Dubieuze zaken ~ H.F.M. Crombag ea

Het is een belangrijke categorie, de boeken die me helpen mijn leven te veranderen. Maar het aantal boeken met zo veel invloed blijft gering. Al was dit er toch zo éen. Deze bespreking zal daarom minder over de inhoud gaan, dan over wat die inhoud met me deed.

Midden jaren negentig verdiende ik bij als rechtbankverslaggever. En vrij plots lukte me dat werk niet meer. Dat kwam enerzijds omdat ik op stukloon werkte, en soms dagen vergeefs in de rechtbank moest doorbrengen zonder dat dit me bruikbare kopij opleverde. Maar ook had ik nogal wat elementaire vragen over wat zich daar voor mijn ogen afspeelde. Vragen die de advocaten en rechters waar ik mee babbelde nooit goed wisten te beantwoorden.

Dit boek deed dat wel, voor een deel. En ook door me af te vragen wat er allemaal niet in Dubieuze zaken staat, trok ik uiteindelijk mijn conclusies.

Een paar maal gebruiken de auteurs in dit boek het woord schandelijk, om aan te geven hoe zij denken over enkele basale missers in strafprocessen; die te vaak optreden om niet op systeemfouten te wijzen.

Ik herinner me nog indertijd gedacht te hebben: maar hun boek gaat nog over simpele, tamelijk eenduidige zaken; hoe vervelend misschien die ook uitpakken voor de betrokkenen. Maar als het op dit eenvoudige niveau in het strafrecht al mis gaat, wat betekent dat dan voor de behandeling van meer ingewikkelde zaken? Wat als er in de rechtszaal nu eens echt meer kennis nodig is dan de vraag welk artikel in het Wetboek van Strafrecht overtreden werd?

Het boek Dubieuze zaken laat volgens mij twee dingen zien. De eerste conclusie moet wel luiden dat alle juristerij hier een ‘closed shop’ is. Alleen open voor ingewijden, die het argot hebben leren spreken en de rituelen onderschrijven. En toevallig zijn de mores hier dat de meeste strafzaken afgehandeld worden door de onervaren jongmaatjes op de advocatenkantoren, vanwege niet lucratief genoeg.

De auteurs tonen feilloos aan welke beroepsblindheid door al dit kan optreden. Zelfs in die relatief eenvoudige strafzaken gaat het alle betrokken er meestal meer om of alles van de juiste juridische etiketten is voorzien, dan werkelijk om waarheidsvinding.

Dit geldt helemaal wanneer beroep wordt aangetekend tegen een uitspraak. Tot aan de hoogste rechtsprekende instantie aan toe gaat het er dan alleen om of eerder de juiste procedures zijn gevolgd. Nooit wordt dan het eerste proces overgedaan.

De tweede conclusie is voor mij dat er nauwelijks buitenstaanders zijn, die zo goed ingevoerd zijn dat ze met redenen omklede kritiek op het rechtssysteem kunnen uiten. De auteurs zijn wel zo ervaren. Gisteren beschreef ik hier hoe W.A. Wagenaar gemiddeld zo’n vijftig keer als getuige-deskundige in strafzaken rapport uitbrengt. Maar alleen al dat Wagenaar veertien jaar later een boek kan schrijven, met precies dezelfde klachten als in 1992, laat zien dat kritiek van buiten geen enkel effect heeft.

Ook al is die kritiek heel fundamenteel.

Want, dat blijft de grote kracht van Dubieuze zaken. In dit boek wordt doorgenomen hoe een strafproces verloopt, van het moment dat de politie een melding onderzoekt, tot er een uitspraak van een rechter ligt. En daarbij worden dan andere redeneersystemen, uit de psychologie of de logica, afgezet tegen de zo gebruikelijke juridische manier van denken.

Het is dan ook geen eenvoudig boek.

En steeds weer blijkt dat er wel veiligheidsvoorzieningen zijn ingebouwd in het systeem, maar dat die in de praktijk heel simpel genegeerd kunnen worden. Politiemensen spelen bijvoorbeeld nog regelmatig alvast zelf maar voor rechter, terwijl dat hun taak niet is. Wel verzamelen ze bewijs dat voor de schuld van een verdachte pleit, om dan na te laten ook ontkrachtende informatie te toetsen.

Zo’n zelfde verenging van de werkelijkheid vindt plaats als de officier van justitie het pleidooi voor de strafeis opzet.

En tenslotte weet de rechter al tijdens een zitting of een verdachte een strafblad heeft of niet. Iets dat in andere landen niet zo is, omdat daar geoordeeld wordt dat de rechtbank met die kennis niet meer neutraal over iemands onschuld kan oordelen. Daar speelt een strafblad pas mee in de strafmaat, als iemand schuldig wordt verklaard.

Zo is er meer. Veel meer.

Het mag haast een wonder heten dat er in een kleine 90% van de zaken zo weinig twijfel over schuld en schuldige is, dat daarin niets kan misgaan.

H.F.M. Crombag, P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar, Dubieuze zaken
De psychologie van het strafrechtelijk bewijs
500 pagina’s
Uitgeverij Olympus © 2005, oorspronkelijk 1992

Hoe een CIA-agent zijn geheugen hervond ~ Harald Merckelbach & Marco Jelicic

Er zijn momenten waarop wat iemands zich herinnert, of wat diens verbeeldingskracht produceert, bijzonder veel uitmaakt voor een leven.

Merckelbach & Jelicic keken onder meer naar wat er gebeurde in de rechtszaak tegen Ina Post. Dat is een bejaardenverzorgster die in 1987 veroordeeld werd op doodslag van éen van de ouderen die ze hielp. Maar die daarbij weleens onder een veel te zware druk de bekentenissen kan hebben gedaan, die tot de veroordeling leidden.

Ze heeft de persoonlijkheid om makkelijk in andermans verhalen mee te gaan, en het anderen naar de zin te maken, volgens de onderzoekers. En bij een urenlang verhoor levert dat vertekende uitkomsten op. Dus zeggen haar bekentenissen niet per se iets.

Pas recent heeft de rechterlijke macht in Nederland die fout eindelijk rechtgezet. Slechts ten koste van een grotendeels verwoest leven.

Tegelijk zijn er ook mensen die geheugenverlies, of andere mentale moeilijkheden, faken omdat ze daar beter van kunnen worden. Uitkeringen, verzekeringsgelden, of verblijfsvergunningen, kunnen heel goed afhangen van een valse verklaring.

Om nog maar te zwijgen over gerechtelijke vervolging, in zaken zoals die tegen een dictator Pinochet; een man die voorwendde niets meer te weten.

Hoe een CIA-agent zijn geheugen hervond is een rijk boek. De auteurs wisselen in dit boek case studies af met beschouwingen over wat bekend is over het autobiografische geheugen.

Merckelbach schreef alleen eerder wel de studie Hervonden herinneringen en andere misverstanden, samen met H.F.M. Crombag. En dus gaat ook dit boek van hem en Jelicic voor een deel daarover. Het is vanzelfsprekend nogal een pijnlijk gegeven dat heel wat rechtszaken over sexueel misbruik voortkwamen uit onbenul van bemoeizuchtige hulpverleners. Die koppelden te snel de klachten van hun vrouwelijke cliënten aan onverwerkte problemen uit het verleden. En zadelden deze zo op met valse herinneringen aan verkrachtingen door familieleden.

Opnieuw laat Merckelbach zien dat totale verdringing van onaangename herinneringen niet bestaat. Dat hebben mensen als de overlevenden van de concentratiekampen wel bewezen.

Enfin. Op het kaft van dit boek noemt misdaadverslaggever Peter de Vries het ‘verplichte literatuur’; en dat zal zijn omdat er nogal wat gerechtelijke dwalingen in het boek voorkomen. En ja, verplichte literatuur mag dit boek heten voor wie nooit over de besproken onderwerpen heeft nagedacht.

Voor mij leverde het een wat wisselende leeservaring op. Zo kende ik Hervonden herinneringen en andere misverstanden al, en nog vele andere boeken over het geheugen, of over problemen in de rechtspraak. Ik las vooral nieuws als het ging om wat er te testen is over iemands manier van functioneren, en hoe dit dan gebeurt.

Vraag ik me daarbij wel af in hoeverre ze alle informatie hebben gegeven over die testen; en of dit niet ook een soort handboek voor simulanten is geworden.

Harald Merckelbach & Marco Jelicic
Hoe een CIA-agent zijn geheugen hervond
En andere waargebeurde verhalen

375 pagina’s
Olympus, 2005, 2007

In tegendeel ~ Hans Crombag

De bundel Integendeel van de rechtspsycholoog Crombag levert mij hier een probleem op dat recensenten voor andere media niet gauw zullen hebben. Want eigenlijk is de kern van de kritische ideeën uit het boek al uitgebreid behandeld op deze website. Zij het in boeklogjes over andere uitgaven, van andere schrijvers ook.

En waar het geen enkel probleem is om een uitgave te lezen waarvan de ideeën mij aanstaan — ook dit was weer een helder boek — kost het me merkwaardig veel moeite nog eens de inzichten te herhalen die ik al eens beschreef. Het hele boeklog-dossier recht & krom behandelt beter waar dit boek over gaat dan ik hier in kort bestek over kan doen.

Aardigste aanvulling op dat lopende dossier is dan waarschijnlijk wat Crombag aankaartte over hoe rechters vonnissen schrijven.

Want, aan veel vonnissen in strafzaken valt op dat er zo slecht in wordt uitgelegd hoe rechters tot de overtuiging zijn gekomen dat iets wettelijk of overtuigend bewezen is. Of juist niet. En daardoor blijft te vaak onduidelijk wat precies in het bewijs de doorslag gaf tot het oordeel.

