Dus ik ben ~ Stine Jensen & Rob Wijnberg

Van Stine Jensen hoefde ik nooit meer een boek lezen; haar kwaliteiten waren me bekend. Maar Rob Wijnberg intrigeerde me juist wel, omdat hij de intelligentste nieuwe columnist is die de laatste jaren in de Nederlandse media verscheen.

En toen schreven ze samen een boek…

Maar aan wie zou het dan liggen dat ik nogal wat problemen had met Dus ik ben?

Jensen en Wijnberg hebben beide filosofie gestudeerd, en plukken in dit boek ook vlijtig citaten uit de filosofiebibliotheek. Zo veel en zo veel verschillende denkers citeren zij, dat dit bij mij twijfel oproept over hun eigen kritische vermogen. Hebben ze ooit weleens zelf een gedachte gehad? Is het wel terecht om ook hen filosofen te noemen?

Dit is trouwens het probleem dat ik met alle boeken van Stine Jensen heb gehad. Die bevatten nu nooit eens beschouwingen waarin de conclusie elegant als vanzelf uit het betoog volgt.

Jensen probeert lezers steevast te overtuigingen door autoriteiten aan te halen; want die grote denker heeft daarover dit opgemerkt, en die dat. Opvallend is dat zij juist daardoor nooit zelf tot een betrouwbare autoriteit uitgroeit.

Haar teksten zijn zelden een cadeau dat voor de lezer steeds interessanter wordt bij het uitpakken — haar publiek krijgt een grabbelton over zich uitgestort, en mag slechts hopen daarbij éen of twee zaken op te vangen.

De irritatie over deze werkwijze maakt het mij zelfs moeilijk om op te pikken wat ze wel als nieuws introduceert.

Bovendien geloof ik in deze principieel al niet dat onbewijsbare uitspraken van filosofen juister zouden zijn dan wat bijvoorbeeld biologen na observatie kunnen beweren. Zulke exacte kennis ontbreekt nu juist pijnlijk in dit werk.

Kozen Jensen & Wijnberg er ook nog voor om een actueel boek te schrijven, met vele verwijzingen naar de Nederlandse politiek van begin 2010. Dus is dit boek al een paar weken na publicatie verouderd — en evenmin bedoeld voor Vlamingen. Ook die aanpak kan ik niet bijzonder filosofisch vinden. Het is echt niet nodig om de namen van de politici te noemen om hun theater te kunnen bespreken.

Blijft staan dat ze op zich een boeiend onderwerp aansnijden, dat mij — gezien mijn belangstelling voor de geschiedenis van ‘het ik’ — hogelijk had horen te boeien.

Er is van alles dat mijn, uw, of onze identiteit bepaalt. De auteurs selecteerden uit dit vele elf thema’s, die de titels van de hoofdstukken werden:

  1. Ik denk, dus ik ben
  2. Ik voel, dus ik ben
  3. Ik werk, dus ik ben
  4. Ik heet, dus ik ben
  5. Ik hoor erbij, dus ik ben
  6. Ik lijd, dus ik ben
  7. Ik heb een verleden, dus ik ben
  8. Ik heb lief, dus ik ben
  9. Ik word erkend, dus ik ben
  10. Ik consumeer, dus ik ben
  11. Ik heb een lichaam, dus ik ben

Maar, ik lees, dus ik ben.

En ik schrijf mijn gedachten op over wat ik net gelezen heb, en zet deze online. Dus ik ben.

En ik heb te veel gelezen om nog bijzonder onder de indruk te zijn van wat dit boek me gaf. Terwijl het zo veelbelovend leek. Dat dwingt mij dan tot het eindoordeel: interessant, maar niet voor mij.

Want ik was al.

Te veel.

Stine Jensen & Rob Wijnberg
Dus ik ben
238 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

In dubio ~ Rob Wijnberg

Boeklog legt me een paar simpele maar dwingende regels op. Ik moet zo gauw mogelijk mijn reactie opschrijven als een boek eenmaal uit is. En daar mag ik niet al te lang over doen.

Die regels zijn er slechts om te voorkomen dat het bijhouden van boeklog op werk uitdraait. En ze functioneren op zich goed. Ware het niet dat er heel soms iets gaat schuren door deze manier van doen. Bijvoorbeeld, als ik binnen korte tijd verschillende boeken van dezelfde auteur lees. Dan dwingt zo’n tweede werk me soms om mijn oordeel over het eerste te herzien. Wat niet altijd kan, omdat het soms dan al gepubliceerd is.

De afstudeerscriptie In dubio van Rob Wijnberg bevat nogal wat dezelfde verwijzingen naar filosofen als in de bundel Nietzsche & Kant lezen de krant staan. Wat niet onlogisch is. De stukken in dat boek zijn op thema geordend. En de thema’s ‘Vrijheid’ en ‘Staat’ raken direct aan het onderwerp ‘Vrijheid van meningsuiting’; wat dan weer uitgebreid behandeld wordt in In dubio. De teksten in beide werken zijn bovendien in dezelfde tijd geschreven.

En, wie moet Wijnberg anders herhalen, dan zichzelf?

Maar meer nog dan door Nietzsche & Kant lezen de krant werd door In dubio duidelijk wat mijn probleem met Wijnberg’s manier van denken is. Zijn denkraam vind ik veel te schoongeboend. Hij schrijft op een verkeerde manier academisch.

Terwijl hij nu juist toegeeft altijd te twijfelen.

Overal waar de waarheid wordt gepredikt, zie ik nu: de wil tot macht. Een door subjectiviteit gemanipuleerde werkelijkheid, met een of ander eigenbelang als drijvende kracht. [132]

Wijnberg omarmt me te makkelijk Nietzsche’s idee dat er geen feiten zijn, en er dus slechts interpretaties bestaan. En ik geef onmiddellijk toe dat zo’n manier van kijken verhelderend kan zijn, om zaken beter te leren begrijpen. Maar het is een begin. Eén van de filters om de werkelijkheid door te bekijken. Omdat er nu eenmaal ook cultuur bestaat, en daarmee geschiedenis.

Verder klopt dat nihilisme niet. Die ‘wil tot macht’, of dat ‘eigenbelang’ komen ergens uit voort. Vele hogere diersoorten hebben nu eenmaal eenzelfde basismoraal gemeen. Zelfs dieren al kunnen iets ‘niet eerlijk’ vinden, en daarop reageren.

En goed, dan hebben wij mensen daarbij nog de taal; en allerlei aan taal gekoppelde vermogens — zoals de kunst om onszelf beredeneerd voor de gek te houden. En tegenwoordig kan iedereen die iets oneerlijk vindt dat heel makkelijk de gehele wereld laten weten. Alleen blijkt uit zulke uitingen meestal slechts hoe weinigen zelf kunnen denken.

Als het over de vrijheid van meningsuiting gaat, heb ik tegenwoordig al gauw het idee dat er weinig vrijheden bestaan die zo misbruikt worden.

Rob Wijnberg bekeek dit onderwerp in dit boek bijna steeds via de gekende sjablonen — zoals dat vrijheid van meningsuiting altijd voor frictie zorgt bij degenen die er geopenbaarde overtuigingen op na houden; als de steile gelovigen. Daarbij bleef hij met zijn voorbeelden erg in de waan van de dag hangen.

Kern van dit boek is evenwel dat de Vrijheid van expressie in de eerste plaats dient om ideeën ter discussie te kunnen stellen. En volgens Wijnberg wordt dat te weinig beseft; zeker door politici.

En volgens mij dan weer begrijpt Wijnberg niet helemaal hoe weinig macht Nederlandse politici hebben; en dat je niet moet ingaan op wat ze zeggen, maar moet onderzoeken wat ze doen.

Die notie is uiteindelijk aanmerkelijk storender dan dat alles middels vele slechts nog heel even actuele voorbeelden verduidelijkt wordt.

Rob Wijnberg, In dubio
Vrijheid van meningsuiting
als het recht om te twijfelen

143 pagina’s
Prometheus, 2008

John Stuart Mill ~ Dirk Verhofstadt (red.)

In 1859 werd het essay ‘On Liberty’ gepubliceerd, van John Stuart Mill [1806 – 1873]. Honderdvijftig jaar later keek een gezelschap van geschoolde Nederlanders en Vlamingen nog eens naar de inhoud en betekenis van die verhandeling.

Konden ze het daarbij ook telkens hebben over de vrijheid in deze tijd, en wat daar de bedreigingen voor zijn.

Dit leverde in de eerste plaats een portret op van een denker met idealen die in zijn eigen tijd nog voor niemand waren weggelegd. Een belangrijk principe van Mill was namelijk dat iedereen zou moeten kunnen handelen zoals deze goed acht, zolang daarmee anderen maar geen schade wordt toegebracht.

Vanzelf sprak ook dat iemand, in dit geval Rob Wijnberg, aandacht zou geven aan Mill’s zo principiële pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting. En zo kreeg elk van de twaalf schrijvers een deelonderwerp, en is er daarom weinig dat telkens herhaald wordt over Mill.

Deze bundel las wel als een inleiding in het onderwerp; dat is er zowel de kracht als de zwakte van. Ik kwam daardoor betrekkelijk weinig tegen wat ik nog niet wist, zonder me nu ooit speciaal in John Stuart Mill verdiept te hebben. Een verplicht tentamen Politieke theorie ooit ergens doet zoiets met een mens. En dan was er nog het boek Over de zin van nut relatief kort geleden.

En theoretische beschouwingen over vrijheid of vrijheden blijven toch ook iets vrijblijvends houden. Hoe de cultuur is op een bepaald moment, legt meer op. Maar een cultuurgeschiedenis biedt deze bundel dan weer niet; integendeel, sommige stukken lijken me allereerst een reactie op populistische tendensen van het moment.

De verrassing van het boek zat voor mij vooral in de bijzaken. Zoals dat Dick Pels ergens constateert dat de ideeën van Jacques de Kadt, met zijn cultuursocialisme, nogal lijken op Mill’s liberalisme; zonder dat deze voorganger daarbij door hem geciteerd wordt.

Of dat in het essay van Naema Tahir over ‘Mill en het feminisme’ me terloops ook meer duidelijk werd over hoe dit onderwerp in de negentiende eeuw leefde. Al gaat ook dit essay na een paar bladzijden alweer over naar deze tijd, en wordt er vervolgens niets meer opgemerkt dat nieuw is.

Dirk Verhofstadt (red.), John Stuart Mill
150 jaar over vrijheid

240 pagina’s
Houtekiet/Atlas, 2009

Nietzsche & Kant lezen de krant ~ Rob Wijnberg

Rob Wijnberg was opinieredacteur bij NRC-Handelsblad toen deze krant op een nieuwsluw moment een bralstuk ontving van de populistische politicus Geert Wilders. Die stelde daarin onomwonden dat de Koran verboden moet worden.

NRC-Handelsblad publiceerde deze opinie niet. Dus wendde Wilders zich tot De Volkskrant, die het stuk wel direct opnam, en het daarnaast meteen becommentarieerde in een hoofdredactioneel artikel. Daarop was een rel geboren. En NRC-Handelsblad moest alsnog aandacht besteden aan Wilders’ holle woorden; maar een dag later, en nu in reactie op wat anderen daar al mee hadden gedaan.

Dit zou allemaal niet heel interessant zijn, had Rob Wijnberg de inleiding van Nietzsche & Kant lezen de krant niet gebruikt om de keuze te verdedigen dat stuk van Wilders te weigeren. En als juist dezelfde Wilders, plus de al even populistische Riet Haverdonk 1, vervolgens niet zo veelvuldig de Kop-van-jut waren in de artikelen die verzameld staan in deze bundel.

Als Wijnberg de opinies van Wilders kan gebruiken om de onnozelheid daarvan aan te tonen, of te laten zien dat ze niet stoelen op enig argument, dan gaat hij daar graag op in. Maar diens opinies onverdund aan de lezer tonen, zodat het publiek er zelf over kan oordelen, mag dus blijkbaar niet.

Er zit iets opportunistisch en wat vervelend paternalistisch in die manier van werken.

Bovendien lijkt mij een wezenlijke filosofische vraag of Wilders niet vooral een schepping is van de media die hem zo veel aandacht geven. Omdat zij hem overdreven veel aandacht geven. Net als dat alle gekeutel in Den Haag volgens hen het belangrijkste is van wat er in de wereld geschiedt.

Wijnberg wordt op 1 september 2010 hoofdredacteur van de krant NRC-next; tot verrassing van velen. Hij is jong. En dat maakt mij niet uit, maar ik vertrouw door een boek als dit zijn manier om de wereld te bekijken niet meer.

Op zich is er overigens weinig aan te merken op de artikelen in Nietzsche & Kant lezen de krant. Zij het, dat ze per stuk, zoals ze in de krant stonden, beter te verteren waren. Bundeling versterkte de teksten niet per se; ineens viel op dat Wijnberg regelmatig dezelfde kunstgrepen hanteert.

Rob Wijnberg deed ook telkens niets anders dan om een actueel feit van commentaar te voorzien met een praline uit de rijke bonbontrommel van de wijsbegeerte. Als inleiding tot het nut van filosofische kennis voor deze tijd deugt dit boek ook wel.

Alleen geven de stukken zo verzameld toch de impressie dat Wijnberg regelmatig batterijen aan kanonnen in stelling brengt om op een enkele mug te schieten. Alle politici gebruiken de media om reacties uit te lokken — de populisten niet anders dan de traditionele partijen. En te vaak gaan zijn artikelen over uitspraken, in plaats van daden. Waardoor Wijnberg macht toeschrijft aan mensen die deze niet bezitten.

Ik heb hier vaker betoogd dat woorden van politici me doorgaans niet interesseren — hoe onnozel of wijs die ook mogen zijn. Het gaat allereerst om wat hun beleid voor effect heeft. Evenmin kunnen Fortuyn, Haverdonk, of Wilders me boeien als persoon. Interessant is slechts waarom andere partijen niet goed met hen weten om te gaan. Of waarom ineens zo velen in de Nederlandse bevolking blind achter deze mensen aanlopen.

De krant die structureel aandacht voor zulke vragen zou hebben, die net een niveau dieper liggen als wat Wijnberg doorgaans behandelt, zou mij meteen als lezer winnen. Maar de kranten hier kunnen zoiets niet. Alleen al omdat ze dan zouden moeten uitleggen waarom ze tot nu toe zo in oppervlakkigheden blijven steken.

Rob Wijnberg, Nietzsche & Kant lezen de krant
Denkers van vroeger over dilemma’s van nu

285 pagina’s
De Bezige Bij, 2009
  1. de namen van deze mensen veranderen, het type politicus niet []