Te lang reeds werd in Nederland Multatuli de hand boven het hoofd gehouden. Volkomen misplaatste bewondering is zijn deel geworden. [141]

scheiding

Maar, zal men zeggen, hij kwam toch op voor ‘de verdrukte Javaan’. Ach, hoe nobel! Bedenk daarbij wel dat Mutatuli twee jaar lang op verlof in Nederland was, niet naar Indonesië terugwilde, daartoe geprest moest worden. Bedenk wel dat hij in die twee jaar grootmoedig andermans geld erdoor joeg en uiteindelijk wel terug moest en daarover zo verontwaardigd was dat hij de eerste de beste kans aangreep om amok te maken. [143]

scheiding

Onze grootste schrijver? Vanwege die schaarse toevalstreffers in zijn werk, die enkele schitterende formuleringen? [145]

scheiding

Z’n kennis was minimaal. Hij wist minder dan een kind wat nu van de lagere school afkomt. Hij was geborneerd, bekrompen, eigenwijs, meende Kant, Stuart Mill, Goethe, Sterne, ‘die vuile Richardson’, Diogenes (‘Ik houd Diogenes voor een bluffer’) en tientallen anderen van wie hij weinig tot niets gelezen had, rustig terzijde te mogen schuiven. [146]

scheiding

Hoe komt het dan toch dat hij zo algemeen bewonderd wordt? Het antwoord daarop is simpel: men kent z’n werk niet. [147]

Voorts was ’t Hart opgevallen dat maar éen soort auteurs werkelijk grote bewondering had voor Multatuli. De polemisten onder de Nederlandse schrijvers konden inderdaad wat een voorganger in hem zien.

Maar, misschien onbedoeld, Maarten ’t Hart toonde in zijn afkeer toch ook aan hoe prettig het kan zien om iemand te zien fulmineren tegen een ander; of de misverstanden die ieder over die ander heeft.

Er is niets poëtischer dan de waarheid
Schrijvers over Multatuli

157 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1986

* in dit boek zijn bijdragen opgenomen van:

  • A. Alberts
  • Belcampo
  • Eva en J.M.A. Biesheuvel
  • Marion Bloem
  • Jan Blokker
  • Boudewijn Büch
  • Kees Fens
  • Margaretha Ferguson
  • Rudolf Geel
  • Hermine de Graaf
  • Hella S. Haasse
  • Maarten ’t Hart
  • W.F. Hermans
  • D. Hillenius
  • Mensje van Keulen
  • Annie van den Oever
  • Karel van het Reve
  • Nico Scheepmaker
  • Jan Siebelink
  • F. Springer
  • Pramoedya Ananta Toer
  • Marten Toonder
  • Adriaan van der Veen
  • Ger Verrips
  • Cornelis Verhoeven
  • Hans Vervoort
  • Hans Warren
  • Ivan Wolffers

 


Ideeën, Eerste bundel ~ Multatuli

Van alle boeken op mijn planken die ik nooit gelezen heb, riep het rijtje paperbacks met de Ideeën van Multatuli de grootste schuldgevoelens op. Eén van onze geniaalste schrijvers ooit. Vrijwel de enige uit de negentiende eeuw die nog leesbaar is, bovendien. En ik die maar niet aan diens meesterwerken wilde.

Nu is dat niet-lezen niet helemaal waar. Ik heb wel degelijk ooit deze eerste bundel van de zeven ooit doorgenomen. En toen viel me bijvoorbeeld op dat als anderen Multatuli citeren, dit altijd uit deze verzameling is, of uit de Max Havelaar.

Die tekst op die postzegel bij dat jubileum?

De roeping van de mens is mens te zyn.

Is het begin van idee 136, uit deze bundel.

Ik leg me toe op ’t schryven van levend Hollands. Maar ik heb schoolgegaan.

Is idee 41.

