Heldere hemel ~ Tom Lanoye

Vlaanderen doet dit jaar ook mee, dus telt het Boekenweekgeschenk 2012 een nog hogere oplage dan normaal. Een klein miljoen van deze boekjes zal dezer dagen worden uitgedeeld.

Ongetwijfeld wordt Heldere hemel daarmee in verhouding het minst gelezen boek aller tijden. In een vrije democratie.

En heel veel missen de mensen ook niet die deze uitgave achteloos terzijde leggen. Ooit, lang geleden, vond ik Tom Lanoye een veelbelovend jong auteur; mede om wat hij allemaal durfde. Inmiddels is hij gearriveerd, en heb ik ook heel veel niet van hem gelezen. En dan is er meteen op de eerste pagina’s de constatering dat Lanoye tegenwoordig ontiegelijk veel woorden nodig heeft om iets te zeggen.

De schrijver is een uitlegger geworden. Mijn minst geliefde type auteur, sinds ik zelf kan lezen. Omdat ik nu eenmaal verrast wens te worden door een boek. Omdat ik mee wens te denken met het verhaal of de verhaallijnen; simpelweg omdat daarmee mijn betrokkenheid vergroot wordt.

Deze korte roman speelt zich af tot vlak voor een ooit echt gebeurd vliegtuigongeluk. In juli 1989 stortte een onbemande Russische MiG neer op een huis in Kooigem, na een vlucht van 1000 kilometer op de automatische piloot. Daarbij kwam een jongen in dat huis om.

Lanoye koos er daarbij voor om twee geschiedenissen te verzinnen. Dat huis en liefst ook een jongen daarin moesten een lading krijgen, waardoor de vernietiging van beide als een klap zou aankomen.

Bovendien kwam de vlucht van dat vliegtuig in 1989 enkele maanden voor in Berlijn de Muur zou vallen. Er was grote onrust in de Oostblok-landen; wat in het Westen met zorg werd geobserveerd. Regimes in nood kunnen namelijk zo maar krankzinnige beslissingen nemen. Desnoods door dan maar hun grootste vijand aan te vallen.

Geen van deze twee verhaallijnen werd ook maar een tel geloofwaardig uitgewerkt. Wat absoluut kwam door een totaal gebrek aan suggestie.

Nu is de Boekenweek allereerst bedoeld om volk in de winkels te krijgen. Dat daar anders niet komt. Dus is het Geschenk allereerst bedoeld voor mensen die anders nooit lezen. Moest ik eindelijk maar eens willen begrijpen.

Alleen staat die gedachte me niet aan.

Tom Lanoye, Heldere hemel
95 pagina’s
Stichting CPNB, 2012

Kunst van het schrijven ~ Kees ’t Hart

Is het interessant om kennis te nemen van de opvattingen die Kees ’t Hart heeft over schrijven? Ik bedoel, als ik zijn romans moet samenvatten, dan is dat toch met de woorden dat in die boeken zo veel minder gebeurt dan mij lief is. De belofte vooraf blijft altijd groter dan wordt waargemaakt.

Hij heeft me daarmee al getoond dat zijn opvattingen over literatuur niet noodzakelijk de mijne zijn.

Maar ’t Hart stelt in dit boek wel dé vraag waar ik op boeklog ook telkens op terugkom. Wat maakt sommige romans tot meesterwerken, en andere juist niet?

Voor De kunst van het schrijven praatte ’t Hart met zes ervaren Nederlandse auteurs over de totstandkoming van éen van hun romans. Om na dit interview telkens een fragment uit zo’n boek te citeren, en dat in detail te bespreken. Deze exercities worden voorafgaan, en achteraf nog eens samengevat, in essays over het schrijven als ambacht.

’t Hart sprak met Hella Haasse, A.F.Th. van der Heijden, Tom Lanoye, Margriet de Moor, Thomas Rosenboom, en K. Schippers. Van de besproken boeken had ik er twee gelezen. Van der Heijden’s Advocaat van de hanen, en Lanoye’s Kartonnen dozen. K. Schippers’ Waar was je nou ligt dan weer al jaren op de stapel nog te lezen boeken. En opvallend was dat bij deze laatste twee titels het gesprek van ’t Hart iets aan deze boeken toevoegde.

Bij Lanoye, omdat ik me niet eerder gerealiseerd had hoe zwaar zijn achtergrond als toneelschrijver meeweegt in de romans.

