24 uur ~ Rudie Kagie

Het bestaat dus toch, een Nederlandse auteur die een documentaire op papier maakt. Kagie combineert in dit boek reportage met sociaal-economische geschiedenis en trendwatching. Dat maakt dit boek heel levendig.

Maar, vergeleken met mijn grote voorbeeld John McPhee, blijft Kagie aan de oppervlakkige kant in zijn beschrijvingen. Dit komt waarschijnlijk omdat hij zo veel onderwerpen achter elkaar wil behandelen.

En, voor een boek over de vrijetijdsindustrie, of de verpretparking van het openbare leven, doet hij soms merkwaardige keuzes. Zo krijgt het fileprobleem nogal wat pagina’s aandacht, terwijl daarvoor enkel een zijdelingse reden is. Weliswaar schijnt de helft van alle kilometers die in de auto worden afgelegd naar een recreatieve bestemming te leiden, ik neem toch aan dat mensen die daartoe in staat zijn de files zullen vermijden.

In contrast daarmee staat dan weer de geringe aandacht voor het vermaak thuis, zoals lezen, televisiekijken of computergebruik.

De bedrijfstak die met zijn relaxhuizen adverteert, komt ook al niet aan bod. Terwijl er tegenwoordig toch een trend zichtbaar is dat vrije tijd met inspanning gevuld moet worden.

Maar, dit neemt niet weg dat veel van wat er wel in staat een duidelijke context heeft gekregen, waardoor de beschreven ontwikkelingen ook goed begrijpelijk worden. Of het er nu om gaat waarom Amerikaanse opgezette shopping malls hier meestal mislukken, of waarom elk café éen bepaald publiek trekt, het staat er allemaal in.

Dit boek is vooral aardig om de vele feitjes die er door het lopende verhaal gestrooid worden, wat mij betreft. Om er éen te noemen: dat overheden hier pas laat in de jaren tachtig beseften dat toerisme niet alleen een zaak van de markt was, maar dat het ook in macro-economische zin loonde om promotie voor een stad of een regio te maken.

Rudie Kagie, 24 uur
Hoe Nederland de vrije tijd ontdekt

367 pagina’s
Uitgeverij Mets & Schilt, 2002


Boudewijn Büch ~ Rudie Kagie

Vrij snel al na de dood van Boudewijn Büch verschenen er verschillende nogal onthullende boeken over hem. Daarin werd steevast aangetoond wat voor pathologische leugenaar hij was geweest. Harry Prick bleef overigens nog opvallend hoffelijk over alle bedrog, in zijn biografie die las ik in september 2006. Dit boek van Vrij Nederland-redacteur Rudie Kagie leek me veel onbarmhartiger, en zo pakte het ook uit.

Toch overheerste vooral verbazing bij me. Niet zo zeer over de leugens die Büch stelselmatig verspreidde, door zijn hele leven heen. De grootte daarvan was me inmiddels ook wel bekend. Nee, het bevreemdde me vooral dat er nooit tijdens zijn leven iemand is geweest die hem eens openlijk aan de kaak stelde.

Boudewijn Büch was ook een zeer charmante man, Kagie herhaalt het telkenmale in dit boek. Maar enfin, alle goede oplichters zijn ook uiterst voorkomend.

Het belangrijkste verschil tussen het boek van Prick en dit, is het aantal mensen dat sprekend wordt opgevoerd, en de persoonlijke betrokkenheid van de auteurs. Harry Prick keek vooral terug op zijn eigen contacten met Büch, zelfs al waren die al in 1981 verbroken. Kagie daarentegen onderzoekt nogal wat geruchten, en weet daardoor ook veel te ontsluieren. Hij lijkt vooral op de mooie verhalen uit te zijn.

Prick sprak zich er bijvoorbeeld niet over uit of “De kleine blinde dood” echt bestaan had, als zoontje van Büch. Kagie voert de jongen sprekend op, met een foto erbij. Want dood is hij niet, en het kind van Büch al evenmin. Alleen dat blonde haar, dat klopt dan nog net wel.

Verder interviewt Kagie nogal wat mensen die ooit met Boudewijn Büch bevriend is geweest, maar gebrouilleerd raakten. Zijn leugens werden dus wel degelijk doorzien.

Het interessantst nog vond ik de gesprekken met de mensen die met hem gewerkt hadden, voor zijn TV-programma’s. Al koppelt Kagie aan die gesprekken ook de nogal pijnlijke conclusie dat het met de kwaliteit van die uitzendingen steeds minder werd.

En hoewel in dit boek tal van pijnlijke details geopenbaard worden over het slepende faillissement van Büch en andere financiële narigheid, blijft éen vraag toch onbeantwoord. Hoe kwam hij zo vlak na dat bankroet aan het geld om dat enorme grachtenpand van hem aan te schaffen?

Rudie Kagie, Boudewijn Büch
Verslag van een mystificatie

239 pagina’s
Prometheus, 2004

Eerste neger ~ Rudie Kagie

Rembrandt maakte al een schilderij waarop twee donkere mannen stonden die duidelijk niet uit Nederland kwamen. Maar voor de jaren ’70, toen de massa-emigratie uit Suriname op gang kwam, was een zwarte huidskleur zeldzaam hier.

De auteur van het boek kon zich nog herinneren wie de eerste neger was die zag; en daarmee wat dit deed. Ik nu juist niet, vanwege allerhande klasgenootjes die er altijd al waren.

Vrij Nederland-journalist Rudie Kagie tekende verhalen op van mannen die meestal voor de oorlog in Nederland belandden — al maakte hij ook een portret van de prostituee Zwarte Lola.

Het nadeel van die aanpak is dat de verhalen telkens overlappen. Veel manieren waren er niet om van Suriname of de Antillen naar Nederland te komen. Interessant is dan nog wel dat zo velen dit als verstekeling probeerden. En dat ze zich gauw lieten ontdekken, een eind op zee, opdat de kapitein ze maar zou gedogen; en aan het werk zou zetten als tijdelijk bemanningslid. Er stond nu eenmaal een boete op de aanwezigheid van blinde passagiers.

En eenmaal in Nederland viel de ontvangst niet tegen. Iedereen met een greintje muzikaal talent vond makkelijk werk in de in orkestjes en bandjes, in die dagen dat muziek in restaurants en uitgaansgelegenheden nog niet uit doosjes kwam.

Discriminatie was doorgaans iets van heel veel later.

Kagie schreef het voorwoord bij deze tweede versie van De eerste neger in 2006, op de dag dat het woord ‘Negerzoen’ van de verpakkingen verdween. Een grootbakker reageerde zo op de internationale trend dat het woord ‘neger’ bij velen negatieve connotaties had gekregen.

En Kagie tipt dit soort zaken nog net aan in dit boek, maar doet dit niet systematisch, laat staan uitputtend. Want, over een tijd zal neger wel weer een geuzennaam zijn. Dit alleen al maakt het makkelijker om kleurenblind te zijn.

Doordat er de geur van toeval aan het boek kleeft, blijft het allemaal wat journalistiek, en repetitief.

Rudie Kagie, De eerste neger
283 pagina’s
Mets en Schilt, 2006

Privacy ~ Rudie Kagie

Is privacy het belangrijkste politieke onderwerp van de laatste decennia? Voor mij althans? Zoals weleens eerder gemeld, éen van de allereerste stukken die ik ooit verkocht, als studentje journalistiek, ging al over databestanden en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer…

Ik wil gewoon met rust gelaten worden. Maar afgezien daarvan denk ik nu dat privacykwesties mijn belangstelling houden omdat daarin zo duidelijk zichtbaar wordt waarmee het openbaar bestuur worstelt; en dus wat de wezenlijke vragen zijn van dit moment.

Enerzijds is er die geweldige ontwikkeling van technologie, waar vrijwel geen politicus iets van begrijpt. Daardoor zijn zo maar tal van besluiten genomen die de Rechtstaat behoorlijk ondermijnen. Elementaire mensenrechten, zoals dat de overheid niet iedereen als verdachte mag beschouwen, zijn zonder enige discussie afgeschaft.

Wat daarbij vooral opvalt, is hoe vaak zulke maatregelen telkens verkocht zijn met de propaganda dat zo onze veiligheid verbeterd werd. Of anders wel met de leugen dat zo die smerige kindermisbruikers een lesje kan worden geleerd.

U betaalt uw internetprovider daarom nu zelfs om voor de overheid in databases vast te leggen dat u boeklog bezocht heeft, op het tijdstip dat u deze woorden leest.

Daarnaast worstelt diezelfde overheid toch al een tijd met de vraag wat haar taken precies moeten zijn. En in plaats dat die onzekerheid tot terughoudend leidt, treedt juist het omgekeerde op. Nederland kampt met een nogal gulzig bestuur; wat zich dan weer slecht verenigt met het gegeven dat met informatie- communicatietechnologie (ICT) vrijwel ongemerkt zo veel over ons gedrag is vast te leggen.

Dus is het zeer te prijzen dat Vrij Nederland-journalist Rudie Kagie een toegankelijk boek over privacy geschreven heeft. En hoewel ik dit boek eenieder kan aanbevelen als inleiding in het onderwerp, viel het mij tegen. Zo stond me er te weinig nieuws in.

Misschien komt dat omdat het boek geen monografie is geworden, maar veeleer een wat diffuus geheel; waarvan te vermoeden valt dat er nogal wat eerder gepubliceerd werk in gerecycled werd.

Nu blijft Kagie een goede journalist, dus heb ik weinig aan te merken op de duidelijk journalistiek georiënteerde gedeelten van dit boek. Maar, wie vertellen wil over wat het betekent als een ander je identiteit steelt, hoeft ook enkel het treurige lot te beschrijven van Ron Kowsoleea. Hem overkwam iets dat zo makkelijk eenieder kan gebeuren. Er was een verslaafde klasgenoot, van vroeger, die zich zijn identiteit aanmat, en vervolgens lukt het Kowsoleea telkens maar niet om zijn geschonden naam uit overheidsdatabases te krijgen. Dus is zijn leven verwoest.

Kagie is ook goed in het beschrijven van welke technologie er allemaal bijkomt die iets moet met onze gegevens. Is er het elektronische patiëntendossier niet, danwel de OV-Chipkaart — waarvan de exploitant uw reisbewegingen voor een jaar of zeven bewaart — het elektronisch kinddossier, of noem de goedbedoelde maatregel maar op, die in de eerste plaats de efficiëntie moet verbeteren, maar telkens zo makkelijk ontspoort door iets dat in goed-Nederlands ‘function creep’ heet.

Toch ontbrak een kern in dit boek. Wezenlijk constateringen genoeg, daarvoor komen er ook voldoende experts aan het woord, maar hun wijze woorden kwamen te vaak terloops voorbij.

En zonder bedding stroomt alles zo makkelijk onopgemerkt langs.

scheiding

Wat betreft privacy is zijn vertrouwen in het bedrijfsleven groter dan zijn geloof in de nobele bedoelingen van de overheid. Een firma die negatief in het nieuws komt, raakt klanten kwijt. ‘Maar de overheid heeft geen concurrenten. Ze kan zich soms een arrogante houding permitteren die helaas gesteund wordt in de politiek,’ vindt Holvast. ‘De overheid moet worden gewantrouwd, omdat zij de burger wantrouwend bejegent. Ze doet of iedere burger een fraudeur, crimineel of terrorist is.'[28]

* zie ook mijn dossier privacy, op eamelje.net

Rudie Kagie, Privacy
Hoe Nederland verandert in een controlestaat

254 pagina’s
Uitgeverij Contact, 2010