In dubio ~ Rob Wijnberg

► door: A.IJ. van den Berg

Boeklog legt me een paar simpele maar dwingende regels op. Ik moet zo gauw mogelijk mijn reactie opschrijven als een boek eenmaal uit is. En daar mag ik niet al te lang over doen.

Die regels zijn er slechts om te voorkomen dat het bijhouden van boeklog op werk uitdraait. En ze functioneren op zich goed. Ware het niet dat er heel soms iets gaat schuren door deze manier van doen. Bijvoorbeeld, als ik binnen korte tijd verschillende boeken van dezelfde auteur lees. Dan dwingt zo’n tweede werk me soms om mijn oordeel over het eerste te herzien. Wat niet altijd kan, omdat het soms dan al gepubliceerd is.

De afstudeerscriptie In dubio van Rob Wijnberg bevat nogal wat dezelfde verwijzingen naar filosofen als in de bundel Nietzsche & Kant lezen de krant staan. Wat niet onlogisch is. De stukken in dat boek zijn op thema geordend. En de thema’s ‘Vrijheid’ en ‘Staat’ raken direct aan het onderwerp ‘Vrijheid van meningsuiting’; wat dan weer uitgebreid behandeld wordt in In dubio. De teksten in beide werken zijn bovendien in dezelfde tijd geschreven.

En, wie moet Wijnberg anders herhalen, dan zichzelf?

Maar meer nog dan door Nietzsche & Kant lezen de krant werd door In dubio duidelijk wat mijn probleem met Wijnberg’s manier van denken is. Zijn denkraam vind ik veel te schoongeboend. Hij schrijft op een verkeerde manier academisch.

Terwijl hij nu juist toegeeft altijd te twijfelen.

Overal waar de waarheid wordt gepredikt, zie ik nu: de wil tot macht. Een door subjectiviteit gemanipuleerde werkelijkheid, met een of ander eigenbelang als drijvende kracht. [132]

Wijnberg omarmt me te makkelijk Nietzsche’s idee dat er geen feiten zijn, en er dus slechts interpretaties bestaan. En ik geef onmiddellijk toe dat zo’n manier van kijken verhelderend kan zijn, om zaken beter te leren begrijpen. Maar het is een begin. Eén van de filters om de werkelijkheid door te bekijken. Omdat er nu eenmaal ook cultuur bestaat, en daarmee geschiedenis.

Verder klopt dat nihilisme niet. Die ‘wil tot macht’, of dat ‘eigenbelang’ komen ergens uit voort. Vele hogere diersoorten hebben nu eenmaal eenzelfde basismoraal gemeen. Zelfs dieren al kunnen iets ‘niet eerlijk’ vinden, en daarop reageren.

En goed, dan hebben wij mensen daarbij nog de taal; en allerlei aan taal gekoppelde vermogens — zoals de kunst om onszelf beredeneerd voor de gek te houden. En tegenwoordig kan iedereen die iets oneerlijk vindt dat heel makkelijk de gehele wereld laten weten. Alleen blijkt uit zulke uitingen meestal slechts hoe weinigen zelf kunnen denken.

Als het over de vrijheid van meningsuiting gaat, heb ik tegenwoordig al gauw het idee dat er weinig vrijheden bestaan die zo misbruikt worden.

Rob Wijnberg bekeek dit onderwerp in dit boek bijna steeds via de gekende sjablonen — zoals dat vrijheid van meningsuiting altijd voor frictie zorgt bij degenen die er geopenbaarde overtuigingen op na houden; als de steile gelovigen. Daarbij bleef hij met zijn voorbeelden erg in de waan van de dag hangen.

Kern van dit boek is evenwel dat de Vrijheid van expressie in de eerste plaats dient om ideeën ter discussie te kunnen stellen. En volgens Wijnberg wordt dat te weinig beseft; zeker door politici.

En volgens mij dan weer begrijpt Wijnberg niet helemaal hoe weinig macht Nederlandse politici hebben; en dat je niet moet ingaan op wat ze zeggen, maar moet onderzoeken wat ze doen.

Die notie is uiteindelijk aanmerkelijk storender dan dat alles middels vele slechts nog heel even actuele voorbeelden verduidelijkt wordt.

Rob Wijnberg, In dubio
Vrijheid van meningsuiting
als het recht om te twijfelen

143 pagina’s
Prometheus, 2008

[x]