Paris Review Interviews, IV ~ Salman Rushdie (intr.)

De bundels met interviews uit het tijdschrift Paris Review zullen voor elke lezer verschillend zijn. Want, er staan altijd gesprekken in met auteurs van wie alleen de naam misschien wat zegt, maar het werk onbekend is. En andersom. Er kunnen ook heel goed schrijvers in staan van wie het oeuvre geliefd is; waarbij elk woord daarover een welkome aanvulling biedt. Maar bij iedereen zullen deze auteurs weer andere namen hebben.

Ik merk uit deze boeken altijd eerst de interviews te kiezen met de auteurs die ik het liefste lees. En misschien is dat onnozel. Dit zijn namelijk nooit de verrassendste gesprekken. Bekendheid maakt blind voor waarom iemand uitzonderlijk is.

Bovendien is zelfs niet uit te sluiten dat ik zo’n interview al ken. Paris Review heeft in het verleden ruimhartig vele gesprekken gratis online gezet. Dus vertelden E.B. White, noch P.G. Wodehouse me iets nieuws in deze bundel. Het interview met Ezra Pound bleek ik eveneens al digitaal te hebben, maar waarschijnlijk nooit gelezen.

En toch koop ik zo’n boek als dit blind. Omdat het als bezit een waar bezit is. Zelfs al valt de inhoud me tijdens het lezen lang niet altijd mee, dan nog blijft zo’n interviewbundel na afloop een rijk goed. Iets om vele malen te herlezen. Interviewer en gesprekspartner hebben namelijk hun best gedaan. Beter konden ze niet. De gesprekken zijn vrijwel nooit in een uurtje afgeraffeld, maar vonden meestal in verschillende sessies plaats, en werden later nog eens met geduld bijgeschaafd.

Nu goed, bij het interview met Jack Kerouac in deze bundel geloof ik dat dan niet. Dat is bij uitzondering een ongefilterde weergave van wat een bandopname opleverde aan gesprek met een niet geheel nuchtere auteur.

In deel IV van de Paris Review Interviews staan voornamelijk interviews met de auteurs van fictie, het gesprek met E.B. White kreeg als titel ‘The Art of the Essay’, Stephen Sondheim schrijft musicals, en er komen ook nog drie dichters in voor. Ik tekende van hun uitspraken onder meer aan:

scheiding

INTERVIEWER
[…] Can a man of a wrong party use language efficiently?

POUND
Yes. That’s the whole trouble! A gun is just as good, no matter who shoots it.

scheiding

WHITE
I admire anyone who has the guts to write anything at all.

scheiding

WHITE
A writer must reflect and interpret his society, his world. He must also provide inspiration and guidance and challenge. Much writing today strikes me as deprecating, destructive, and angry. There are good reasons for anger, and I have nothing against anger. But I think some writers have lost their sense of proportion, their sense of humor, and their sense of appreciation.

scheiding

INTERVIEWER
[…] What do you mean by Ashberyisms?

ASHBERY
Wel, there are certain stock words that I have found myself using a great deal. When I become aware of them, it is an alarm signal meaning I am falling back on something that has served in the past—it is a sign of not thinking at the present moment, not that there is anything intrinsically bad about certain words or phrases. The word climate occurs in my poetry a great deal, for instance.

scheiding

AUSTER
I can’t imagine anyone becoming a writer who wasn’t a veracious reader as an adolescent. A true reader understands that books are a world unto themselves–and that that world is richer and more interesting than any one we’ve travelled in before.

scheiding

AUSTER
The ‘entertainment-industrial complex,’ as the art critic Robert Hughes once put it. The media presents us with little else but celebrities, gossip, and scandal, and the way we depict ourselves on television and in the movies has become so distorted, so debased, that real life has been forgotten. What we’re given are violent shocks and dim-witted escapist fantasies, and the driving force behind it all is money. People are treated as morons.

scheiding

MURAKAMI
I think the world itself is a kind of comedy, this urban life. TVs with fifty channels, those stupid people in the government—it’s a comedy. So I try to be serious, but the harder I try, the more comical I get.

scheiding

PAMUK
[…] a novelist is essentially a person who covers distance through his patience, slowly, like an ant.

scheiding

GROSSMAN
[…] if the language we use is dull and flat, then our reality will become flat.

The Paris Review Interviews, IV
with an introduction by Salman Rushdie

478 pagina’s
Picador, 2009

* in volume iv zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens geboeklogd zijn]

 


Waarover ik praat als ik over hardlopen praat ~ Haruki Murakami

Bij geen enkele roman van Murakami kwam ik ooit veel verder dan de eerste bladzijden. Helaas is deze schrijver alleen nogal in. Iedereen blijft maar die boeken van Haruki Murakami lezen. Als er al eens iemand over boeken wil praten, moest het ook altijd over de laatste Murakami gaan.

