Bron waaruit ik gedronken heb ~ Anton Constandse

► door: A.IJ. van den Berg

Over mijn vele vooroordelen moest het toch ook nog gaan, in éen van de lessen uit tien jaar boeklog. Alleen al omdat ik meermaals betoogd heb dat de schrijvers van zakelijke teksten bij wijze van biografie eigenlijk een kort tekstje over hun voor- en afkeuren hoorden te geven; waaronder hun politieke kleur.

Niet altijd blijkt zulks namelijk direct uit hun tekst.

En andersom schijnen vooral economen te denken dat ze waardenvrije wetenschap bedrijven — terwijl ze doorgaans toch het ene politieke statement maken na het andere.

Alleen is het mij veel makkelijker om aan te geven wat er allemaal niet klopt, en waar ik dus tegen ben, dan om het programma te formuleren dat eventueel achter al mijn gedachten zou zitten. En daarom heb ik me voor nu even verdiept in de vrijdenker Anton Constandse [1899 — 1985]. Die was anarchist, maar veranderde in zijn leven een paar keer radicaal van ideeën; toen de oude niet houdbaar meer waren.

Eerst was de Spaanse burgeroorlog al een keerpunt. Omdat de nobele gedachte van het pacifisme toen niet zo bruikbaar meer was. Verder bleek onderlinge samenwerking nuttig, ondanks de eventuele politieke verschillen. Want Franco’s fascisten konden ook winnen door de verdeeldheid onder hun tegenstanders. En tegenover zo’n groot kwaad wilde Constandse zelfs voor even het idee wel opgeven dat er geen staat zou horen te zijn.

De bron waaruit ik gedronken heb pakte alleen uit als een wat te fragmentarisch boek. Constandse heeft nooit zin gehad om zijn memoires te schrijven; zelfs geen intellectuele autobiografie. Hem ging het altijd om zijn ideeën, niet om hemzelf. Dus moeten wij het doen met een postume verzameling incidenteel gepubliceerde herinneringen; die tezamen niet heel vaak een direct beeld gaven van waar de man voor stond. Daartoe had hij dan ook al minstens vijftig andere boeken uitgebracht.

Veel in deze uitgave gaat bijvoorbeeld over Constandse’s moeilijkheden voor de oorlog in Nederland. Toen de andersdenkenden het alleen al moeilijk hadden om het onderling eens te worden — zoals ook bleek uit Jacques de Kadt’s memoires — en het ene kleine linkse politieke partijtje opging in de andere, zonder ooit iets van grotere betekenis te produceren dan pamfletten en ander bedrukt papier.

De christelijke politieke partijen hadden indertijd hier de almacht, en handelden daar ook naar. Uit deze tijd stamt bijvoorbeeld de Wet tegen de Godsdienstlastering, van Donner, die altijd een bizarre letter in het strafrecht is gebleven.

Niettemin werd deze wet door de calvinisten tegen Constandse gebruikt, om hem veroordeeld te krijgen voor een naar hij dacht objectieve brochure over Willem de Zwijger — die nota bene uitkwam voor de Godslasteringswet van kracht was.

Dit boek van Constandse vulde overigens op dit vlak de autobiografie van Pieter Geyl heel aardig aan, en omgekeerd. Er rees gezamenlijk een goed beeld op over de politieke werkelijkheid van de crisisjaren. Ik mag dan het CDA een werkelijk schandalige partij vinden. Het machtsmisbruik van deze regenten stelt niets voor vergeleken met waar hun voorgangers mee weg kwamen.

Geyl en Constandse zaten ook beiden in Buchenwald, net als dat ze later gegijzeld werden in Sint Michielsgestel; als opinieleiders wier gedachten het Nederlandse volk niet mochten bereiken.

En na de oorlog werd Anton Constandse onder meer redacteur buitenland van het Algemeen Handelsblad — mede dankzij de contacten opgedaan als gijzelaar.

De bron waaruit ik gedronken heb opende sterk, met twee bladzijden waarin Constandse aangaf waarom hij in zijn leven van ideeën veranderde. Beter dan deze opening werd het boek verder nooit:

scheiding

Toch is, alles bij elkaar, mijn benaderingswijze van de problemen van onze samenleving dezelfde gebleven. Mijn uitgangspunt wordt gevormd door de strijd voor de persoonlijke vrijheid. Ik sta erg wantrouwend tegenover de collectiviteit. Elke collectiviteit voelt zich altijd bedreigd, en dat brengt een hele serie van agressie, angsten, collectieve machtsgevoelens, afschuivingen van verantwoordelijkheid met zich mee. Het enige tegenwicht tegen de meerderheid lijkt mij een zo groot mogelijke vrijheid voor de minderheid. [7-8]

Anton Constandse, De bron waaruit ik gedronken heb
Herinneringen van een vrijdenker
149 pagina’s
Meulenhoff, 1985

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden