Tegen het idealisme ~ Paul Frentrop

► door: A.IJ. van den Berg

Zo moet het, heb ik een paar keer gedacht bij het lezen van deze biografie. Paul Frentrop heeft een zeer geslaagde levensbeschrijving van Pierre Vinken afgeleverd, en dit komt vooral omdat de hoofdpersoon nooit te lang hinderlijk in het beeld blijft; soms zelfs even tot edelfigurant wordt in dit boek. Want heel vaak gaat Frentrop’s aandacht uit naar de wereld om Vinken heen. De geschiedenis van het leven van éen man is niet los te zien van grotere ontwikkelingen in de geschiedenis zelf, en dat heeft de auteur goed begrepen.

Dus telt dit boek misschien daarom meer dan duizend pagina’s. Maar waar ik doorgaans een zwaktebod vind als een schrijver meer dan driehonderd bladzijden nodig heeft, was dit nu niet zo. Hoogstens gaat me iets te veel tekst naar de mislukte fusie tussen Elsevier en Wolters-Samson in 1987. Paul Frentrop had net op dat moment kennis gemaakt met Pierre Vinken. Misschien heeft hij bij het beschrijven van deze episode er te veel waarde aan gehecht nu ook eens iets uit eigen ervaring te kunnen melden.

Tegelijk kan goed verdedigd worden dat er zo veel plaats is ingeruimd voor die mislukte fusie, ook al stelde die hele zaak in de carrière van Vinken niet zo veel voor. Er ging als vanzelf een overdreven aandacht van journalisten uit naar de mogelijk fusie tussen beide grote Nederlandse mediabedrijven. En omdat de media hier ter lande liever simplificeren dan nuanceren, werd die hele overnamestrijd in nogal schrille kleuren besproken. Elsevier-chef Pierre Vinken werd de kwade genius in het verhaal. Daarbij hielp het hem niet dat hij interviews afwees. En omdat Vinken eerder in zijn leven hersenchirurg is geweest, werden hem door vrijwel iedereen de stereotype eigenschappen toegedeeld die chirurgen schijnen te hebben. Vinken was volgens nogal wat journalisten, die hem dus geen van allen gesproken hadden, een kille saneerder.

Maar wat moeten we geloven, en wat is waar? Naast de levensbeschrijving van Pierre Vinken komt deze vraag in nogal wat varianten terug in dit boek. En dit alleen al maakt Tegen het idealisme zo geslaagd.

Het begint al bij de beschrijving van Vinken’s jeugd, waarbij gelukkig nu eens niet wordt stilgestaan bij hoogtepunten als wanneer hij voor het eerst zindelijk was ’s nachts, of welk van de buurmeisjes zijn eerste vriendinnetje werd. Frentrop beschrijft in plaats daarvan de katholieke kilheid die er in Nederlands Limburg heerste, toen Vinken er geboren werd. Waarbij de voornaamste taak van de priesters was om de arbeiders gedwee te houden.

Terloops wordt de enorme sociale druk op de bevolking daar weergegeven in een droog maar nogal schrijnend citaat op de pagina’s 42 en 43:

Alleen dankzij het feit dat mijn moeder haar baarmoeder was kwijtgeraakt, kon ik later studeren. Zo niet, dan had ze nog veel meer kinderen gekregen en had mijn vader zich mijn studie niet kunnen veroorloven. Dan was ik in de mijn terechtgekomen.

Vinken gaat uiteindelijk medicijnen studeren, vooral om onder de dienstplicht uit te komen. Leeftijdsgenoten worden ingescheept om nog even het laatste koloniale oorlogje te voeren in Nederlandsch-Indië. Alleen de studenten met een roeping konden onder die verplichting uit.

Om aan het benauwde katholieke milieu in Limburg te ontvluchten kiest Vinken bovendien voor de universiteit in Utrecht. Zonder te beseffen dat ook daar het vooral katholieke hoogleraren waren die de toon bepaalden; zoals de merkwaardige F.J. Buytendijk. Hoe hoog deze wel niet in aanzien stond, zou Vinken merken toen hij hem op plagiaat meende te kunnen betrappen in diens boek De vrouw.

Groots is het hoe Frentrop erin slaagt de intellectuele benauwdheid van het milieu in die tijd over te brengen, en de afwerende reactie van Vinken daarop. Hij werd juist geen lid van het corps, hij zocht zijn eigen vrienden, en richtte zich met hen tegen de keer.

Typerend citaat voor deze periode, dat Vinken toeschrijft aan zijn vriend Joop Goudsblom:

De waarheid bestaat wel, maar kan niet pasklaar van andere geleerd worden. Iedereen moet haar voor zichzelf benaderen, met inzet van al zijn vermogens: de plicht tot waarheid is een individuele plicht. [55]

Vinken heeft veel gehad aan deze tijd, die hij ook zo lang mogelijk geprobeerd heeft te laten duren. Door zich almaar verder te specialiseren in de medicijnen, bleef er altijd ruimte om er dingen naast te doen. Het volgende assistentschap liet soms maanden op zich wachten. Dus deed hij kunsthistorisch onderzoek. Dus schreef hij uittreksels van medisch-wetenschappelijke artikelen voor de uitgever Excerpta Medica; een bijbaantje dat uiteindelijk tot de keuze leidde om uitgever te worden, en daarmee ondernemer.

Na Excerpta Medica volgde de overname door Elsevier, met alle zakelijke perikelen die daarbij hoorden. Maar voor mij bovenal interessant waren de lessen in de automatiseringsgeschiedenis die hierbij hoorden. Vinken zag in de jaren zestig al de toegevoegde waarde van de computer bij het ontsluiten van informatie, en daarmee dus ook de wens tot standaardisering van bijvoorbeeld de zoektermen die mensen kunnen invoeren.

Tussendoor werd Vinken buitengewoon hoogleraar in Leiden, op het gebied van medische informatieverzamelingen. De intreerede die hij daarbij in 1976 uitsprak, staat vrijwel integraal in dit boek. En mij valt het op, hoe weinig die oratie in principiële zin verouderd is. Weliswaar kan er technologisch inmiddels enorm veel meer, maar de kern van Vinken’s ideeën zou vandaag nog net zo nuttig en noodzakelijk zijn in een achtergrondartikel. Doordat hij toen al die inzichten had, begrijp ik ook eindelijk iets van het merkwaardige gegeven dat het een medicus lukte een katholiek Nederlands bedrijf tot grootste wetenschappelijke uitgever in de wereld te maken.

Zo is er meer, veel meer. Waarbij ik het bijvoorbeeld prettig vond dat Vinken zich zo’n grote liefhebber van Lichtenberg toont; of dat een wetenschapshistorisch artikel dat ik nog als bron in mijn afstudeerscriptie gebruikte toch echt van deze Pierre Vinken kwam, en van niemand anders.

Dus gaat dit boek verder nog over iconografie, of over het Republikeins genootschap. Of over hoe Vinken telkens nogal pesterig in de tekeningen van Peter van Straaten terugkwam, nadat diens vriendin was overgelopen. Onder meer. Onder zo veel meer.

meer Frentrop op boeklog

Paul Frentrop, Tegen het idealisme
Een biografie van Pierre Vinken

1032 pagina’s
Prometheus, 2007

** illustratie uit het besproken boek:


[x]