Goed aan boeklog is dat het me zo af en toe tot kleine projectjes dwingt. Zoals het eindelijk eens lezen van al die zeven bundels ideeën. Ik kan nu al voorspellen daar enige maanden voor te moeten gaan uittrekken. Want, deze eerste bundel viel me over het geheel genomen niet mee; wat het lezen tot een corvee maakte.

Zo is een probleem dat Douwes Dekker deze ideeën eerst in losse afleveringen aan de man bracht. Dus las ik zowel soms een oorspronkelijke tekst, als ook een reactie van tien jaar later daar weer op; meestal in een uitgebreid notenapparaat. Daarnaast klaagde de schrijver wel erg vaak dat zijn Ideeën nauwelijks besproken werden. En het roept enige bevreemding op om in de tekst zelf ook alvast maar te lezen dat de receptie daarvan zo tegenviel.

Als verzameling is deze bundel goed te vergelijken met zo’n grabbelton als een hedendaags weblog — mijn eamelje.net bijvoorbeeld — al zullen Multatulianen gruwen van zo’n anachronistische vergelijking. Maar het enige wat de opgenomen teksten gemeen hebben, is de persoonlijkheid van de auteur. Voor de rest verschillen ze sterk, van aforismen en langere uitspraken met enige eeuwigheidswaarde, tot zeer tijdsgebonden politieke polemiek, naar fragmenten uit het jeugdboek dat tegenwoordig doorgaans Woutertje Pieterse heet, om de hoofdpersoon, plus nog wel zo wat meer. En dat alles dan niet zelden door elkaar.

Eén van de vele versies van de De kleine Wouter die Neerlandici uit de Ideeën wisten te destilleren, heb ik overigens wel gelezen, lang geleden.

Enfin. Ik heb ondanks lichte aarzelingen over dit eerste deel nog geen reden gezien meteen maar te stoppen met het plan alle Ideeën te lezen. Tegelijk valt het me moeilijk meer over een bundel als deze te zeggen dat scherper is dan de algemene vaagheden hierboven.

wordt maandag vervolgd

Multatuli, Ideeën. Eerste bundel
Met een nawoord van J.J. Overstegen
393 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij 1985, oorspronkelijk 1862 – 1872

Ideeën, Tweede bundel ~ Multatuli

De tweede bundel met Multatuli’s Ideeën beviel een stuk beter dan de eerste. Voornaamste reden daarvoor was dat de eerste helft bijna op een normale essaybundel leek, met lange betogen, en dus niet zo’n allegaartje is.

In het nawoord van dit boek legt J.J. Oversteegen uit dat deze reeks Ideeën moeizaam tot stand kwam. Uiteindelijk nam Douwes Dekker daarom een reeks onderwerpen op waar hij ook al lezingen over gehouden had.

Voor een deel gaan die betogen natuurlijk over actuele zaken van dat moment, waar ik geen kennis van heb, in detail. Tegelijk is heel veel ook wel duidelijk. Nederland stond er niet goed voor, in de tweede helft van de negentiende eeuw. Tegenwoordig wordt bijvoorbeeld de doorsnee lengte van de bevolking gebruikt om de welstand daarvan uit te drukken. En dan gaat het inmiddels erg goed met de Nederlanders; het gemiddeld grootste volk op aarde. Maar toentertijd hoorden de mannen hier tot de kleinste in Europa.

Daarnaast waren er Multatuli’s duidelijke opinies over de zegeningen die de Nederlanders brachten in de koloniën.

Bovendien schrijft hij helder, en bijzonder scherp, waardoor het op zich niet zo veel uitmaakt niet de details te kennen van de zaken waarover Multatuli zich opwond. Goede polemiek te mogen lezen, is altijd een vreugde.