Bij Schippers, omdat zijn boeken voor mij zo vaak als luchtbellen zijn; even heel bewonderenswaardig, en prachtig, maar dan hup weg, zonder ook maar iets benoembaars bij me na te laten.

Het gesprek met Rosenboom overtuigde me haast toch eens iets meer van hem te lezen. Maar hij schrijft nu eenmaal telkens historische romans; en ik ben te zeer historicus om het verleden zo misbruikt te willen zien.

Haasse liet me onverschillig. Haar werk zal kwaliteiten hebben, maar heeft nooit iets in me weten te roeren. En de gesprekken met Margriet de Moor, en A.F.Th. van der Heijden fascineerden me op een geheel verkeerde manier. Kees ’t Hart slaagde er daarbij haast in om deze auteurs voor altijd taboe te verklaren voor mij. Al was daar bij De Moor misschien slechts éen beginzin voor nodig. Haar roman De kegelwerper opent met de woorden:

Charles Pluut, een achterbaks sujet dat ooit een meisje heel dicht naar zich toe had gehaald om haar daarna als een hobby weer af te schaffen, arriveerde tegen zessen bij het pension. [138]

Die zin bestaat uit zo een machteloos macramé van taal, naar mijn idee, dat ik meteen al niet meer in dat schrijverschap geloof.

Bij Van der Heijden speelde een langzamerhand gegroeid vooroordeel mee. Zijn boeken bevatten me gewoon te veel ruis — terwijl critici telkens zijn stilistische vermogens blijven roemen. Nu kan ik net zo van een goedgeformuleerde zin in een roman genieten als iedereen. Alleen moet zo’n zin dan wel het boek ten dienste staan. En bij Van der Heijden heb ik inmiddels het idee dat die zo prominent aanwezige ruis slechts dient om zijn schrijverij meer te laten lijken dan die kan waarmaken.

Is er tenslotte uit dit boek niet een eenduidige conclusie te trekken over waarom ’t Hart’s eigen romans me zo weinig doen. Wel heb ik geleerd dat hij anders naar teksten kijkt als ik doe. En zulks is alleen maar informatief.

Kees ’t Hart, De kunst van het schrijven
215 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 2007

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Tekst en uitleg | Woorden met vleugels ~ Tom Lanoye

Twee boeken ineen, biedt deze Lanoye. Allebeide met een eigen voorkant, zodat de inhoud elkaar ergens halverwege het boek ontmoet, en het lijkt of het vervolg op de kop staat.

Van die twee bevielen de verzamelde columns me beter dan de verzamelde redevoeringen. Maar dat is niet vreemd. Alle toespraken, van wie dan ook, lijken op elkaar. Er nog van afgezien dat iemand gevraagd moet worden om een rede af te komen steken — en het iets ijdels heeft om zowel de uitnodiging als de gedeclameerde tekst nog eens te memoreren.

Nederland en België zijn gescheiden door een gemeenschappelijke taal. Dat maakt Vlaanderen een ver en vreemd land. Toch is me niet helemaal ontgaan wat Lanoye de laatste jaren heeft gepubliceerd — het mag zelfs opvallend heten dat hij niet eerder op boeklog langskwam — alleen waren het zijn romans die ik las, en de toneelstukken die ik zag. Lanoye’s woede over alle corruptie en vunzigheid in zijn land werd daarin gestileerd. Kunst komt nu éen keer met de dwang tot vorm. Zijn boosheid had ik daarom dus nog niet eerder zo puur en onomsluierd gevoeld, als in een aantal columns nu.

Dus maakte het op zich niet uit dat die betrekking hadden op actuele ontwikkelingen in de periode 1996 – 2000.

Opvallend was daarbij wel weer dat Lanoye, bijvoorbeeld in zijn afkeer van het Vlaams Blok, alle voorbeelden al lijkt te hebben bedacht die Nederlandse columnisten pas jaren later gingen gebruiken om hun afkeer te verwoorden.

Alleen is er hier een schrijnend gebrek aan zwarte humor, of beter aan humor überhaupt. Lanoye toonde in deze boeken weer eens fijntjes aan dat vrijwel alle Nederlandse columnisten daarmee een uiterst effectief wapen missen in hun arsenaal.

Tom Lanoye, Tekst en uitleg
Columns

115 pagina’s
Tom Lanoye, Woorden met vleugels
Toespraken

91 pagina’s
Prometheus, 2001