Essays of E.B. White ~ E.B. White

Het eerste wat ik ooit las van E.B. White was het essay ‘Farewell, My lovely!’. Dit maakte grote indruk, en dan niet eens alleen door de stijl van schrijven, of de humor van de auteur. Het was vooral het onderwerp dat hangen bleef. White beschreef zijn liefde voor de Ford Model T.

Ooit besteedden de belangrijkste postordercatalogi meer ruimte aan accessoires voor die Ford dan aan mannenkleding. Maar in 1937, toen White zijn herinneringen opschreef, was de auto al tien jaar uit productie. En Sears Roebuck had nog maar éen bladzijde ingeruimd met verkrijgbare onderdelen.

In deze bundel met essays blijkt ‘Farewell, My Lovely!’ amper acht pagina’s lang te zijn. Terwijl het in mijn herinnering was uitgedijt tot de omvang van een kleine novelle.

Het is altijd een teken van goed schrijven als iets in gedachten zo veel groter kan worden als het is.

Nu stond er geen tweede ‘Farewell. My Lovely!’ in dit boek. Toch werd ik opnieuw verrast in de breedte en de diepte van White’s onderwerpskeuze. En zijn stijl, en zijn humor.

Voor een deel is dit te verklaren uit de keuzes in zijn leven. White wilde niet alleen een tijdschriftjournalist zijn. Naast stafmedewerker van The New Yorker werd hij ook keuterboer op het platteland van Maine. Die twee zo verschillende bestanen wisselde hij een tijd lang zelfs af.

Interessantst aan dit boek waren voor mij de meer persoonlijke stukken. Misschien om de keuzes die White in zijn leven heeft gemaakt. Zeker om de wijze waarop hij beschreef wat hem ooit na was.

E.B. White, Essays of E.B. White
364 pagina’s
Harper Perennial 1999, oorspronkelijk 1977

Fierce Pajamas ~ David Remnick and Henry Finder (eds.)

Ruim een jaar nadat ik met dit boek begon, is het eindelijk uit. Dat zegt veel. Niet zo zeer over het boek, maar over mijn reactie tegenwoordig op verzamelbundels. Twintig jaar geleden vond ik ze doorgaans prachtig, en rijk. Maar nu biedt een bloemlezing als deze, met het leukste uit de New Yorker, veel van wat ik al kende — ‘The Secret Life of Walther Mitty’ stond nog maar vijf keer in mijn kast — en te weinig van wat nieuwsgierig maakte naar meer.

Als die Peter De Vries me dan zo intrigeert, is het beter een boek van hemzelf te gaan lezen, in plaats mijn oordeel over hem te baseren op een paar dingen die toevallig in de New Yorker stonden.

Van Nabokov staat een stuk Pnin in deze bloemlezing. En hoe representatief is dat voor diens werk?

Enfin. Mij viel bij het lezen op dat mijn smaak al lang geleden gevormd lijkt. De beste stukken uit deze bundel dateerden meestal van voor de Tweede Wereldwoorlog, en waren van meesters van wie ik vrijwel alles gelezen heb, zoals James Thurber en E.B. White.

S.J. Perelman schijnt verschrikkelijk grappig te zijn, maar is dat voor mij nooit geweest. Ook bij de zoveelste poging niet om hem te lezen.

Van de naoorlogse generatie vielen me drie auteurs het meest op. Woody Allen, van wie ik de opgenomen verhalen al kende. Garrison Keillor, die elders leukere stukken heeft gepubliceerd. En Steve Martin, die ik alleen kende als acteur.

Verder ben ik wel blij éen legende over de New Yorker eindelijk te hebben kunnen toetsen. Er wordt namelijk tegenwoordig weleens verzucht hoe jammer het is dat er nooit meer parodieën in staan, bijvoorbeeld op bekende schrijvers. Fierce Pajamas bevat namelijk nogal wat van deze parodieën. Die zal ik lang niet altijd herkend hebben. Spot treft alleen doel als bekend is wat er precies bespot wordt. Maar regelmatig was die herkenning er wel degelijk. En dan viel de parodie zelden mee.