[…] Is de scherpe afzondering der standen, zoals die in Nederland wordt gehandhaafd, zedelyk? Ik trek geen partij voor de onttroonde adel der middeleeuwen, maar zyn we zoveel verder met onze kruieniershoogheid? Met onze boerentrots? Met de morgue van onze parvenu’s? Met de insolventie onzer vry-arbieders, contractanten, concenssionarissen, effectenprinsen, en hoe al ’t volk heten moge, dat ’n onevenredig deel inslokte van de algemene welvaart?

uit Idee 451
scheiding

Op hoger en lager scholen wordt een-en-ander onderwezen, dat meestal later blykt eigenlyk meer te zyn opgenomen onder de vakken van onderricht, om zeker soort van leraars aan de kost te helpen, dan die leerlingen tot praktisch-bekwame mensen te vormen. Dit geldt voor de werkman zo goed al voor de zogenaamde geleerde. Het lezen en schryven van die eerste, baat hem even weinig, als de klassieke schoolgeleerdheid de ander. Oefening in het denken — beter buiten dan in de school — wordt meermalen eer onderdrukt dan aangemoedigd, en de blyken daarvan zyn menigvuldig. Het zeer gemakkelyk autoriteitsgeloof neemt de plaats in van zelfoordelen, en de oogst zou zeer schraal wezen, als men de oorspronkelyke denkbeelden byeensprokkelde, die er sinds lange tyd gegroeid zyn op Nederlandse grond. In requisitoren en vonnissen beroept men zich brutaal-dom op jurisprudentieën van ’t een of ander hof, dat is: op de mening van ’n paar onbekende ouwe heren die lang genoeg leefden om raadsheer te worden. Het heeft er veel van, als-of men zeide: zo was ’t gevoelen van apostel die of profeet die. En aldus worden er vonnissen gegrond op opiniën van personen die aan spoken geloofden, en niet wisten dat de aarde draait. Dat noem ik de theologie van het recht.

uit Idee 451

En goed, dan komen Multatuli’s ideeën over onderwijs en recht overeen met wat ik hier en daar al eens signaleerde. Waardoor het makkelijk lijkt om het met hem eens te zijn. Toch is mijn respons eerder berustend. Sommige zaken in Nederland veranderen nooit. Wat éen man daar met bewijs en al tegen inbrengt, maakt helemaal niet uit.

Dus blijft er misschien wel niet meer over dan van zijn ideeën en taal te genieten.

De laatste helft van deze tweede bundel is helaas weer wat een hutspotje. Het feuilleton over de kleine Wouter gaat verder, Multatuli rondde wat lopende zaken af, Max Havelaar maakt een terugkeer, en zo is er nog wel wat meer. Zo nu en dan wordt zelfs een aforisme gebracht:

Geen schryver is verstandig genoeg om de domheid zyner lezers te begrijpen

Idee 523

Maar het is me inmiddels duidelijk waar mijn voorkeuren liggen bij deze auteur.

wordt ongetwijfeld vervolgd

Multatuli, Ideeën. Tweede bundel
Met een nawoord van J.J. Oversteegen
379 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij 1985, oorspronkelijk 1865, 1872

Ideeën. Derde bundel ~ Multatuli

De derde bundel Ideeën van Multatuli heeft éen thema: opvoeding, en in het bijzonder scholing. Daarbij weegt bovendien de vraag mee wat precies waarheid is, en hoe wij die zouden kunnen leren herkennen.

Nu goed, er fietst halverwege nog een kort verhaal tussendoor in dit boek, de Adèle-geschiedenis — waarin vrijwel alle dialoog in het Frans staat — maar de rest is betoog.

En dat viel me niet mee. Eduard Douwes Dekker slaagde er weliswaar in zo af en toe een redelijke diagnose te stellen, over de problemen van bijvoorbeeld de scholen toentertijd. Hij wist daar alleen verder weinig tegenover te stellen, aan oplossingen, of kennis. Of desnoods aan ideeën bij anderen geleend. De enige filosoof die hij weleens citeerde over opvoeding is Rousseau, en dan ook nog vooral om aan te wijzen wat die verkeerd zag.

Er staat daarom wel erg veel van hetzelfde in deze bundel.

Interessanter dan het boek, bleek de wordingsgeschiedenis te zijn. Omdat Douwes Dekker uitzonderlijk lang over dit derde deel heeft gedaan. Zes jaar liefst; een derde van zijn hele schrijversloopbaan. En niet omdat hij in alle rust zijn betoog kon opzetten. Douwes Dekker werd doodgezwegen door de Vaderlandsche critici, kon nauwelijks rondkomen, en verdween een tijd naar Duitsland met als onmogelijk doel om daar fortuin te maken in het casino.

Achterop deze uitgave staat een oproep uit het blad De Werkman, Orgaan voor Arbeiders-verenigingen, om Multatuli te steunen in zijn werk.

de man, die in de strijd voor waarheid en mensenliefde zijn gehele toekomst heeft opgeofferd, zwerft thans eenzaam en verlaten, ten prooi aan armoede en gebrek, in den vreemde rond.

Moet me verder iets bijblijven van deze bundel?

Nu ja, Multatuli gebrukte nogal eens de regel:

’t Is zeer moeielijk zich juist uittedrukken.

En in die zin gaat hij ook regelmatig te keer tegen de holle frasenmakers, en andere retorici. Maar dat de gladde praatjesmakers het zo vaak winnen van meer verstandige lieden, is een gegeven dat eeuwig actueel blijft. Helaas.

Multatuli, Ideeën. Derde bundel
Met een nawoord van J.J. Overstegen
386 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij 1985, oorspronkelijk 1871 – 1876

Ideeën. Vierde bundel ~ Multatuli

De bundels met ideeën van Multatuli zijn tot nu toe interessanter gebleken om het tijdsbeeld dat ze bieden dan om hun tekst. Ik kan niet zeggen dat ik de derde en vierde verzameling met groot plezier gelezen heb.

Integendeel. Het was vrijwel steeds een dagelijkse corvee het minimum aan pagina’s te lezen.

Maar, Multatuli belooft in het nawoord van deze vierde bundel een volgende keer weer over Woutertje Pietserse te zullen schrijven. Omdat hij zichzelf anders ook al niet meer vermaakt.

Een paar zaken waren wel aardig in dit boek. De eerste was dat het toneelstuk ‘Vorstenschool’ er volledig in staat. Daarin contrasteert Multatuli twee manieren van leidinggeven met elkaar. Het personage Koning George is daarbij een uitgesproken autocratische onbenul, die voor alles belangstelling heeft behalve het algemene belang. En koningin Louise is daarin nu juist zijn tegenpool.

Het zal duidelijk zijn bij wie Multatuli zijn sympathie legde. En goed, dan is zo’n toneelstuk opvallend meer verouderd dan de rest van het boek; misschien omdat die tekst ditmaal liefst wel moest aansluiten bij wat een publiek gewend was indertijd.

Niettemin blijkt uit de zuinig reacties op het toneelstuk in dit deel van de Ideeën dat het toentertijd al veel te ver ging. Zelfs over denkbeeldige vorsten mocht al niet te kritisch geschreven worden; waarschijnlijk omdat men anders eens mocht nadenken over de echte monarch van dat moment.

Hoogtepunt in dit boek zijn de ruim honderd rijmende grafschriften voor de pas overleden liberale politicus J.R. Torbecke, die Multatuli van de ‘Schoolmeester’ kreeg.

ii. Anders

Wandlaar die me hier begraven ziet
Als ’t sterven ’n kunst was, dan lag ik hier niet
 

xvii, Anders.

Hoe ik aan de titel van eminentie kwam?
Wel, omdat nooit iemand in middelmatigheid het tegen me-n-opnam.
 

lii. Anders

Ik had in myne kleine tyd,
Precies de maat van myne tyd.
 

lxxix. Anders

Onder dit steentje,
Ligt ’n fenomeentje.
 

ci. Anders

Weet je waarom ze my zo in de hoogte tillen?
M’n grootheid is ’n reclame voor Hollandse brillen.