Maar Crombag en zijn collega’s worden nog al eens als deskundige ingezet tijdens de rechtsgang om bewijs te wegen. Standaardkritiek van hen daarbij is bijvoorbeeld dat juristen slechts juridisch geschoold zijn, niet wetenschappelijk kunnen denken, en mede daardoor geen slechte getuige-deskundige van een goede kunnen onderscheiden.

Dus is achteraf lang altijd niet te bepalen of de rechter een goed of een slecht advies van een deskundige gevolgd heeft.

Crombag denkt mede daarom dat rechtspraak weleens vooral kan draaien om zoiets onbestemds het gevoel dat een rechter heeft over een zaak. Ook al omdat psychologisch onderzoek leert dat gevoel vaak vooraf gaat aan oordeel.

Bovendien vermoedt hij dat rechters gewoon niet willen dat anderen zien hoe zij hun beslissingen motiveren. Sterker nog, dat een vraag om een duidelijker motivatie van vonnissen eigenlijk een uiting is van een gebrek aan vertrouwen in de rechtstaat.

En dan schrijft Crombag er niet over, maar dan moet ik vooral denken denken aan die oude discussie uit de wereld van de artificiële intelligentie. Omdat nog altijd een omstreden vraag is of software beter recht zou spreken dan een menselijke rechter.

Terwijl nadenken over zo’n vraag alleen al nut heeft omdat dan ineens gewogen moet worden wat bijvoorbeeld allemaal speelt bij de bewijsvoering. Om een software-rechter te programmeren werk je namelijk niet anders dan bij het maken van een schaakspel voor de computer. Het is nodig om een puntenverdeling toe te kennen aan zaken, op basis waarvan dan de beste beslissing kan worden berekend. De ene getuigenis is alleen iets waard als aan deze en deze voorwaarde werd voldoen. Direct bewijs van deze aard gaat boven een hele reeks aan aanvullend bewijs van die aard.

Sterker nog, net als bij schaakprogramma’s zou ook een software-rechter van een database gebruik moeten maken, met daarin alle soorten aan bewijs dat al eens in een rechtszaak gebruikt is. Vergelijkbare zaken zouden dan vergelijkbare veroordelingen moeten opleveren.

Wat Crombag en de anderen doen in hun kritiek op de mores van rechters is niet anders dan wat speelde tijdens de discussie over software als rechter. Er zijn wetenschappelijke methoden denkbaar om veel van wat speelt in een strafzaak door te meten, en dus delen van het strafrecht verregaand te objectiveren.

Ondertussen menen juristen nog steeds dat het volstaat om een rechter een toga aan te trekken, en net te doen alsof hij daardoor een objectieve instantie wordt; en dus geen feilbaar mens meer is.

Hans Crombag, Integendeel
Over psychologie en recht

266 pagina’s
Contact, 2010

Leven zonder God ~ Harm Visser

De meeste van de mannen in deze interviewbundel schrijven zelf. De grote vraag voor mij was daarom: bieden de gesprekken nog iets extra’s? Zijn deze schrijvers al pratend tegen een ander niet heel veel minder dan in alleenspraak met het papier?

Dat viel erg mee. Visser kreeg er als interviewer genoeg uit.

Natuurlijk kan dit soms ook wel. In dialoog worden mensen soms gedwongen zich duidelijker uit te spreken dan ze uit zichzelf op papier hadden gedaan.

Een voordeel was verder dat er een duidelijk gespreksthema is. De religie. Want ook al heet dit boek Leven zonder God, het gaat natuurlijk toch over religie; hoe zeer de geïnterviewden dat geloven een dwaalweg mogen vinden.

Volgens Visser vertolken ze daarmee een minderheidsstandpunt. Dat wel zijn grote sympathie heeft.

Vraag ik me toch af voor wie dit boek bedoeld is. Goed, het is geen voorwaarde om te geloven om voor eigen parochie te kunnen preken. Het zijn wel boeiende gesprekken. Merkwaardig genoeg, vooral boeiend als ze niet rechtstreeks over religie gaan. Deze uitspraak van Matthijs van Boxsel bijvoorbeeld zette me even tot nadenken aan:

Veranderingen voltrekken zich bovendien traag, wat te maken zal hebben met het feit dat ieder mens van nature geneigd is zich tegen veranderingen te verzetten. Zo heeft onderzoek uitgewezen dat er een positieve correlatie bestaat tussen intelligentie, gemeten via de standaard IQ-test, en het vermogen een standpunt te verdedigen. Tussen intelligentie en het vermogen alternatieven onder ogen te zien, bestaat daarentegen een negatieve correlatie. Alsof we een ingebouwd filter hebben tegen overdonderende nieuwsgierigheid. Daardoor zoeken we bij voorkeur naar bevestigingen van een hypothese. [171]

Harm Visser, Leven zonder God
Elf interviews over ongeloof

192 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 2003