Toegegeven, Raymond Carver wordt leuk onderuitgehaald, in ‘What We Talk About When We Talk About Donuts’. En er staat een interview in dat een parodie lijkt op de lange schrijversinterviews uit Paris Review — veel van beste stukken uit dit boek gaan trouwens over schrijvers en hun pretenties — maar meestal viel de satire nogal tegen, vanwege een totaal gebrek aan scherpte, of bijtkracht.

Er stonden me iets te veel verhalen in waarvan de humor al te voorspellen was door de titel te lezen, of anders de eerste regels. Humor gebaseerd op éen leuk ideetje. Een gevaarloos leuk ideetje.

Fierce Pajamas
An Anthology of Humor Writing
from The New Yorker
Edited by David Reminck and Henry Finder
526 pagina’s
Modern Library 2002, oorspronkelijk 2001

Groucho Letters ~ Groucho Marx

Sommige brieven, of telegramteksten, van Groucho Marx [1890 – 1977] zijn zo bekend, dat ze geen boek nodig hebben om doorverteld te worden.

Er is die sneer dat hij geen lid wil worden van een club die hem als lid zou accepteren.

Er is die anekdote dat hij de popgroep Queen aanraadde om na ‘A Night at the Opera’ hun volgende LP naar een andere film van hem te noemen. ‘The Greatest Hits of the Rolling Stones’.

Maar daarnaast schreef hij nog zoveel meer. En zulks is kan dan verzameld worden in een boek. Kaftje erom, en noem zo’n verzameling The Groucho Letters. Waarbij dan het meest positieve is wat ik kan schrijven dat in deze uitgave soms zowel de communicatie van de zender als de ontvanger wordt gegeven.

En, toegegeven. De beide kattebelletjes van Marx aan E.B. White, en de antwoorden daarop, had ik bijvoorbeeld niet graag willen missen. Zelfs al gingen ze over helemaal niets.

Maar er staan ook een groot tal puur zakelijk brieven in deze verzameling. Over programma’s die hij deed, op radio en televisie, en hoe het daar mee moest.

Nogal wat materiaal had een biografie, of zelfs een autobiografie, vast kunnen opfleuren. In dit boek stonden te veel brieven geheel op zichzelf, waarbij er soms nog waarde zit in een aardige grap, maar vaker nog zelfs die kwaliteit ontbreekt.

Bovendien dateren vrijwel alle brieven uit de jaren vijftig, terwijl de films waar de Marx Brothers nu nog om herinnerd worden uit de jaren dertig en daarvoor stammen. Dus ligt ook te veel al vast; Julius Henry Marx was al heel lang Groucho Marx, en hoefde dat alleen nog te bevestigen.

Groucho Marx, The Groucho Letters
252 pagina’s
Abacus 1995, oorspronkelijk 1967

Is Sex Necessary? ~ James Thurber & E.B. White

Informatieve beschouwingen over sex zijn saai, daarom las ik dit werkje tegelijk met dat boek van Diamond. Dit is een parodie, uit 1929. Een pastiche op de schijnbaar hooggeleerde zelfhulpboeken die ook toen al de Amerikaanse markt overstroomden. Zij het dat deze in die tijd nogal Duits-geöriënteerd waren.

Maar alles was ook toen al allemaal psychisch bepaald.

Dit boekje was het debuut van Thurber en White als humoristisch auteurs, en bovendien dat van Thurber als tekenaar. Later zouden ze apart van elkaar nog vele aanmerkelijk memorabeler boeken maken.

Gelukkig ook maar.

De boeken en de adviezen die zij hierin persifleerden, bestaan nu niet meer zo. Maar waarschijnlijk zouden wij ook de verlichte opvattingen over sex uit 1929 aandoenlijk vinden.

Dus las ik dit boekje anders, en keek ik hoe twee jonge mannen zich een stiel probeerden eigen te maken. Mij trof vooral hoe universeel sommige methoden nog altijd zijn om een komisch effect te bereiken. Daar doet die kloof van 75 jaar niets aan af. Pak maar gewoon een op zich niet heel vreemd uitgangspunt, en redeneer daarop zo ver door tot het bizar wordt.

James Thurber & E.B. White, Is Sex Necessary?
Or
Why Do You Feel the Way You Do

180 pagina’s
Perrennial Edition 2004, oorspronkelijk 1929

Letters of E.B. White ~ E.B. White

Deze verzameling brieven heeft het opmerkelijkste slot dat ik ken van een boek. Dit komt doordat er eerder een versie van verscheen, in 1976, en ook te lezen is hoe die editie ontvangen werd.

White had toen al moeite met zijn zicht, de brieven van na 1976 zijn meestal gedicteerd. Maar wat jaren later zou hij vrij plots dement raken. Daardoor staan in deze bundel ook brieven van zijn kinderen, die beleefd verzoeken van buiten afhouden. Hierbij gaan zij bovendien in op de gezondheidstoestand van hun vader. En daaruit leer ik dan hoezeer White er in zijn geestelijke schemering van genieten kon als hem brieven uit dit boek werden voorgelezen; omdat er dan weer iets van het plezier van toen oplaaide.

Schrijf na zo’n einde nog maar eens iets onaardigs op.

Plezier heb ook ik beleefd aan deze verzameling, al was soms speuren naar brieven waar werkelijk wat in stond. Zo staan er onnoemelijk veel nietszeggende bedankjes in dit boek. Die zijn misschien voor een biograaf aardig, omdat ze bewijzen dat er contact tussen White en andere beroemdheid is geweest, maar leveren verder niets leesbaars op.

Het boeiendst waren nog de brieven uit de beginjaren, ver voor hij bekend werd; toen White op de bonnefooi door de VS reisde. Soms tijdelijk die trip onderbrekend om ergens geld te verdienen als journalist.

Brievenboeken zijn ook maar zelden boeken om aan te schaffen, tenzij ze niets kosten, maar meer om uit de bibliotheek te halen. Vergeet Jeroen Brouwers’ Kroniek — dat is een uitzondering. Goed, Flaubert’s brieven, of de correspondentie tussen Philip Larkin en Kingsley Amis hebben me ook onnoemelijk veel leesplezier gebracht. Die brieven konden op zichzelf staan. Maar meestal zijn verzamelingen als deze alleen aardig om werkelijk alles over iemand te leren kennen.

Dit vraagt een welhaast blinde devotie voor zo’n auteur.

Bij White speelde mee dat zijn eigen leven al dikwijls onderwerp was van zijn essays. In die zin leverde de toelichting op de brieven in dit boek nog wel eens wat informatie op die mij niet bekend was. Maar van de meeste gebeurtenissen had ik al weet.

Nee, deze enorme bundel was vooral aardig, omdat White mij vaak zo sympathiek is. Zijn legendarische afkeer van sociale verplichtingen deel ik, bijvoorbeeld. Na diens dood werd tijdens de rouwdienst over E.B. White gezegd: als hij hier aanwezig had kunnen zijn, dan was hij weggebleven.

Kijk.

E.B. White, Letters of E.B. White
Revised Edition

713 pagina’s
HarperCollins, 2006

One Man’s Meat ~ E.B. White

Het geheime doel van dit boeklog is om er achter te komen wat mijn vooroordelen zijn bij het lezen. En dit boek confronteerde me weer hard met éen.

Ik lees liever geen grappig bedoelde boeken over mensen die iets gaan doen dat ze helemaal niet kunnen. Dat onderwerp wordt me al te vaak misbruikt, in Nederlandse columnpjes bijvoorbeeld.

Maar altijd heb ik gedacht dat dit zo’n boek zou zijn. De New Yorkse auteur E.B. White gaat keuterboeren in Maine, en schrijft daar wat over. Hoe boeiend kon dat zijn?

Negeerde ik voor het gemak even dat White zo’n goede schrijver is, dat het niet uitmaakt waarover hij iets op papier zet.

Enfin.

Mijn vooroordeel bracht wel als geluk mee nog een prachtig boek te kunnen lezen, terwijl ik dacht al het goede van hem wel te kennen.