En ach, zo stond er zo af en toe wel een prettig geformuleerde spotzin meer in deze bundel. Maar het meeste van wat er staat, is geklaag. Begrijpelijk als Multatuli het over zijn tijd heeft, en wat daarop aan te merken is. Langdradig als hij klaagt over het gebrek aan erkenning voor zijn eigen werk; dat nog altijd nergens besproken wordt. Ietwat gênant als hij ingaat op brieven van mensen die meenden kritiek te kunnen hebben op zijn werk.

[ wordt ongetwijfeld een keer vervolgd ]

Multatuli, Ideeën. Vierde bundel
Met een nawoord van J.J. Overstegen
366 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij 1986, oorspronkelijk 1872

Ideeën. Vyfde bundel ~ Multatuli

Hoe anachronistisch ook, ik moet de vergelijking toch maar herhalen. De bundels met ideeën van Multatuli zijn als een weblog van zijn tijd. Alleen heeft elk idee een nummer, in plaats van een datum. En moest het publiek telkens langer wachten tot een nieuwe aflevering verscheen dan vaste bezoekers van boeklog bijvoorbeeld.

Vervolgens reageerden lezers ook — waarop de auteur dan vaak met een repliek kwam.

Deze Vyfde bundel verscheen vrij vlot na de vierde. Eduard Douwes Dekker had er zijn best op gedaan; hoewel hij ook behoorlijk ziek was in 1873, volgens de bezorger J.J. Oversteegen.

Het boek bevat vele nieuwe afleveringen van de Wouter-geschiedenis; die later in vele bewerkingen zijn uitgegeven als het kinderboek Woutertje Pieterse. Dat altijd enige redactie nodig is, komt omdat Multatuli ook telkens verwijst naar dit verhaal in ideeën die een element daarvan nader uitwerken.

Opvallendste onderdeel van de Vyfde bundel vond ik Multatuli’s uitgebreide kritiek op het toneelstuk Floris de Vijfde van Willem Bilderdijk. Daaraan deugde niets, al was het meest ergerlijk nog wel dat Bilderdijk zo geniaal werd geacht door iedereen; en een tegengeluid daarmee onmogelijk werd.

Verder staan er enige aardige uithalen in, naar onder meer de spellingshervormers, die ook toen al niet met hun poten van de taal konden afblijven. En idee 1058c houdt zich voor de verandering eens bezig met wat anderen aanzagen voor deugd; en welke vormen die aan moet nemen.

Wordt niet gedurig en telkens de hele heldinnigheid der vrouwelyke deugdmodellen saamgeperst tot de vraag: of de jonge-juffrouw tot het laatste blaadje toe — by onze Machteld met inbegrip zelfs van bruiloft en huwelyk! — inderdaad, anatomisch gesproken, jonge-juffrouw gebleven is? Bemerkt ge dan niet, lezers, dat de schryf-moralisten uw hele litteratuur-deugd tot ’n onderwerp van vroedkunde hebben gemaakt? Stuit u de plompheid niet, waarmee zulke theorieën — ook uit het oogpunt van Kunst zo bitter armoedig — aandruisen tegen mensenwaarde, tegen karakter, tegen ontwikkeling? Zult ge dan nooit u verzadigd afwenden van de grofheid der ficelles waarmee men uw belangstelling heensleept naar dat ene éne punt? Naar dat onderdeel van het mens-zyn? [192]

Onvoorstelbaar was voor Multatuli dat mensen belangstelling konden hebben voor geneuzel of hij haar nu wel of niet had gezoend — en dan leefde hij nog in een tijd zonder media waarin juist dit de belangrijkste vraag lijkt te zijn geworden.

Waar het hem wel om ging, wordt ook opvallend duidelijk uit dit boek. Omdat in Nederlandsch-Indië de oorlog in Atjeh weer aanwakkerde — dat langste gewapende geschil uit de Nederlandse geschiedenis — en Multatuli daar voor de verandering niets parmantigs over te melden had; omdat hij oprecht geschokt was.

Multatuli, Ideeën. Vyfde bundel
Met een nawoord van J.J. Oversteegen

350 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij 1986, oorspronkelijk 1873, 1877

Ideeën. Zesde bundel ~ Multatuli

De Zesde bundel Ideeën is niet meer dan een feuilleton vol verwikkelingen over Woutertje Pieterse — al is dat dan al een Wouter. Multatuli moest aan klantenbinding doen. Dat verhaal vonden afnemers van de Ideeën het interessantst.

Voor bezorger J.J. Oversteegen was dit reden genoeg om dit boek het enige te noemen dat op een roman leek, nadat Multatuli Max Havelaar heeft geschreven.

Naar mijn hedendaagse smaak zat er voor een roman wel erg weinig vorm in.

Inmiddels is de schrijver aangeland op een leeftijd dat Wouter uit werken moet. En daardoor werd het mogelijk om terloops wat oordelen over handelslieden uit te spreken, en hun opschepperij.

En omdat hij eerst werken gaat bij een uitleenbibiotheek, kan Multatuli van alles kwijt over dat de mensen niet lezen kunnen.

Het aardigst aan deze reeks met Ideeën waren de puur feitelijke zaken. Bijvoorbeeld als Multatuli in idee 1092 gaat uitleggen welke muntsystemen er op dat moment in gebruik zijn, in Nederland en Duitsland.

In Idee 1181 verwoordde Multatuli dan weer eens wat zijn kunstideaal was.

De ware artist tekent de Natuur na, zo als die zich aan hém vertoont. Wie hierin oprecht naar juistheid streeft, is kunstenaar. Maar de heren vinden het makkelijker, een printje natetrekken, waarop ’n ander – óók al een nátekenaar van nátekenaars – getracht heeft iets aftebeelden.

En dat intrigeerde, omdat deze woorden me erg deden denken aan wat Kurt Vonnegut zei over schrijvers — al citeerde hij daarbij Saul Steinberg — en voor mij zo goed verklaarde waarom ik menigeen niet lezen kan:

Kurt Vonnegut: Saul, I am a novelist, and many of my friends are novelists and good ones, but when we talk, I keep feeling we are in two very different businesses. What makes me feel that way?

Saul Steinberg: It’s very simple. There are two sorts of artists, one not being in the least superior to the other. But one responds to the history of his or her art so far, and the other responds to life itself.

Helaas vind ik wel dat Woutertje Pieterse inmiddels langdradig geworden is. Kan bezorger J.J. Oversteegen nog zo enthousiast betogen dat we zonder Multatuli en diens Wouter weinig hadden geweten over het dagelijkse leven onder winkellieden begin negentiende eeuw.

Maar, waar het verhaal in Wouter’s jongste jeugd nog menig hilarische scène bevatte, is dat later toch veel minder. In plaats daarvan krijgt de lezer schmaltz voorgezet, over Wouter en zijn liefde voor zijn nichtje Femke.

Multatuli, Ideeën, Zesde bundel
Met een nawoord van J.J. Oversteegen
324 pagina’s
Querido 1987, oorspronkelijk 1873 [1878]

Ideeën. Zevende bundel ~ Multatuli

Toen ik begon met de Ideeën van Multatuli viel me op dat alles wat er nog in het collectief geheugen leefde van dat materiaal uit de eerste twee bundels kwam. Alsof mensen de rest altijd maar negeerden.

Op dat moment kon ik nog niet weten dat de ideeën uit de latere bundels aanzienlijk minder interessant zijn. Dat humor mist, waar die eerst nog wel aanwezig was. Dat het aantal aforismen of opvallende gezegden sterk in aantal zou afnemen.

Al geldt voor elke schrijver ook dat die onmogelijk meer dan duizend pagina’s interessant kan blijven met meer van hetzelfde. De lezer raakt immers aan zijn schrijven gewend.

Dus blijf ik bij de gedachte die ik na de eerste bundel al zo ongeveer had. De Ideeën zijn voor een groot deel geschreven om er direct geld mee te verdienen. Aflevering voor aflevering. Daardoor ontbreekt er van alles dat gewone boeken wel hebben. Zoals een begin en een eind. Zoals een dwingende vorm. En goed, dan is er van alles nog een tweede editie uitgebracht, alleen gebruikte de schrijver die vooral om eens toe te lichten wat zijn lezers de eerste keer fout hadden gezien.

Tegenwoordig zou Multatuli misschien éen van de duizenden mensen zijn die dagelijks een weblog vulde. Dat dan een paar honderd lezers zou trekken, omdat hij beter schreef dan gemiddeld.

Die paar honderd lezers hadden de Ideeën indertijd ook. Zijn overige werk kreeg meer succes. Maar door dat succes, en de reputatie die hij na zijn dood verwierf, steeg al zijn werk in aanzien.

Toch hoeft dat niet altijd terecht te zijn. Zoals in het geval van de Zevende bundel, met Ideeën. De Wouter-geschiedenis sleept zich gewoon voort, van de Zesde in de Zevende bundel. En dat lijkt me om meer dan éen reden jammer. Al is mijn grootste klacht dat Multatuli deze vertelling simpelweg niet in de hand heeft.

Het lijkt wel een soap, zo tergend lang worden gebeurtenissen uitgerekt. Waar hij heen wil met het verhaal, het is me een raadsel.

In Idee 1232 wordt bijvoorbeeld de verveling van Wouter beschreven op kantoor. En het vergt grote capaciteiten om verveling niet vervelend te beschrijven. Gelukkig daarom maar dat deze episode kort is.

Idee 1209 brengt dan nog wel éen van de bekendste gezegden waarmee Multatuli de Nederlandse taalschat verrijkte. Het gevleugelde woord van Gerrit:

– Je kunt me geloven, Pieterse, ik ben ’n oud man, en jy ’n jonk borssie, maar… wat ik je zeg: ’t is allemaal wind en ’n engelse notting!

Dit gegeven biedt dan de troost dat ik niet de enige ben die zo ver in de Ideeën is gekomen, ondanks de schraalte inmiddels van het gebodene.

Halverwege de Zevende bundel met Ideeën raakt Multatuli wel van het paadje af. Dan verliest hij ineens alle controle en beheersing, en komt alle frustratie over het gebrek aan erkenning er ongezouten uit.

Tegelijk is de lezer in deze tijden aanzienlijk erger gescheld gewend, dan wat Idee 1252 toont.

Helaas.

Vanaf dan bloedt alles dood; tot het abrupte eind aan toe. Het boek eindigt met een eindeloos uitgesponnen reis op een trekschuit naar Haarlem. Wouter Pieterse zou er alleen nooit meer aankomen.

Multatuli, Ideeën. Zevende bundel
336 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 1987, oorspronkelijk 1877 [1878]

Minnebrieven ~ Multatuli

Het minste dat na afloop over een boek te zeggen valt, is tot welk genre het behoort. Maar voor Mutatuli’s Minnebrieven geldt dit niet. Daarvoor bevat de tekst te veel verschillende elementen. Is het een pamflet, een brievencollectie, een roman?

Ik ben geneigd in de Minnebrieven niet zo zeer een vervolg te zien op de roman Max Havelaar, van twee jaar daarvoor, maar eerder als een prelude van de bundels met Ideeën. De schrijver zou daar ook in hetzelfde jaar mee beginnen, en had al even geproefd aan het door elkaar heen publiceren van verschillende soorten teksten.

Bovendien ligt daar het gegeven dat enkele van de Minnebrieven gericht zijn aan Fancy — een muze die Eduard Douwes Dekker graag zou leren kennen, al weet hij niet of ze bestaat — en datzelfde gegeven nogal eens terugkomt in de Wouter-geschiedenis, uit die Ideeën.

