Utopie van de vrije markt ~ Hans Achterhuis

► door: A.IJ. van den Berg

Achterhuis heeft veel vaker over de aantrekkingskracht van utopieën gepubliceerd. Wat mede komt omdat hij niet altijd even weerbaar was tegenover denkers met absolute ideeën. Maar over de utopie van het ongebreidelde kapitalisme, die staande houdt dat de markt zich immer zelf zal corrigeren, schreef hij niet eerder.

Een probleem lijkt me ook om te ontdekken waar deze gedachte voor het eerst postvatte.

Bovendien moest er eerst een wereldwijde financiële crisis komen, voor dit onderwerp actueel werd. Of misschien beter: tot er weer eindelijk publiek te vinden zou zijn voor oppositie tegen de blinde marktverheerlijking. Marx leek met de val van het Communisme doodverklaard.

Hans Achterhuis koos ervoor dit onderwerp te benaderen via een ander boek. In 1997 had hij namelijk het werk van de Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand ontdekt, via haar voornaamste roman Atlas Shrugged. Hij vond dat meteen al een meeslepend boek; hij geeft het na herlezing zelfs nog steeds vier van vijf mogelijke sterren.

En deze Ayn Rand zou grote invloed hebben gehad op Alan Greenspan. Dat is de voorzitter van de Amerikaanse Federale bank, onder wiens leiding zo veel beperkingen op riskante financiële constructies werden afgeschaft, en zulke onmogelijke bubbles ontstonden. En dat waren nu net de redenen voor de crisis.

Rand heeft verder onder meer het Objectivisme als filosofie gegrondvest. Achterhuis meent dat de ideeën van deze denkrichting — die bijvoorbeeld stelt dat de mens zijn eigen geluk moet najagen door een rationeel egoïsme — een veel grotere uitwerking hebben gehad op de Amerikaanse samenleving dan wij Europeanen beseffen. Atlas Shrugged geniet enorme populariteit in de VS, zij het alleen niet in academische kringen. Uitleggen waar dit boek voor staat, maakt het daarmee ook mogelijk een heel gedachtegoed te karakteriseren.

Vandaar dus dat de roman uitvoerig aandacht krijgt in De utopie van de vrije markt. Ja, haast als leidraad dient voor het hele boek.

Ik moet zeggen dat ik daar om enkele redenen enorme moeite mee heb. Alsof in de VS al niet altijd een ‘frontier’ mentaliteit bestond die uitgaat van totale zelfredzaamheid. Voeg daar enkel een vleugje Weberiaans calvinisme aan toe, en ineens valt op dat Rand slechts varieert op wat er al leefde.

Mijn tweede bezwaar bestaat uit een instinctief, en dus emotioneel wantrouwen. Ik leerde de naam Ayn Rand al ruim voor 1997 kennen, en mijn associatie daarbij is nog altijd niet goed. Want als er in een interessante discussie online iemand onbedaarlijk bot en hondsvervelend dom het eigen gelijk ging zitten tamboereren, was dat altijd een trol die dan Rand als goddelijke autoriteit citeerde.

Ayn Rand heeft felle en actieve missionarissen. Maar Achterhuis beseft dat veel te weinig. Hij denkt bijvoorbeeld dat het iets zegt dat Atlas Shrugged en The Fountainhead zo hoog scoren op de lijst met publieksvoorkeuren van The Modern Library. Terwijl die ranglijst via een internetverkiezing tot stand kwam, en ieder ander dus meteen duidelijk is dat deze door een campagne van Rand’ters vertekend werd. Want, wie anders heeft zo’n actieve fanclub online? [Ook dat wordt trouwens perfect duidelijk uit de lijst: Scientology. Nog zo’n sekte.]

Achterhuis constateert zoiets als dat de Jehova’s getuigen verreweg de grootste en belangrijkste religie in Nederland zijn, omdat die het vaakst bij hem aanbellen.

De voor mij enig interessante vraag, waarom Rand’s ideeën zo aanslaan bij mannen die zo graag de psychopaat uithangen online, of andere volstrekte idioten, zoals een Pamela Geller en haar ‘Atlas Shrugged’-weblog, stelt hij helaas niet. Terwijl dat me toch wezenlijke punten lijken. Het is merkwaardig om een ideologie niet te willen beoordelen op zijn fundamentalisten.

Dat leidt me tot een derde en wezenlijker bezwaar. Omdat ik De utopie van de vrije markt rijkelijk ahistorisch vind. Alsof in de zeventiende eeuw niet al ineens rondom wereldlijke leiders beperkingen op de markt wegnamen, want daar groeide de welvaart zo prettig van. Alsof er niets geschreven is over vrije marktwerking toen het Verenigd Koninkrijk ineens toch handelsbeperkingen en andere restricties ging invoeren in de negentiende eeuw. Alsof er nooit iets gezegd is over de verhouding tussen markt en staat in de periode voordat politici de noodzaak van enige breidel inzagen — of de macht daartoe kregen.

En helemaal in de depressie van de jaren 1930, bijvoorbeeld in de tegenstand tegen Roosevelt’s New Deal-beleid, werd door velen toch duidelijk steevast fel de zegen van vrije marktwerking verkondigd. Zelfs als was die dan misschien gekleurd door een weerzin over wat als een opgedrongen staatssocialisme werd gevoeld.

Ayn Rand’s eerste roman The Fountainhead kwam pas uit in 1943.

Dat ze als auteur ideeën heeft opgepikt die speelden in haar tijd, en zij als immigrante — uit een Communistisch geworden land met een planeconomie nota bene — belangrijk achtte, lijkt me niet vreemd. Maar om haar dan met terugwerkende tot een grondlegster te benoemen van het ongebreidelde marktdenken, is hoogst merkwaardig.

Hans Achterhuis kijkt in de tweede helft van het boek ook veel te oppervlakkig naar wat een select rijtje aan andere denkers aan ideeën over de economie hebben voortgebracht. Iemand als Hayek behandelt hij daarbij wel, maar te terloops — omdat diens The Road to Serfdom nu net na 1989 in politieke kringen aantoonbaar meer invloed heeft gehad dan Rand. Zwijg ik nog over al die economen samen, die een klimaat creëerden waarin zij een status als onfeilbare zieners kregen; als er ergens utopisten aan te wijzen zijn, dan toch zeker onder deze lieden wel. Maar Achterhuis interesseert het te weinig hoe economieën zich historisch ontwikkeld hebben door technologische vindingen, dogmatische raadgevers, en politieke besluiten. Voor hem volstaat het de wereld te verklaren vanuit het idee dat Alan Greenspan weleens Ayn Rand heeft gelezen. En met zijn projectie van ideeën op een werkelijkheid, en het dan alleen behandelen van die ideeën, krijg ik dus steeds meer moeite.

Ja, als model werkt dat misschien. En dus als een manier om onwetenden te kunnen onderwijzen. Achterhuis zal werkelijk menen de beste metafoor te hebben gevonden om de kracht van éen ideeëngoed te kunnen toelichten. Maar verder?

Achterhuis zou eens moeten nadenken over de utopie dat wijsbegeerte de beste vragen stelt.

Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt
319 pagina’s
Lemniscaat, 2010

[x]opgenomen in het dossier: