Reis naar het einde van de nacht ~ Louis-Ferdinand Céline

► door: A.IJ. van den Berg

Zelfs een klassiek boek kan ook gewoon een debuutroman zijn geweest — met de problemen die een debuutroman zo gauw eens heeft. Voyage au bout de la nuit is uit balans. In de tweede helft van het boek verandert de hoofdpersoon, Ferdinand Bardamu, van een deelnemer aan grote gebeurtenissen in een commentator.

En dat is altijd een degradatie.

Tegelijk geldt wel dat de grootste bijzonderheden van de roman me domweg ontgaan zullen zijn. Ook bij deze herlezing. Céline’s talloze navolgers hebben het zicht op het origineel vertroebeld; dat alleen al.

In 1932 was Céline’s debuut in meerdere opzichten nieuw en baanbrekend. Zo kan er in het Frans een immens verschil zijn tussen de spreektaal en de schrijftaal. Uitdrukkingen genoeg in de dagelijkse conversatie die op schrift nooit gebruikt worden. Maar deze auteur waagde het nu toch eens om die vaak als zo plat en rauw ervaren spreektaal in een boek vast te leggen.

Dat moet de vertaler vervolgens immense problemen hebben opgeleverd.

Mij viel dan weer alleen op dat de toon van het Nederlands soms wat kunstmatig stoer was, als ik opnieuw met lezen begon. Dan duurde het altijd even voor de tekst genoeg boeide om die taal niet meer zo te laten opvallen.

Ook nieuw was Céline’s achteloze behandeling van zaken die tot dan toe taboe waren in de literatuur — sex in het algemeen, masturbatie in het bijzonder — en dat er zo veel lelijks in zijn boek aan de orde kwam.

Tachtig jaar aan romankunst verder is die unieke waarde van toen eveneens een stuk minder zichtbaar.

Verder was het boek een aanklacht tegen een reeks maatschappelijke misstanden, waar de komst van de verzorgingsstaat decennia later grotendeels ook een eind aan heeft gemaakt. Alleen geldt wel: geen wonder dat de mensen toen ‘primitiever’ reageerden in hun machteloosheid.

Maar, het moet gezegd, Reis naar het einde van de nacht bevat nog altijd heel pakkende passages. Al staan die wat mij betreft dan enkel in de eerste helft van het boek.

Meehelpt dan dat Céline het niet nodig vindt om alles uit te leggen. Ineens heeft Bardamu dienst genomen in het leger. Plots bevindt hij zich in België, tijdens de ergste momenten van de Eerste Wereldoorlog. Dan weer is hij psychiatrisch patiënt met een oorlogstrauma, dan probeert hij kapitaal te maken in een Afrikaanse kolonie, dan is hij ineens uit de bush in New York aangekomen.

De overgangen tussen al deze situaties doen er daarbij nauwelijks toe, en krijgen niet altijd een logische verklaring. Wat de eerste helft van het boek iets ademloos geeft; de roman krijgt er grote vaart door.

Halverwege de roman maakt Céline dan een opvallende tournure. Halfweg staat wel het meest vage zinnetje van al.

Ferdinand Bardamu neemt dan vijf, zes jaar afstand van het boek, om in de tussentijd medicijnen te studeren, en arts te worden. De zin die ik hier ter uitleg gebruik is al langer dan het boek over deze ontwikkeling biedt. Daarna wordt het verhaal weer opgepakt in Parijs. Daar wordt de hoofdpersoon huisarts in een buitenwijk, zonder daarbij iets te verdienen. De mensen zijn arm, en er zijn nog zo veel meer artsen als hij.

Anders dan hier hadden de huisartsen daar vrije vestiging.

Voor het boek betekent dit dat niet de hoofdpersoon nog langer het centrum is van alle verwikkelingen. In plaats van hem overkomt zijn patiënten nu allereerst van alles. Dat maakt het boek vanaf dat moment een stuk indirecter.

Later laat Céline die dagelijkse medische praktijk gelukkig weer wat los in de roman, en komt er meer verhaal in. Alleen is die verfrissende vaart uit het begin er dan al te lang uit om het boek nog te redden.

Alles overziend begrijp ik dat de aantrekkingskracht van dit boek bij de eerste keer lezen vooral zat in de nietsonziende eerlijkheid van de hoofdpersoon. Al lijkt het me ook dat alleen jonge en relatief onervaren lezers daar nu nog door geraakt zullen worden.

Maar toen het programma Brands met boeken over Céline ging [mp3], werd hij daarin een echte mannenschrijver genoemd. En een klootzak. Vrouwen begrijpen niet waarom zijn boeken zo lezenswaardig zouden zijn.

Die redenering volgens zou ik dus vervrouwelijkt moeten zijn, ondertussen, omdat deze herlezing me betrekkelijk weinig zei.

Eerder denk ik dat het gebral en het harde nihilisme van Céline bij een tijd hoorde, toen een stevige machotoon nodig was om überhaupt gehoord te worden tussen de andere sterke mannen. En die toon durven nu alleen de grootste rednecks in de VS nog straffeloos aan te slaan.

Louis-Ferdinand Céline, Reis naar het einde van de nacht
383 pagina’s
Uitgeverij G.A. van Oorschot 1989, oorspronkelijk 1969
Vertaling door E.Y. Kummer van Voyage au bout de la nuit, 1932

[x]opgenomen in het dossier: ,

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

een reactie

Gust Poortmans  op 8 januari 2013 @ 11:22:14

Ik ben een liefhebber van dit boek. De aparte stijl en de fragmentatie van het verhaal(verhalen) laten me toe regelmatig stukken uit het boek te herlezen. Hetzelfde heb ik met Louis Paul Boon en zijn Kapellekensbaan/Zomer te Ter Muren.