Maar ondanks dat ik die zeven bundels met Ideeën las, en nog over een zekere kennis beschik van Max Havelaar, kon ik weinig met dit boek aanvatten. Er stond eens een zin in, waarvan iedereen met enige scholing weet dat die van Multatuli is:

Publiek, ik veracht u met grote innigheid. [18]

scheiding

De roeping van de mens is mens te zijn. [46]

Daarom was het interessant om het essay te herlezen dat Adriaan Morriën in 1953 wijdde aan het boek. Want daaruit bleek dat hij al evenmin iets verhelderends wist op te merken.

Wel speelde er iets anders. Morriën kon grote delen van de inhoud nog bekend veronderstellen, bij zijn lezers. Hij ging er vanuit dat die allen bijvoorbeeld de lijst kenden uit dit boek met de gestolen buffels, uit 1856, van toen Max Havelaar assistent-resident was in Nederlandsch-Indië.

Ik zou tegenwoordig de inhoud van geen enkel boek nog bekend durven te veronderstellen. En al helemaal niet van een uitgave van tachtig jaar terug.

Multatuli, Minnebrieven
Met een nawoord van J.J. Oversteegen

187 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij 1984, oorspronkelijk 1861

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Slechte kritieken gaan nooit verloren, goede ook niet, sinds kort ~ Willem Frederik Hermans

In 1992 leverde het LiteRom-project zijn eerste mijlpaal op. Er werd een CD-ROM uitgebracht met 40.000 boekrecensies die eerder in de Nederlandse dagbladen verschenen waren, tussen 1900 en 1991. Konden alle Nederlandse bibliotheken meteen hun knipselverzamelingen weggooien.

Bij de presentatie daarvan sprak W.F. Hermans enige woorden, die werden opgenomen in dit pamflet. Alleen gingen die woorden niet over de CD-ROM. Hermans had ook geen computer waarop dat schijfje ingelezen kon worden. Bovendien was zelfs zijn titel aan de optimistische kant.

Digitalisering maakt informatie merkwaardig kwetsbaar; helemaal als vervolgens de originelen vernietigd zijn. Vrijwel geen van de CD-ROMs uit de jaren 90 in mijn bezit is nog bruikbaar. Zelfs al zijn de schijfjes nog leesbaar, ze zijn vaak alleen toegankelijk met inmiddels onvindbare passwords, of onbruikbaar op hedendaagse computersystemen. Of erger nog: laden wel in, maar tonen vervolgens hun schatten niet — waarna de inhoud gecomprimeerd blijkt te zijn via een inmiddels achterhaald eigen protocol, zodat er meer data op de CD paste.

Hermans sprak wel over de publicatie van de historisch-kritische uitgave van de Max Havelaar; waarvoor een mevrouw Kets-Vree jaren van haar leven had gegeven. Kets-Vree had namelijk verschillende edities van de Havelaar met elkaar vergeleken — iets dat we tegenwoordig computers laten doen. Maar volgens Hermans had ze dit met onvoldoende inzicht gedaan. Ook al omdat hij enkele jaren daarvoor een fotografische herdruk had laten uitgegeven van de laatste editie die Multatuli nog had gecorrigeerd. En Hermans’ conclusies en commentaren over dat boek waren door mevrouw Kets-Vree grotendeels genegeerd.

Tja.

Heel druk kan ik me niet maken over deze kwestie. Heel humoristisch was de nijdigheid ook niet waarmee W.F. Hermans zijn onvrede kenbaar maakte. Perfect zal het werk van mevrouw Kets-Vree niet zijn geweest; perfect waren evenmin de technieken die haar ten dienste stonden.

wordt vervolgd

Willem Frederik Hermans, Slechte kritieken gaan nooit verloren,
goede ook niet, sinds kort

57 pagina’s
De Bezige Bij, 1993