Klein ja, een groot nee ~ George Grosz

► door: A.IJ. van den Berg

Merkwaardig blijft hoe twee boeken van heel verschillende auteurs in de herinnering kunnen samensmelten tot éen enkel boek. Bij mij tenminste.

Ik heb van zulke uitgaven dan blijkbaar alleen de generieke eigenschappen onthouden – waardoor het onmogelijk is geworden om ze nu nog uit elkaar te houden.

Eén zo’n identiek geworden paar bestaat uit de picareske romans The Adventures of Augie March [1953] & The Apprenticeship of Duddy Kravitz [1959].

En een ander paar wordt gevormd door de autobiografieën van George Grosz [1893 — 1959] en die van Erwin Blumenfeld [1897 — 1969]. Twee boeken van Duitsers actief in de beeldende kunst, die daarin sardonisch afstandelijk naar de wereld om hen heen keken, en om de Nazi’s naar de VS vluchtten.

Zij het dat Grosz daarbij Blumenfelt negen jaar vooraf ging, zoals ik nu weet. George Grosz vertrok zelfs al vóor Hitler aan de macht kwam.

Waarom George Grosz vertrok, is iets dat de lezer geacht wordt te weten. Grosz maakt geen woord vuil aan de Nazi’s, of zijn protesten tegen hen. En op zich kan dit ook best. Enige studie leerde dat hij in 1941 aan zijn autobiografie begon te schrijven, en deze in 1946 verscheen onder de titel A Little Yes and a Big No. Het boek is geschreven voor het publiek van toen.

Waarom Hans Hom een Duitse versie van het boek vertaalde, en of Grosz daar überhaupt een woord aan bijgedragen heeft, is mij onduidelijk. Dat staat ook niet in het boek. De eeuwige klaagzang over De Arbeiderspers blijft dus dat ze de waarde van de reeks privé-domein behoorlijk verkleinen door hun vreemde krenterigheid.

Zelfs de luttele mededeling dat de tekst waarschijnlijk uit 1946 dateert, had al zoveel meer begrijpelijk gemaakt. Tijdens het lezen was mij bijvoorbeeld onduidelijk waarom de eerste helft van de levensgeschiedenis zo levendig is, vlot door de tijd springt ook, en eenmaal na de emigratie — als Grosz trouwens de veertig al gepasseerd is — een behoorlijke pas op de plaats maakt.

Dan gaat een heel hoofdstuk bijvoorbeeld over Amerikaanse illustratoren; zoals Norman Rockwell. En hoe George Grosz graag hun kwaliteiten had gehad; omdat dat werk iedereen meteen aanspreekt; vanwege de begrijpelijkheid. [Met de wetenschap dat hij dit in het Engels schreef in een boek met een Amerikaanse uitgever lijken passages als deze me trouwens doelgroepproza en publieksvleierij.]

Wat Grosz als zijn eigen kwaliteiten ziet, is evenwel nooit onderwerp in het boek.

Hoogstens komt nog net terloops langs dat hij voor het vertrek naar de VS iemand was in Duitsland, zo niet West-Europa. Dat had hij toch allemaal maar opgegeven.

Maar hoe dat succes er dan ineens was, en waarmee dat kwam, wordt niet uitgelegd.

Wel komen verschillende mecenassen langs in het boek — zoals Harry graaf Kessler — die veel voor Grosz betekend hebben.

Enfin, Een klein ja, een groot nee is bij nadere beschouwing een vreemder boek dan ik tijdens het lezen dacht. Ik was er eigenlijk wel blij mee. George Grosz had nu eenmaal het oog van een schilder. Die keek goed, en had daarmee aandacht voor het onverwachte detail. Zelfs de verhalen over zijn kinderjaren boeiden. En de geschiedenis over zijn vervelende tijd op de kunstacademie is helemaal prachtig en tekenend voor de eigenzinnigheid van de man.

Alleen wordt de lezer dus geacht zijn beeldende werk en levensgeschiedenis al te kennen; of op zijn minst de hoogtepunten daarvan.

Uit dit boek leert niemand hoe fel de protesten van Grosz konden zijn.

George Grosz, Een klein ja, een groot nee
372 pagina’s
De Arbeiderspers, 1978
privé-domein nr. 49
vertaling door Hans Hom van Ein kleines Ja und ein großes Nein, z.j.

illustratie uit het besproken boek: Opstand der gekken (1915). Click voor groter.


[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden