dit is het dossier:

Ton Lemaire

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Leeuwerik ~ Ton Lemaire

Eén van de boeken op het lijstje met alles wat ik nodig moet herlezen, is van Ton Lemaire. Dit heet Over de waarde van kulturen; een inleiding in de kultuurfilosofie. En waarschijnlijk omdat er ooit tentamen over moest worden afgelegd, ben ik er alles van vergeten.

Van wat Lemaire uitbracht sinds dat magnum opus uit 1976 is me evenmin veel bijgebleven. Ik herinner me vaag zaken als paddestoelen, indianen, en iets over wandelen. Teksten die misschien natuurkennis brachten, maar waar ook telkens een zweem van magisch denken om leek te hangen. Al is dit een strikt subjectieve en waarschijnlijk vertekende herinnering.

Dus werd het boek De leeuwerik eens bekeken. Een uitgave die vervolgens meer een voorstudie bleek te zijn dan een losstaande titel. Lemaire zou enkele jaren later Op vleugels van de ziel; vogels in voorstelling en verbeelding uitgeven. En dit hele boek is daarin opgenomen.

De veldleeuwerik is een aardig vogeltje, zo leert Lemaire dan. Het zingt heel fraai, en doet dit bovendien op spectaculaire wijze. In de vlucht. Terwijl het beestje zich verticaal omhoog of omlaag beweegt.

Door die zang is het vogeltje in talrijke gedichten vereeuwigd; onder meer omdat het diertje zo leuk als metafoor kon dienen om de schoonheid van de ochtendstond te benadrukken. En Lemaire citeert vervolgens nogal wat van deze gedichten. Waaruit dan blijkt dat vooral de Britten altijd nogal gecharmeerd zijn geweest van de lark, of skylark.

In Frankrijk was leeuwerikenpastei lang een gewaardeerde lekkernij, schrijft Lemaire ook nog ergens terloops. Waarbij ik een recept wel had gewaardeerd. Want, hoeveel van die prutsvogeltjes moesten er in een pastei, en wat werd er gebruikt aan vulling om body aan het maal mee te geven?

Maar Lemaire vond het interessanter om gedichten te blijven citeren.

Ton Lemaire, De leeuwerik
Cultuurgeschiedenis van een lyrische vogel

123 pagina’s
Ambo, 2004

Val van Prometheus ~ Ton Lemaire

Voor wie zou een cultuurkritiek als De val van Prometheus bedoeld zijn?

Van de mensen die dikke boeken als deze op durven te pakken, kan je toch verwachten dat ze zelf toch ook al eens hebben nagedacht over de wereld om hen heen. En daaruit dan zo al hun conclusies hebben getrokken.

Ton Lemaire is een antropoloog schuine streep filosoof. En bijvoorbeeld dus geen politicus. Terwijl dit boek inhoudelijk bijvoorbeeld veel te goed te vergelijken is met het potsierlijke Geluk! van het toenmalige Groen-Links boegbeeld Femke Halsema. Wat overigens ook aan het genre zal liggen.

Kenmerk van alle cultuurkritieken is per definitie de boodschap: zoals het nu gaat, zo kan het niet langer.

Maar van een antropoloog schuine streep filosoof verlang ik vervolgens nogal wat meer dan van een politicus; voor wie woorden nooit wat betekenen.

Over Geluk! schreef ik dat het leed aan een slaapverwekkende voorspelbaarheid. Mijn oordeel over De val van Prometheus luidt niet anders. Dus denk ik dat Ton Lemaire mikte op de eeuwigheid, en hoopt dat over een eeuw of twee de Ton Lemaire van die tijd terugkijkt op die merkwaardige periode in de geschiedenis dat alle fossiele brandstoffen opgejubeld werden. Met de vraag daarbij vanzelfsprekend: was er dan echt niemand die daar bezwaar tegen aantekende?

Lemaire bepleit een soberder leefstijl, van iedereen, omdat een beetje matiging best kan mits intelligent toegepast. Want de vooruitgang komt met te veel excessen en vervelende bijverschijnselen. Bovendien gaat de leefbaarheid op aarde eraan kapot.

Ben ik het verdomme geheel eens met de auteur, en dan vind ik De val van Prometheus nog een merkwaardig slecht boek. Omdat Lemaire’s domweg te zeer tekortschiet in de analyse. Hij beschrijft enkel, en de enige kleur in dit boek komt uit die beschrijvingen.

En waar ik normaal zo’n gebrek aan pretentie zou toejuichen — enkel beschrijven van wat er speelt, is al moeilijk genoeg — was ook mij al opgevallen wat Ton Lemaire signaleert. Net als dat alle genoemde verschijnselen zullen zijn opgevallen aan elke lezer met enig werkelijkheidsbesef. Voor het boek wreekt het zich dan dat de auteur vooral filosofen lijkt aan te halen, en te zelden historici, of sociologen. Of desnoods economen.

De tekst ontbeert alle eigenzin, of unieke persoonlijke waarnemingen.

Het boek is steriel, want in de studeerkamer ontstaan; door andere kamergeleerden te herhalen.

Dus was er nauwelijks genot te beleven aan deze dikke uitgave. Of hoogstens in de details, als de auteur zich even liet gaan in zijn beschrijvingen. Zo vindt hij de huidige wereld te veel trekjes hebben van die vreselijke sportwereld:

Topsport is helemaal niet zo gezond. Gezondheid is hoogstens een middel tot een ander doel: de prestatie, het kampioenschap. Net als in het arbeidsproces zijn ook de beoefenaars zich steeds meer gaan specialiseren, enkele uitzonderingen daargelaten zoals bij de meerkamp en de triatlon. Men kan het aflezen aan de bijna wanstaltige ontwikkeling van schouder- en armspieren bij discuswerpers of gewichtheffers, de uitzonderlijke lengte van basketballers, de tanige magerte bij langeafstandlopers en de vermannelijking bij vrouwen die topsport beoefenen. [139]

Waarop nog een litanie volgt tegen doping, en Lemaire zijn grote zorg uitspreekt over het zwarte gat waarin menig topsporter verdwijnt na zijn of haar carrière.

En zulke regels zijn dan even wel aardig om te lezen; zelfs al spreekt Lemaire merkwaardig genoeg daarin vooral opvattingen uit die van honderd jaar terug dateren.

Alleen is een denker toevallig heel goed te beoordelen op hoe deze echte problemen onderscheidt van schijnmoeilijkheden. En topsport vormt een dermate marginaal verschijnsel in welke samenleving ook — behalve dan in de media-aandacht — dat aan topsport nu net bijna geen lessen zijn te ontlenen.

Nederland telt amper zestig professionele wielrenners bijvoorbeeld. Dat zegt niets over hoe miljoenen landgenoten dagelijks hun fiets benutten.

Extremiteiten mogen vanzelfsprekend niet genegeerd worden — alleen beoordeel je het functioneren van de Nederlandse democratie ook niet door enkel te toetsen wat Geert Wilders en zijn fractie in het parlement aan moties indienen.

Dus las De val van Prometheus als een boek van een man die het niet lukte om boeiend aan zijn onvrede vorm te geven. De uitgave slaagde al niet voor de simpele eis me iets te vertellen dat ik nog niet wist.

Ton Lemaire, De val van Prometheus
Over de keerzijden van de vooruitgang

375 pagina’s
Ambo, 2010

Verre velden ~ Ton Lemaire

Grappig aan deze essaybundel van Ton Lemaire [1941] werd dat die te lezen was als een weerwoord op eerdere kritiek van mij. Meer dan eens oordeelde ik dan dat deze schrijver vaak boeken maakte die wel erg vanachter het bureau waren geschreven, rommelend in een ruim gesorteerde boekenkast. Daarin leek de eigen ervaring van de auteur te zeer te ontbreken — terwijl het in essays toch om die persoonlijke invalshoek gaat. Lemaire scheen liever eerst andere schrijvers te willen citeren of parafraseren over iets in de wereld, dan daarin eens zelf rond te gaan kijken.

Nu goed, dan schijnt ook hij met regelmaat over wandelen te hebben geschreven, en dan las ik net deze teksten niet.

De bundel Verre velden bevat alleen ook een laatste hoofdstuk waarin Lemaire rekenschap aflegt van hoe hij een lezer werd, en wat dit lezen hem gebracht heeft. Toevallig was ik daar het meest nieuwsgierig naar. En mooi dat daarin dan precies het voorbehoud werd ingebracht wat ik dus voorheen weleens miste. Ook al gaat Lemaire zelfs daarbij nog terug tot Plato en Socrates om daar uitspraken bijeen te winkelen die passen in zijn betoog.

Maar, aan de ene kant ontdekte hij al jong dat het er in boeken veel spannender aan toe ging dan in het echte leven — het allesverslindende lezen begint nu eenmaal vaak met een lust naar andermans avonturen. Terwijl hij op zijn veertiende toch ook zag dat er een hele wereld bestond buiten dat lezen. Het moment waarop hij de natuur ontdekte, en daarop het daarop ook belangrijk werd in de natuur te zijn. Uiteindelijk werd Lemaire zelfs een buitenmens.

Ikzelf voel me natuurlijk ook aangesproken door Schopenhauers scherpe opmerkingen want ook ik heb veel boeken gelezen, ook ik heb dus veel gedacht ‘met andermans hoofd’; en wie weet, misschien heb ik me wel ‘dom’ gelezen. Ben ik in staat geweest om ooit direct te lezen ‘in het boek van de wereld’?

Zo de verzameling essays in deze bundel éen centraal thema hebben, dan zal dat zoiets zijn als een pleidooi voor de noodzaak tot wisselwerking. Want of het nu gaat om de verkenning van het begrip Weltinnenraum gaat bij Rilke en anderen, of om de uitleg van het drieslagstelsel in de landbouw, Lemaire weegt de invloed van het ene op het andere. Van hoe de wereld binnen kan komen en worden beleefd, en hoe daarmee tegelijk ook de eis ontstaat dat daar wel iets tegenover moet komen te staan, ter herstel.

Riep dit boek alleen opnieuw de vraag op voor wie Ton Lemaire de opgenomen stukken heeft geschreven. Hij vertelt nogal eens iets dat voor mij tot de algemene kennis behoort, of zou moeten behoren. Nu goed, dan zal niet bij iedereen spontaan de frase ‘the tragedy of the commons’ opklinken als uitgebreid beschreven wordt hoe elk dorp ooit gemeenschappelijke landbouwgrond had, de meent, en hoe die vrijwel allemaal verloren is gegaan. Maar van zulke algemene uitleg staat er nogal wat in de bundel.

Kan het alleen dus best nog net anders liggen, en moest ik dat schrijven van Ton Lemaire zien zoals zijn leesdrift en aandrang om buiten te willen zijn in de natuur. Al wie schrijft, gaat daar beter van lezen, bijvoorbeeld. Ook boeklog zou niet blijven voortbestaan als me het nut van die wisselwerking niet al lang duidelijk was geweest.

Ton Lemaire, Verre velden
Essays en excursies 1995 — 2012

382 pagina’s
Ambo, 2013