Klein republikeins handboek ~ Hans van den Bergh

Dit boekje stamt uit 2002 — het jaar dat de Nederlandse monarchie weer aan een opmars in populariteit begon. De kroonprins was eindelijk aan de vrouw geraakt. En die band werd bezegeld met een breed in de publiciteit gebrachte bruiloft. Het sprookje zou daarna alleen nog maar mooier worden, omdat er al vlot kindertjes kwamen, die de voortgang van de dynastie kunnen waarborgen. Ook in de eenentwintigste eeuw.

Jammer toch alleen dat de monarchie historisch gezien niet bij Nederland hoort, om de zo burgerlijke cultuur hier. Dat die koning het land werd opgedrongen door de buitenlandse mogendheden, nadat Napoleon verdwenen was.

Goed, technisch gezien kreeg Nederland enkel een vorst, en riep Willem I zichzelf een jaar later eigenmachtig tot koning uit. En dit staat hem natuurlijk niet te prijzen.

Maar mij zat dat koningshuis nooit zo in de weg. Als ik de problemen moet opsommen van de Nederlandse regering, dan zijn dat er eerst een hele hoop andere. Bureaucratische regelzucht, bestuurlijk autisme, en regenteske koehandel in achterkamertjes — Thomas von der Dunk heeft de trits zo ooit wel aardig opgesomd. Ik zou daar wel nog de verregaande kortzichtigheid aan toe willen voegen, als toespitsing van dat bestuurlijk autisme. Geen politicus hier die ooit iets wil doen dat van een heldere langetermijnvisie getuigt, omdat anders de opvolgers van een eventueel andere partij daar mooi weer mee kunnen gaan spelen.

Tegelijk vind ik er niets voor spreken dat allereerst de kinderen van het staatshoofd voor dat ambt in aanmerking komen. Erfopvolging is iets Middeleeuws.

Dus was ik wel benieuwd welke honderd argumenten er tegen het koningschap in Nederland zijn aan te voeren. En dan is over dit boekje op te merken dat het lijkt of de auteurs moesten schrapen, om op die honderd te komen.

Op de staatsrechterlijke argumenten die worden aangevoerd, heb ik niets aan te merken. Die zijn helder. Net als internationale vergelijkingen nuttig zijn om de monarchie in Nederland te relativeren. Erfkoningen zijn heel zeldzaam geworden, en republieken tegenwoordig de norm.

Maar dan wordt de argumentatie troebel, doordat de auteurs hun bezwaren tegen het koningsschap ineens vooral gaan projecteren op de familie die op het moment in Nederland het ambt bezit. Dan worden zinnige argumenten — zoals dat het raar is dat zo’n rijke familie geen belasting betaalt — ineens afgewisseld met achterklap en insinuaties. Beargumenteerd zien worden dat Beatrix een naar mens is, met een ergerlijke neiging om haar opinies af te dwingen, doet mij namelijk niets. Hoe merkwaardig het feit ook is dat Nederland alleen een dure ambassade in Jordanië ging bouwen, omdat haar band met de koning daar zo leuk is.

Aanvallen ad hominem vind ik niet zo heel interessant, als het om een principekwestie gaat als deze. Het deugt niet dat er een koning[in] is. Punt. En dit argument wordt niet sterker door te zeggen: het deugt niet dat er een koning[in] is, kijk de schijnheilige tut toch eens.

Omgekeerd geldt namelijk ook dat zelfs wanneer de familie Van Oranje-Nassau het koningsschap onberispelijk zou dragen, en het volk tot sieraad was, het nog altijd niet klopt dat alleen hun kinderen het hoogste ambt mogen dragen.

De ene waarheid kan de andere waarheid uitdoven, merkwaardig genoeg. Zelfs al werden beide met hetzelfde doel verzameld. Ratio en verontwaardiging zijn geen stabiele mix. Tegelijk begrijp ik ook wel dat een boek waarin alleen verstandelijk beredeneerd wordt dat het koningshuis beter kan worden afgeschaft slechts lezers trekken zal die van abstract redeneren houden. Maar waar houdt de aanvaardbare retoriek op, en wordt die demagogie?

meer Vinken op boeklog

Hans van den Bergh, m.m.v. Pierre Vinken, Klein republikeins handboek
Honderd misverstanden over de monarchie

150 pagina’s
Boom, 2002

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Tegen het idealisme ~ Paul Frentrop

Zo moet het, heb ik een paar keer gedacht bij het lezen van deze biografie. Paul Frentrop heeft een zeer geslaagde levensbeschrijving van Pierre Vinken afgeleverd, en dit komt vooral omdat de hoofdpersoon nooit te lang hinderlijk in het beeld blijft; soms zelfs even tot edelfigurant wordt in dit boek. Want heel vaak gaat Frentrop’s aandacht uit naar de wereld om Vinken heen. De geschiedenis van het leven van éen man is niet los te zien van grotere ontwikkelingen in de geschiedenis zelf, en dat heeft de auteur goed begrepen.

Dus telt dit boek misschien daarom meer dan duizend pagina’s. Maar waar ik doorgaans een zwaktebod vind als een schrijver meer dan driehonderd bladzijden nodig heeft, was dit nu niet zo. Hoogstens gaat me iets te veel tekst naar de mislukte fusie tussen Elsevier en Wolters-Samson in 1987. Paul Frentrop had net op dat moment kennis gemaakt met Pierre Vinken. Misschien heeft hij bij het beschrijven van deze episode er te veel waarde aan gehecht nu ook eens iets uit eigen ervaring te kunnen melden.

Tegelijk kan goed verdedigd worden dat er zo veel plaats is ingeruimd voor die mislukte fusie, ook al stelde die hele zaak in de carrière van Vinken niet zo veel voor. Er ging als vanzelf een overdreven aandacht van journalisten uit naar de mogelijk fusie tussen beide grote Nederlandse mediabedrijven. En omdat de media hier ter lande liever simplificeren dan nuanceren, werd die hele overnamestrijd in nogal schrille kleuren besproken. Elsevier-chef Pierre Vinken werd de kwade genius in het verhaal. Daarbij hielp het hem niet dat hij interviews afwees. En omdat Vinken eerder in zijn leven hersenchirurg is geweest, werden hem door vrijwel iedereen de stereotype eigenschappen toegedeeld die chirurgen schijnen te hebben. Vinken was volgens nogal wat journalisten, die hem dus geen van allen gesproken hadden, een kille saneerder.

Maar wat moeten we geloven, en wat is waar? Naast de levensbeschrijving van Pierre Vinken komt deze vraag in nogal wat varianten terug in dit boek. En dit alleen al maakt Tegen het idealisme zo geslaagd.

Het begint al bij de beschrijving van Vinken’s jeugd, waarbij gelukkig nu eens niet wordt stilgestaan bij hoogtepunten als wanneer hij voor het eerst zindelijk was ’s nachts, of welk van de buurmeisjes zijn eerste vriendinnetje werd. Frentrop beschrijft in plaats daarvan de katholieke kilheid die er in Nederlands Limburg heerste, toen Vinken er geboren werd. Waarbij de voornaamste taak van de priesters was om de arbeiders gedwee te houden.

Terloops wordt de enorme sociale druk op de bevolking daar weergegeven in een droog maar nogal schrijnend citaat op de pagina’s 42 en 43:

Alleen dankzij het feit dat mijn moeder haar baarmoeder was kwijtgeraakt, kon ik later studeren. Zo niet, dan had ze nog veel meer kinderen gekregen en had mijn vader zich mijn studie niet kunnen veroorloven. Dan was ik in de mijn terechtgekomen.

Vinken gaat uiteindelijk medicijnen studeren, vooral om onder de dienstplicht uit te komen. Leeftijdsgenoten worden ingescheept om nog even het laatste koloniale oorlogje te voeren in Nederlandsch-Indië. Alleen de studenten met een roeping konden onder die verplichting uit.

Om aan het benauwde katholieke milieu in Limburg te ontvluchten kiest Vinken bovendien voor de universiteit in Utrecht. Zonder te beseffen dat ook daar het vooral katholieke hoogleraren waren die de toon bepaalden; zoals de merkwaardige F.J. Buytendijk. Hoe hoog deze wel niet in aanzien stond, zou Vinken merken toen hij hem op plagiaat meende te kunnen betrappen in diens boek De vrouw.

Groots is het hoe Frentrop erin slaagt de intellectuele benauwdheid van het milieu in die tijd over te brengen, en de afwerende reactie van Vinken daarop. Hij werd juist geen lid van het corps, hij zocht zijn eigen vrienden, en richtte zich met hen tegen de keer.

Typerend citaat voor deze periode, dat Vinken toeschrijft aan zijn vriend Joop Goudsblom:

De waarheid bestaat wel, maar kan niet pasklaar van andere geleerd worden. Iedereen moet haar voor zichzelf benaderen, met inzet van al zijn vermogens: de plicht tot waarheid is een individuele plicht. [55]

Vinken heeft veel gehad aan deze tijd, die hij ook zo lang mogelijk geprobeerd heeft te laten duren. Door zich almaar verder te specialiseren in de medicijnen, bleef er altijd ruimte om er dingen naast te doen. Het volgende assistentschap liet soms maanden op zich wachten. Dus deed hij kunsthistorisch onderzoek. Dus schreef hij uittreksels van medisch-wetenschappelijke artikelen voor de uitgever Excerpta Medica; een bijbaantje dat uiteindelijk tot de keuze leidde om uitgever te worden, en daarmee ondernemer.

Na Excerpta Medica volgde de overname door Elsevier, met alle zakelijke perikelen die daarbij hoorden. Maar voor mij bovenal interessant waren de lessen in de automatiseringsgeschiedenis die hierbij hoorden. Vinken zag in de jaren zestig al de toegevoegde waarde van de computer bij het ontsluiten van informatie, en daarmee dus ook de wens tot standaardisering van bijvoorbeeld de zoektermen die mensen kunnen invoeren.

Tussendoor werd Vinken buitengewoon hoogleraar in Leiden, op het gebied van medische informatieverzamelingen. De intreerede die hij daarbij in 1976 uitsprak, staat vrijwel integraal in dit boek. En mij valt het op, hoe weinig die oratie in principiële zin verouderd is. Weliswaar kan er technologisch inmiddels enorm veel meer, maar de kern van Vinken’s ideeën zou vandaag nog net zo nuttig en noodzakelijk zijn in een achtergrondartikel. Doordat hij toen al die inzichten had, begrijp ik ook eindelijk iets van het merkwaardige gegeven dat het een medicus lukte een katholiek Nederlands bedrijf tot grootste wetenschappelijke uitgever in de wereld te maken.

Zo is er meer, veel meer. Waarbij ik het bijvoorbeeld prettig vond dat Vinken zich zo’n grote liefhebber van Lichtenberg toont; of dat een wetenschapshistorisch artikel dat ik nog als bron in mijn afstudeerscriptie gebruikte toch echt van deze Pierre Vinken kwam, en van niemand anders.

Dus gaat dit boek verder nog over iconografie, of over het Republikeins genootschap. Of over hoe Vinken telkens nogal pesterig in de tekeningen van Peter van Straaten terugkwam, nadat diens vriendin was overgelopen. Onder meer. Onder zo veel meer.

meer Frentrop op boeklog

Paul Frentrop, Tegen het idealisme
Een biografie van Pierre Vinken

1032 pagina’s
Prometheus, 2007

** illustratie uit het besproken boek: