Andere Boudewijn Büch ~ Harry G.M. Prick

► door: A.IJ. van den Berg

Door een merkwaardig toeval lees ik binnen een week twee boeken over ziekelijke leugenaars. De eerste was een roman; het debuut van Merel Roze. En wat de hoofdpersoon uit haar boek ondervond, valt in brutaliteit nogal weg tegen wat Boudewijn Büch bij elkaar wist te verzinnen. Tegelijkertijd worden door het profiel dat Prick van Büch geeft in dit tweede boek, de beschrijvingen in Roze’s roman met terugwerkende kracht wel heel realistisch.

Merkwaardig hoe zoiets werkt in mijn waardering, toch.

Harry G.M. Prick is nog maar net overleden. En in de woorden die ter herdenking aan hem zijn gewijd, werd dit boek nogal geprezen. Alleen al omdat het toont wat voor beschaafde man hij was. Prick wachtte met zijn onthullingen totdat Büch dood ging, ook al bleek de vriendschap tussen beide mannen al in 1981 te zijn opgehouden.

Die waarderende woorden waren voor mij reden om dit boek te lezen. Meer niet. Want, hoewel ik Büch ergens nog wel kon waarderen als mediafenomeen, vond ik hem maar een matig schrijver. Een hedendaagse Nederlandse auteur van meerdere titels moet wel heel matig schrijven, wil ik er niets van in huis hebben. De kasten hier puilen uit.

Büch lukte dat moeiteloos.

Meegespeeld heeft zeker dat ik hem te vaak een nogal irritante poseur vond. Een zwelger. Het is éen ding om jaren lang enthousiast over Goethe te zijn in de media, het blijft merkwaardig er al die tijd niet te slagen mij te verduidelijken waarom dan toch. Bijvoorbeeld.

Maar tot welk een perfecte pose Büch in staat was, blijkt me eigenlijk nu pas uit dit boek. Al waren er meteen na diens dood meteen al tal van onthullingen. Zo is er de kwestie of Büch nu al dan niet een kind heeft gehad. En als dat jongetje er was geweest, of het ook echt dood was gegaan, zoals beschreven werd in het boek De kleine blonde dood.

Prick geeft het definitieve antwoord niet op die vraag. Wel meldt hij Büch veel geld te hebben gegeven, toen die een rekening niet kon betalen voor het uitstrooien van de as, na de crematie van dat kind.

Zeker is dat die crematie nooit heeft plaatsgevonden.

En zo zijn er veel meer schrijnende momenten in hun vriendschap. Zoals het moment dat Büch vrienden en bewonderaars ertoe verleidt een fonds op te zetten dat hem van geld voorziet. Om in zijn levensonderheid te voorzien heet het dan, maar ondertussen wordt nog altijd het ene dure boek na het andere zijn huis binnengedragen.

Maar, Prick blijft Büch bij eindjebesluit toch sympathiek vinden; al was het maar om zijn liefde voor literatuur. Gerrit Komrij oordeelde een paar jaar terug veel resoluter. In diens boek Demonen wordt vrij hard afgerekend met Büch, omdat die er volgens Komrij te zeer op vertrouwde dat de meeste mensen te dom zijn om bedrog op te merken.

Prick beknorde Komrij wat om dit harde oordeel. En juist daarom toont hij mij steeds welk een goed man hij was.

Alleen, dat maniëristische schrijven van hem, of de vloed aan dorre details waarmee Prick zijn zinnen ook nog vulde. Dat proza wilde bij het lezen maar niet wennen.

zie ook: Rudie Kagie, Boudewijn Büch

Harry G.M. Prick, Een andere Boudewijn Büch
Terugblik op een vriendschap
352 pagina’s
Uitgeverij Aspekt © 2005


[x]