Verovering van de vrijheid ~ Alicja Gescinska

► door: A.IJ. van den Berg

Laatst kwam ik de uitspraak weer tegen — het aforisme uit de dagboeken van Kierkegaard dat ooit zo veel indruk maakte.

214
Wat een mens waard is kan men afmeten aan het verschil tussen wat hij inziet en wat hij wil: alles wat daar tussen ligt is excuus en uitvlucht.

Waarbij overigens gold dat ik niet de enige was aan wie deze wijsheid is opgevallen. De Canadese auteur Guy Vanderhaeghe gebruikte het aforisme zelfs op een tekenende manier in zijn debuutroman My Present Age — dat over een dikke schrijver gaat. En dit vond ik ooit een heel goed boek.

Tegenwoordig vind ik aforismen gauw te absoluut. Een genre voor jonge mensen daarmee, die nog in absolute waarheden geloven, en zo makkelijk in zwart-wit tegenstellingen denken.

Niet dat ik met de jaren milder ben geworden. Maar zo’n uitspraak als die van Kierkegaard lijkt me in zijn absoluutheid ook een recept voor depressie. Want stel dat je, zoals ik, politici en andere bewindslieden geïnterviewd hebt, hun vaardigheden en kennis daardoor redelijk hebt leren te beoordelen, en daarmee wel constateren moet dat Nederland geen democratie is. Door een regentenkliek geregeerd wordt. En dat controle op hun handelen door politici van andere partijen laat staan de parlementaire pers vrijwel geheel ontbreekt.

Dan zou op mij volgens Kierkegaard dus de plicht rusten om het Nederlandse volk te steeds opnieuw vertellen wat het verder nooit wordt verteld.

En dan denk ik toch: ik heb leukere dingen te doen.

Want, wie de status quo doorbreekt, wie vertelt dat het helemaal anders zit dan iedereen denkt, moet zich vervolgens áltijd enorm verdedigen — wat alleen al direct twijfel aan zijn of haar oordeel zaait. Zelfs al is er het grootste gelijk van de wereld. Want het gaat er niet om of iemand gelijk héeft.

Deze lange inleiding dient enkel om éen opmerking te plaatsen die anders in het luchtledige zou blijven hangen over De verovering van de vrijheid.

Dat is namelijk het boek van een jonge auteur. Die ondanks haar scholing in de filosofie nog idealen heeft, en daardoor weleens absolutismen poneert.

Niet dat dit per se afdoet aan de kwaliteit van het boek. Maar het is er wel een eigenschap van.

Alicja Gescinska is de jongste dochter uit een Pools gezin dat éen jaar voor de val van De Muur naar België vluchtte. Mede daardoor kan ze twee leeftoestanden vergelijken. Zo waren er in het communistische Polen van toen geen speelgoedwinkels, terwijl er in die in België sprookjesachtige hoeveelheden spullen te koop waren. Maar omdat er geen geld was om éen van die prachtige poppen daar te kopen voor haar moest zij dus wel ineens leven met de tergende wetenschap dat zulke poppen bestonden; binnen handbereik waren zelfs.

De verovering van de vrijheid draait uiteindelijk om het onderscheid tussen twee soorten van vrijheid — dat ooit geformuleerd is door Isaiah Berlin, en toch ook al bij Kant voorkomt.

Negatieve vrijheid bestaat uit de afwezigheid van externe inmenging en beperkingen. Hoe minder van die inmenging en beperkingen, hoe vrijer een mens is. Zulk een opvatting over vrijheid is de meest gangbare en alledaagse. Het gaat om het idee dat vrijheid gelijk staat aan met rust gelaten worden, dat niemand je zegt wat je zou moeten doen en niemand je ergens toe verplicht.

Positieve vrijheid daarentegen bestaat uit de aanwezigheid van een concreet vermogen om datgene na te streven wat goed is. Zij vloeit voort uit de wens van het individu om zijn eigen meester te zijn, en een meester is uiteraard iemand die iets meesterlijks kan. Een meesterlijk leven is een zinvol, goed en gelukkig leven. Daar is de positieve vrijheid om bekommerd: de zelfverwerkelijking van de mens. De mens probeert zijn eigen leven in handen te nemen en wordt steeds vrijer naarmate hij beter in staat is om zichzelf te ontplooien en daarin zijn geluk te vinden. [104]

Alicja Gescinska is het in haar betoog te doen om die positieve vrijheid — en al wat ons zoal tegenhoudt om die te veroveren. Zoals het excuus en de uitvluchten die Kierkegaard hierboven opperde.

En De verovering van de vrijheid is het best als het die persoonlijke barrières verkent — waarbij het boek dat unieke perspectief heeft van iemand die onder twee ideologieën heeft geleefd.

Want geen mens functioneert in een isolement. De samenleving moet ook een beetje meehelpen om zelfontplooiing mogelijk te maken. En opvallend genoeg vond ik Gescinska’s boek tekort schieten in het beschrijven van wat daarbij dan speelt.

Misschien was dat omdat ze het niet aandurfde om een ideale samenleving te schetsen waarin iedereen die positieve vrijheid nastreven kan. Misschien schrok ze er terug voor om een positie in te nemen als al die anderen die de maatschappij telkens vervolmaken.

Geen politici die bezuinigingen niet verkoopt met een argument waardoor het lijkt alsof alles nog veel mooier wordt daarna.

Geen econoom die stiekem niet ook meeweegt in zijn of haar modellen hoe het idealiter zou moeten wezen.

Maar waarschijnlijker lijkt me toch dat de auteur nog net te veel vastzat aan haar opleiding in de filosofie, en die boekenkennis nog niet in balans kon brengen met het chochme dat doorgaans pas met enige levenservaring komt. Schrijvers kunnen me dus inmiddels gewoon te jong zijn — ondanks de aanwezige kwaliteiten van hun werk.

Alicja Gescinska, De verovering van de vrijheid
Van luie mensen, de dingen die voorbijgaan
219 pagina’s
Lemniscaat, 2011

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden