Aphorismen ~ Friedrich Nietzsche

Elk jaar neem ik me voor tenminste éen boek of serie boeken te lezen die een extra inspanning eisen. Misschien dat het lezen tegenvalt, maar dan blijft er in elk geval nog de trots over de moeite te hebben genomen.

Voor 2010 leek me iets stevigs Duits wel een goed idee. En de boeken van Friedrich Nietzsche [1844 – 1900] hadden misschien een aardig langlopend leesproject kunnen opleveren. Alleen zal dat niet voor dit jaar meer zijn. Ecce Homo joeg me te veel schrik aan. Zo orerend breedsprakig had ik me Nietzsche toch niet herinnerd.

Nu telt éen meting als geen meting in de wetenschap. Een schrijver helemaal negeren om éen slecht vallend boek is wel erg absoluut. Helemaal in het besef dat ik hem vroeger wel graag las.

Dus koos ik laf een bundeltje met hoogtepunten aan formuleringskracht van Nietzsche. Om daaraan af te kunnen meten of ik dat hele oeuvre onrecht aandeed, of terecht voorlopig toch maar links laat liggen. Had ik voorheen niet het meest genoten als hij hard met de hamer filosofeerde?

En dan moet gezegd dat dit bloemlezinkje me niet mee viel. De samensteller heeft enige tientallen uitspraken van Nietzsche’s netjes op onderwerp gesorteerd. Vanzelfsprekend is er een hoofdstuk ‘Glaube und Religion’, naast ‘Kunst und Schönheit’, ‘Wissenschaft und Philiosophie’, ‘Tugend und Moral’, en nog wat sociale en politieke thema’s. Maar buiten hun normale context pakten de meeste uitspraken toch weinig memorabel uit.

Dit moest het dan maar doen, voorlopig. Want ik wil Nietzsche wel literair kunnen lezen; het is voor mij niet heel interessant om hem cultuurhistorisch te gaan zitten duiden.

Desalniettemin tekende ik onder meer aan:

Zwar hat der Glaube bisher noch keine wirklichen Berge versetzen können, obschon dies ich weiß nicht wer behauptet hat; aber er vermag Berge dorthin zu setzen, wo keine sind. [22]

scheiding

Ist man aus einem Stoffe mit einem Buche oder Kunstwerk, so meint man ganz innerlich, es müsse vortrefflich sein, und ist beleidigt, wenn es andere hässlich, überwürzt oder großtuerisch finden. [36]

scheiding

Die meisten Denker schrieben schlecht, weil sie uns nicht nur ihre Gedanken, sondern auch das Denken der Gedanken mitteilen. [38]

scheiding
Friedrich Nietzsche, Aphorismen
Herausgegeben von Kai Kilian

96 pagina’s
Anaconda, 2008

Ecce Homo ~ Friedrich Nietzsche

Nietzsche las ik voor het eerst op een te jonge leeftijd. Net als Schopenhauer trouwens. Dat is een nadeel aan filosofen die ook een zin konden schrijven, en dus door anderen geciteerd worden dan alleen de kaste van beroepsfilosofen. Ze zijn daardoor breed aanwezig in de cultuur. Dit maakt dat het een noodzaak lijkt om hen te lezen.


Nietzsche las ik onder meer te jong omdat ik geen weet had van wat hij nu precies bestreed. Maar, misschien was dit minder erg dan altijd gedacht. Nu ik wel enigszins weet heb van het geestesleven in de negentiende eeuw. Nu ik bijvoorbeeld wel kan inschatten wat de invloed van religie was op wetenschap en maatschappij, interesseert het me niet meer in het bijzonder wat Friedrich Nietzsche daarover te zeggen had.

De onbevangenheid om hem puur om zijn taal te lezen is bovendien weg. Daarvoor is hij toch te veel een negentiende-eeuwer, met zijn omhaal van woorden, en de menigte aan gillende uitroeptekens die telkens weer bij hem opduikt.

Dus was het goed om Nietzsche gelezen te hebben, toen zijn filosofische hamer nog wel indruk maakte. Toen het nog leek dat er een waarheid aan mij geopenbaard werd in zijn boeken, waarvan het nuttig was om kennis te nemen.

Ik herlas Ecce Homo nu om een aantal verschillende redenen. Ten eerste is het een van Nietzsche’s kortste boeken. Verder was ik benieuwd of de vertaling die Pé Hawinkels indertijd maakte eigenlijk wel deugde [een steekproef leverde geen klachten op]. Bovendien geeft Nietzsche in dit boek een overzicht van wat hij zijn belangrijkste boeken achtte. Nam ik die kennis in éen moeite mee.