Want, One Man’s Meat gaat maar heel gedeeltelijk over die ene man en zijn boerenbedrijfje. Het boek is zo veel meer. Allereerst biedt het een tijdsbeeld zoals ik nog niet eerder tegenkwam van het dagelijkse leven in de VS, in de tijd van juli 1938 tot december 1942. In die periode wakkerde ook de Wereldoorlog aan. En hoewel dat maar een brand in de verte is, heeft die uiteindelijk zeker zijn weerslag op het leven in een plattelandsgemeenschap.

Dat alleen al maakt het zo’n prachtig boek. Het is die perfecte mix. Het is de afwisseling van zijn persoonlijke belevenissen, vaak gekleurd door de seizoenen, met tal van tijdsgebonden wetenswaardigheden die iedereen verder altijd genegeerd heeft, terwijl op de achtergrond toch ook de loop van de wereldgeschiedenis verandert.

Zo schrijft White ergens over een handleiding voor boeren, en wat er nodig is voor een zichzelf instandhoudend bedrijf. Toen volstond het om een paar bunder land te hebben, drie koeien, en een koppel paarden. En liefst ook nog honderd kippen, zodat de verkoop van eieren en room geld op kon leveren.

Nu hebben mijn voorvaderen ook geboerd, maar pas door White ben ik me gaan afvragen hoe groot hun bedrijven dan waren. Hebben de agro-industriële productiemethodes van dit moment toch ook hun weerslag op hoe ik naar het verleden kijk.

Verder, White is als hij de stukken voor One Man’s Meat schrijft ongeveer van mijn leeftijd. De omslagfoto van het boek, hoe mooi ook, klopt niet. Want die is veel later gemaakt. En ook die leeftijd speelt mee. Rond de veertig is jong genoeg om nog iets heel anders te gaan doen, zoals in dit boek gebeurt. En toch ook is het leeftijd voldoende om al naar de wereld te kijken met de verbazing voortkomend uit ervaring.

Dat helpt allemaal mee aan mijn waardering.

E.B. White, One Man’s Meat
279 pagina’s
Tilbury House © 1997, oorspronkelijk 1944

Paris Review Interviews, IV ~ Salman Rushdie (intr.)

De bundels met interviews uit het tijdschrift Paris Review zullen voor elke lezer verschillend zijn. Want, er staan altijd gesprekken in met auteurs van wie alleen de naam misschien wat zegt, maar het werk onbekend is. En andersom. Er kunnen ook heel goed schrijvers in staan van wie het oeuvre geliefd is; waarbij elk woord daarover een welkome aanvulling biedt. Maar bij iedereen zullen deze auteurs weer andere namen hebben.

Ik merk uit deze boeken altijd eerst de interviews te kiezen met de auteurs die ik het liefste lees. En misschien is dat onnozel. Dit zijn namelijk nooit de verrassendste gesprekken. Bekendheid maakt blind voor waarom iemand uitzonderlijk is.

Bovendien is zelfs niet uit te sluiten dat ik zo’n interview al ken. Paris Review heeft in het verleden ruimhartig vele gesprekken gratis online gezet. Dus vertelden E.B. White, noch P.G. Wodehouse me iets nieuws in deze bundel. Het interview met Ezra Pound bleek ik eveneens al digitaal te hebben, maar waarschijnlijk nooit gelezen.

En toch koop ik zo’n boek als dit blind. Omdat het als bezit een waar bezit is. Zelfs al valt de inhoud me tijdens het lezen lang niet altijd mee, dan nog blijft zo’n interviewbundel na afloop een rijk goed. Iets om vele malen te herlezen. Interviewer en gesprekspartner hebben namelijk hun best gedaan. Beter konden ze niet. De gesprekken zijn vrijwel nooit in een uurtje afgeraffeld, maar vonden meestal in verschillende sessies plaats, en werden later nog eens met geduld bijgeschaafd.

Nu goed, bij het interview met Jack Kerouac in deze bundel geloof ik dat dan niet. Dat is bij uitzondering een ongefilterde weergave van wat een bandopname opleverde aan gesprek met een niet geheel nuchtere auteur.

In deel IV van de Paris Review Interviews staan voornamelijk interviews met de auteurs van fictie, het gesprek met E.B. White kreeg als titel ‘The Art of the Essay’, Stephen Sondheim schrijft musicals, en er komen ook nog drie dichters in voor. Ik tekende van hun uitspraken onder meer aan:

scheiding

INTERVIEWER
[…] Can a man of a wrong party use language efficiently?

POUND
Yes. That’s the whole trouble! A gun is just as good, no matter who shoots it.

scheiding

WHITE
I admire anyone who has the guts to write anything at all.

scheiding

WHITE
A writer must reflect and interpret his society, his world. He must also provide inspiration and guidance and challenge. Much writing today strikes me as deprecating, destructive, and angry. There are good reasons for anger, and I have nothing against anger. But I think some writers have lost their sense of proportion, their sense of humor, and their sense of appreciation.

scheiding

INTERVIEWER
[…] What do you mean by Ashberyisms?

ASHBERY
Wel, there are certain stock words that I have found myself using a great deal. When I become aware of them, it is an alarm signal meaning I am falling back on something that has served in the past—it is a sign of not thinking at the present moment, not that there is anything intrinsically bad about certain words or phrases. The word climate occurs in my poetry a great deal, for instance.

scheiding

AUSTER
I can’t imagine anyone becoming a writer who wasn’t a veracious reader as an adolescent. A true reader understands that books are a world unto themselves–and that that world is richer and more interesting than any one we’ve travelled in before.

scheiding

AUSTER
The ‘entertainment-industrial complex,’ as the art critic Robert Hughes once put it. The media presents us with little else but celebrities, gossip, and scandal, and the way we depict ourselves on television and in the movies has become so distorted, so debased, that real life has been forgotten. What we’re given are violent shocks and dim-witted escapist fantasies, and the driving force behind it all is money. People are treated as morons.

scheiding

MURAKAMI
I think the world itself is a kind of comedy, this urban life. TVs with fifty channels, those stupid people in the government—it’s a comedy. So I try to be serious, but the harder I try, the more comical I get.

scheiding

PAMUK
[…] a novelist is essentially a person who covers distance through his patience, slowly, like an ant.

scheiding

GROSSMAN
[…] if the language we use is dull and flat, then our reality will become flat.

The Paris Review Interviews, IV
with an introduction by Salman Rushdie

478 pagina’s
Picador, 2009

* in volume iv zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens geboeklogd zijn]

 


Writings from The New Yorker 1927 – 1976 ~ E.B. White

White is een van mijn helden. Ik lees op het moment daarom zijn verzamelde brieven — en voor zo’n tocht langs alle trivia moet er wel een band met een schrijver zijn, wil dat volgehouden kunnen worden. Maar snel gaat het lezen van dat boek niet. Daarom wissel ik het ook maar af met andere uit het oeuvre.

In Writings from The New Yorker zijn stukjes gebundeld die niet eerder in druk verschenen. Deels verschenen die eerder ook anoniem. Meestal zijn het kleine humoristische observaties, van een beknoptheid die het tegenwoordig goed zou doen op een weblog. Fait divers.

En zo heb ik dit bundeltje dan ook maar gelezen. Niet in éen zit, maar in heel kleine rukjes; alsof het een weblog was dat ik dagelijks tussendoor een paar maal bezocht. Op die manier was het in zijn geheel niet onaardig. Het was een zinnetjes hier, en dan weer eens een observatietje daar, die dit boek wel genietbaar maakten.

Maar White’s kracht zit hem voor mij toch meer in zijn langere stukken, en daarmee dus niet in dit boek. Als zijn stijl niet alleen een doel is voor een leuk effect even, maar ook een heel effectief middel om eens iets heel onnadrukkelijk toch te zeggen.

E.B. White, Writings from The New Yorker 1927 – 1976
245 pagina’s
Harper Perennial 2006, oorspronkelijk 1990