Dus deed ik toch weer eens een poging hem te lezen. Zij het dan niet met nog zo’n roman.

Waarover ik praat als ik over hardlopen praat is een autobiografisch boek, waarin Murakami in verschillende episodes wat vertelt van zijn ideeën over het lange-afstandlopen. Sommige van die stukken zijn bewerkingen van artikelen die hij voor tijdschriften schreef.

En opnieuw vond ik wat deze schrijver te melden had niet heel bijzonder. Het sprekende detail ontbrak te vaak. Zelfs als het om dat hardlopen ging. Zo leert de lezer wel over randzaken, zoals waar hij liep, of naar welke muziek de schrijver daarbij luisterde. Alleen over hoe het ís om hard te lopen biedt dit boek weinig.

Toegegeven, misschien spelen daar nog verzachtende omstandigheden bij mee. In vrijwel geen van de boeken die ik over fietsreizen las, gaat het er bijvoorbeeld ooit over hoe het ís om onderweg te zijn. Blijkbaar roept enkel het in beweging zijn geen woorden op over wat er op dat moment allemaal kan spelen.

Alleen is het vreemd om in een boek over hardlopen wel te leren wat de schrijver aan oefeningen op training deed om beter te leren zwemmen — sinds 1996 doet Murakami ook aan triatlons, naast die ene marathon die hij loopt per jaar — en van het lopen te moeten aannemen dat hij een wat onnozele LSD-fanaat is, bij gebrek aan betere informatie.

Long slow distance [LSD] is een trainingsvorm uit het begin van de jaren zeventig, toen niemand nog een sjoege had van efficiënte oefeningsmethoden. Jos Hermens trainde toen bijvoorbeeld steevast door lange duurlopen te maken, op eenzelfde niet al te hoog tempo. En omdat hij desondanks een topatleet was, namen anderen dat foute voorbeeld over.

Ook Haruki Murakami heeft het in zijn boek enkel over de vele kilometers die hij moet maken in de maanden voor een marathon. Hóe hij die afstanden aflegt, daarover schrijft hij niet. Terwijl er nogal wat trainingsvormen effectiever zijn dan om telkens op hetzelfde tempo meters te maken. De gewenste trainingsomvang per maand in kilometers, waar de schrijver steeds op terug komt, zegt zo weinig. Merkt hij bovendien terloops ergens op muziek nodig te hebben om de echt lange trainingslopen boeiend te houden.

En goed, dan ben ik een oud-hardloper, net als een voormalige fietsreiziger. Misschien dat mijn blik extra scherp wordt als iemand een activiteit beschrijft die ik uit eigen ervaring ken. Punt blijft alleen dat een goed auteur ook pas echt goed is als hij of zij teksten weet te produceren die zowel voor de volslagen leek als voor de meer ingevoerde lezer iets brengen.

Wonderlijk genoeg was Waarover ik praat als ik over hardlopen praat het best als Murakami inging op wat er gebeurde als het mis was — zoals dat een triatlon meteen al mislukte doordat hij bij het zwemmen begon te hyperventileren.

Hoogtepunt in dit boek is zijn verslag over zijn enige deelname aan een ultra-marathon, van honderd kilometer, en wat hij tijdens deze race allemaal te overwinnen had. Na deze loop in 1996 verloor Murakami ook een tijd de lust tot hardlopen, en ging hij er bij zwemmen en fietsen, om die triatlons.

Was er nog een ander aspect aan deze uitgave dat ik nogal curieus vond. Murakami’s wat gespeeld lijkende bescheidenheid. Zelfs al ontstaat er daardoor humor in de tekst.

Het is éen ding om niet te willen opscheppen over de eigen loopprestaties. De schrijver begon spontaan met dat hardlopen, toe hij al in de dertig was, en een topatleet zou hij nooit meer worden, zoals hij niet nalaat te benadrukken — al moet iemand nog altijd het hele eind 12 km/uur lopen om een marathon in 3½ uur af te leggen, zoals ooit zijn standaard was, en menig jogger met goede voornemens in deze eerste januaridagen gaat echt niet zo snel.

Maar waarom zou je de moeite nemen om een heel boek te wijden aan een activiteit waar van jezelf telkens beweert er niet heel goed in te zijn?

Hardlopen, dat zo zelfzuchtige genoegen, is belangrijk voor Murakami. Wonderlijk daarom dat hij zo slecht wist over te brengen waarom dan toch. En vervelend dus voor mij om deze schrijver zelfs al gebrek aan precisie te moeten verwijten als hij het heeft over een bezigheid die hem nauw aan het hart ligt.

Haruki Murakami, Waarover ik praat als ik over hardlopen praat
204 pagina’s
Atlas Contact, 2015
vertaling uit het Japans, door Luk Van Haute