Alleen viel me dit autobiografische geschrift — dat onaf was toen Nietzsche tot krankzinnigheid verviel, en pas postuum werd uitgegeven — niet erg mee.

Hij probeerde er in de teleurstelling te bezweren. Hij probeerde uit te leggen waarin zijn boeken uitmunten; waarbij de angst om verkeerd begrepen te worden niet alleen onderhuids meespeelt. Het lijkt ook of hij doorhad dat zijn woorden ook net wat anders uitgelegd zouden kunnen worden, wat dan fatale gevolgen kon hebben.

Dus staan er hoofdstuktitels in als: ‘Warum ich so weise bin’, ‘Warum ich so gute Bücher schreibe’, of tenslotte: ‘Warum ich ein Schiksal bin’.

En vooral door dit laatste hoofdstuk, waarin Nietzsche zich de meest vreeswekkende mens noemt die ooit geleefd heeft, was mijn reactie er nog het meest éen van medelijden; en weinig anders.

Friedrich Nietzsche, Ecce Homo
Wie man wird, was man ist
127 pagina’s
Anaconda 2007, oorspronkelijk 1908 [1888]
 
Friedrich Nietzsche, Ecce Homo
Hoe iemand wordt, wat hij is
146 pagina’s
De Arbeiderspers, 1969
privé-domein nr. 13
vertaald door Pé Hawinkels, met een nawoord van Gerrit Komrij

Nihilisme en cultuur ~ J. Goudsblom

Dit boek lag al op de stapel nog te lezen titels, toen ik het genoemd zag in Tegen het idealisme. Joop Goudsblom en Pierre Vinken leerden elkaar namelijk kennen in hun studietijd. Dus als Goudsblom dit boek een persoonlijke zoektocht noemt, dan plaats ik dat ook meteen in de periode waar ik net een half boek over las. Dan is Nihilisme en cultuur ook als een duidelijk tijdsbeeld te zien. Dan toont het waar intelligente jonge mensen eind jaren vijftig over dachten — omdat het zoekt naar een rechtvaardiging om het met de autoriteiten oneens te zijn; omdat de nog zo steile autoriteit van toen met zulke merkwaardige uitwassen gepaard ging.

Nihilisme en cultuur was Goudblom’s dissertatie, en dat is er ook wel wat aan af te lezen. Zo is er toch die vormdwang, waaraan proefschriften zo vaak lijden. Bovendien geldt dat niet alleen schrijven een ambacht is dat enige leertijd vraagt, maar datzelfde opgaat voor het zelfstandig durven denken. Goudsblom’s inbreng beperkt zich in dit boek toch nog vooral tot het ordenen en interpreteren van andermans ideeën, zo lijkt me. De eigenheid is subtieler dan mij opviel. In zijn boeken hierna werd dat gelukkig aardig beter.

J. Goudsblom zou later ook hoogleraar in de Sociologie worden. Deze dissertatie speelt aan de rand van dat vakgebied, daar waar die de wetenschap zonder bewijsmogelijkheden raakt, ofwel de filosofie.

Andermans denkbeelden uitleggen, heet bij mij overigens altijd filosofologie. Zelf durven nadenken schaal ik toch een graadje hoger in. Maar filosofen, daarvan zijn er nogal wat minder van dan zich tooien met de naam.

De belangrijkste leverancier van denkbeelden in dit boek is Friedrich Nietzsche. Goudsblom vindt het vooral interessant wat die formuleerde over de consequenties van het alles helemaal durven doordenken. Geen enkel dogma bleek tegen die manier van redeneren bestand.

Tegelijk worstelde Nietzsche nogal erg met de consequenties van dat inzicht. Want, als er dan geen waarheid is, en als niets zin heeft of doel, wat dan?

Al komt dit boek dan wel bij Nietzsche uit, het biedt ook een ruim overzicht van zijn voorgangers; het toont waarin nihilistische tendensen bij eerdere denkers in de Westerse geschiedenis zijn te onderscheiden.

En op dat overzicht heb ik niets aan te merken, noch op de behandeling van Nietzsche’s denkbeelden. Die zijn ook altijd wel weer prettig om te lezen; de man kon het wel aardig zeggen op zijn tijd. Alleen had ik graag iets meer gezien dan alleen een eigen ordening. Maar goed, zoals gemeld, dit was een dissertatie.

Opvallend vind ik overigens wel hoe vaak de thema’s uit dit werkstuk nog weer terugkomen in andere boeken van Goudsblom. Zoals in Reserves, een bundeling van soms al eerder gepubliceerde aforismen en losse gedachten uit de periode 1958 – 1998. En ziet, dan is er ineens wel een enorme Schwung, en een wat beter zichtbaar plezier in het formuleren.

Het werk van Nietzsche is één lange polemiek tegen de morele visie op het menselijk bestaan, waarvan ons denken doordrongen is. Van jongs af hebben wij leren geloven dat de christelijke deugden van nederig, braaf, oprecht, opofferend zijn ergens uiteindelijk beloond zullen worden.

Dit geloof heeft Nietzsche willen ontmaskeren als het product van priesterlisten en –bedrog.

‘Morele beesten’, in: Reserves, [80]

J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur
309 pagina’s
Aula 2003, oorspronkelijk 1960

Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben ~ Friedrich Nietzsche

Nietzsche werd dertig in het jaar dat hij zijn pamflet publiceerde over de voor- en nadelen van de geschiedenis voor het leven. En de vorsers zien de tekst als een soort vroeg ijkpunt in zijn bibliografie. Ideeën die later nog breed zouden worden uitgewerkt — zoals zijn kritiek op de georganiseerde godsdienst — zijn in dit boek al in de kiem aanwezig.

Ik denk slechts: Nietzsche had nog erg weinig persoonlijke geschiedenis op dat moment.

En zo’n gegeven maakt uit. Wonderkinderen komen er nauwelijks voor onder historici; anders dan in andere wetenschappen. Er is tijd van leven nodig, en dus levenservaring, om de afstand te ontwikkelen die nodig is om op een eigen manier naar het verleden te kijken. Tot dat moment doen zelfs historici weinig anders dan hun voorbeelden kopiëren. Of, en misschien komt dat wel op hetzelfde neer, om zich stevig tegen hun leermeesters af te zetten.

Mede om hoe de universiteiten zijn opgezet, is het een wonder als een historicus hier al voor zijn pensioen eens een aardig en eigenzinnig boek uitbrengt. De beste werken over de Nederlandse geschiedenis zijn doorgaans door buitenlanders geschreven.

Ook Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben is allereerst een reactie op wat speelde. Waarbij het voornaamste probleem Nietzsche’s moeilijkheid was met Hegel — en diens vele epigonen — omdat die zo stellig meenden dat de geschiedenis een einddoel heeft. Het felst is de polemiek gericht tegen ene Eduard von Hartmann. Een geschiedfilosoof van dat moment.

Dit maakt dat zo’n tekst als deze amper op zichzelf te lezen was. Studie was soms gevraagd om te begrijpen waar de auteur heen wilde. En veel studie had ik daar niet meer voor over — mede omdat die deels bestond uit het ophalen van kennis die ik inmiddels vergeten ben.

Zo meteen is het twintig jaar geleden dat ik de universiteit verliet met een bul geschiedenis. Nog altijd blijft een vraag wat die inspanning indertijd me precies heeft opgeleverd. Behalve dan dat ik nog steeds automatisch tegen de ideeën van Frank Ankersmit in ga, bij het lezen van een tekst van hem.

Kennis van de geschiedenis brengt iemand relativering bij, zo lijkt me. Zelfs het bestaan van de natiestaat is dan ineens te beschouwen als een tijdelijke fase; als een uitzondering op de normale regel. En bij zulk een relativering past al snel geen polemiek meer. Tenzij je dertig bent, zoals Friedrich Nietzsche.

Kennis van de geschiedenis laat ook zien hoe weinig kennis van de geschiedenis er in het algemeen bestaat. We worden nu eenmaal geregeerd door politici — en door de overdreven media-aandacht voor wat politici zeggen — en dat is een beroepsgroep die het zich niet eens kan permitteren er een geheugen op na te houden.

Dus werd bijvoorbeeld onlangs gevierd dat Nederland tweehonderd jaar een grondwet heeft. Terwijl Nederland al sinds 1798 een Grondwet heeft, en het land daarmee een eenheidsstaat werd — wat tal van Friezen nog altijd zien als een einde aan hun vrijheid — waarbij voor mij telt dat de tekst van 1798 heel wat democratischer was dan het gedrocht van 1814.

Dat feest onlangs was dus onnozele Oranjejool. Enkel nuttig voor de buitenstaander om te zien wie er van harte mee wou doen aan zulke flauwekul. Zoals de koning, een afgestudeerd historicus. Zoals de minister-president, ook al een afgestudeerd historicus; eentje zelfs die nog een jaar of acht over zijn studie mocht doen; een luxe die inmiddels allang onmogelijk is.

Friedrich Nietzsche, Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben
117 pagina’s
Philipp Reclam Jun. 1988, oorspronkelijk 1874