Ik ben niets veranderd ~ J.J. Peereboom

► door: A.IJ. van den Berg

John Peereboom [1924 – 2010] overleed eerder dit jaar. En altijd als een schrijver sterft, en ik boeken van hem in bezit heb, is er de tegenwoordig de overweging of ik op mijn weblogs enige woorden aan de dode wijden moet.

Of eigenlijk is dat alleen een overweging als er niet zo maar al woorden klaar liggen. Want, spontaan zou ik niets kunnen opnoemen van wat me nu trof in Peereboom’s schrijfwerk. Zelfs al bezit ik de deeltjes met zijn journalen die als privé-domein verschenen. En heb ik ook verhalen van hem gelezen. Was hij bovendien vaak de recensent van Engelstalige literatuur voor NRC-Handelsblad.

Eerlijk gezegd, heb ik zelfs de titels van zijn boeken niet zo paraat.

Dus kan het herlezen van een hoogtepunt uit een oeuvre helpen om het beeld van Peereboom te bepalen. Iets in zijn werk moet me hebben aangesproken, anders waren er niet die twee deeltjes privé-domein geweest.

Maar ook na Ik ben niets veranderd weet ik nog nauwelijks iets meer. Dit boek bevat uitgewerkte dagboekpassages die tussen 1958 en 1976 in literaire bladen verschenen. Daarbij speelde mee dat Peereboom onder meer als correspondent voor de krant voor lange perioden in het buitenland verbleef; zoals nu in Italië en Londen.

Alleen liet de auteur zich daarbij nauwelijks in de ziel kijken. Dat maakt zijn teksten doorgaans weinig persoonlijk; of hoogstens persoonlijk op een wat abstracte manier; en misschien om die reden ook weinig memorabel.

Om de versleten vergelijking maar weer eens te gebruiken. Had Peereboom zijn observaties als weblog gepubliceerd, dan had ik dat zeker gevolgd, en dan vooral om zijn zo verzorgde taalgebruik. Tegelijk zou ik vervolgens waarschijnlijk zelden of nooit enthousiast naar hem verwezen hebben, vanwege een geweldige vondst of observatie.

Ofwel, het goed geschreven weblog heeft publicaties als deze inmiddels obsoleet gemaakt.

Slechts de opmerkingen die Peereboom maakte over literatuur interesseerden me echt. Alleen kwamen die veel te zelden voor.

Pinter beroept zich niet, zoals Ionesco, op ons onvermogen om het leven in een begrijpelijke vorm te denken. Zijn stuk klinkt alsof hij precies bedoelt wat zijn personen laat zeggen, en al was niemand, ook hij zelf niet, in staat om uit te leggen wat het is, dan nog zou de indruk overblijven dat het moet bestaan. Hij schrijft inderdaad creatief, dat wil zeggen, hij brengt een heel gebied aan het licht van mogelijkheden die nog niet onderzocht zijn (mislukte pogingen tot creatief schrijven zijn daardoor meestal, niet bepaald vervelend, maar benauwend–doordat zij de indruk geven dat de mogelijkheden uitgeput zijn). [33]

scheiding

Je moet je tanden ergens in kunnen zetten, en een boek mist de smaak van mensenvlees. Niet voor de school maar voor het leven: wat zal het mij baten of ik de cultuur verover, als het niemand iets kan schelen wat ik doe of laat.

De cultuur is trouwens lastig om te veroveren. Een paar uur helder met een boek zijn de pauzes aan het front. Daarna komt de vergelijking, de verwarring, het vergeten, het onbegrip, het uitstel en het zelfverwijt. [131]

[ wordt vervolgd ]

J.J. Peereboom, Ik ben niets veranderd
Journalen

169 pagina’s
De Arbeiderspers, 1978
privé-domein nr. 45

[x]opgenomen in het dossier: