Dagboek ’64~’65 ~ Daniël Robberechts

► door: A.IJ. van den Berg

Als het portret dat Jeroen Brouwers maakte van Daniël Robberechts [1937 — 1992] niet zo’n intrigerend portret was geweest, ware ik nooit weer aan dit dagboek begonnen. Ook al stond het al twintig jaar onaangeroerd in de kast. Aangeschaft ooit voor een gulden bij De Slegte, toen het me bij mijn boekenbezit nog ging om kwantiteit, en indertijd na een pagina of tien alweer weggezet.

Het boek is domweg ook te veel een verzameling gruis en grauwe stukjes korrelig proza, en te weinig een vindplaats van klompjes tekstueel goud.

Brouwers zag een zielsverwant in de Vlaamse auteur; die net als hem dat auteurschap heilig had gemaakt — en dus groter waarschijnlijk dan gezond is voor een mens — en zich uit de wereld had teruggetrokken om het enige te doen dat restte. Schrijven.

Maar een leven dat vooral achter de schrijftafel wordt doorgebracht, maakt nog geen bestaan dat automatisch voor anderen interessant wordt. Dagboek ’64-’65 is dan ook niet een boek waarin veel gebeurt.

De belangrijkste gebeurtenis lijkt zelfs te zijn dat Robberechts nogal vaak weer geen post ontvangen heeft, waar hij nochtans wel op post te wachten zat.

Dagboek ’64-’65 is ook het boek van een jonge man — twintig jaar na dato uitgegeven — die nog aan zijn officiële carrière als schrijver beginnen moest. Hij heeft dan al wel in de tijdschriften gepubliceerd. Een boek is er alleen nog niet. Al begint Robberechts in de loop van dit dagboek aan zijn eerste roman, die uiteindelijk de titel De grote schaamlippen zou krijgen; wat na de eerste druk overigens al veranderd werd; in Open boek.

Ook die Grote schaamlippen zouden de vorm van dagboekaantekeningen hebben. Wat het Dagboek ’64-’65 dan weer tot een soort oerboek maakt, waarin de voor- en tegens van een vorm werden onderzocht; en daarmee een tekst die waarschijnlijk interessanter is voor literatuurwichelaars en biografen dan voor normale lezers.

Want, wat verlang ik van het dagboek van een schrijver? Niet per se veel. Opmerkingen over wat hij of zij leest, zijn altijd aardig; helemaal als zulke aantekeningen gepaard gaan met grote voor- en afkeuren.

Aforismen of andere heldere opmerkingen opgediend krijgen, is helemaal een tref, maar doorgaans al gauw te veel gevraagd.

Alleen las Robberechts indertijd geen opvallend bijzondere auteurs. De verhalen van Somerset Maugham kwamen langs, die hij om hun vorm bewonderde. Madame Bovary, dat hij saai vond, wordt genoemd. Meest opmerkelijke literatuur is nog die van Julien Green — al kwam dit mede omdat deze in het begin van het boek enkel ‘Green’ heet, en me toen onduidelijk was wie Robberechts bedoelde. Tegelijk zijn de meeste verwijzingen naar deze Green te particulier om mij dan weer iets te verhelderen.

En verder biedt dit dagboek veel wanhoop en twijfel. Want voor wie zich voorgenomen heeft om te schrijven, is elke dag dat er niets geschreven wordt een schande.

scheiding

[…] Neiging om druk te gaan doen, mij met cultuur en letterkunde in te laten, polemiekjes en discussies aan te snijden enz. Ik geloof dat ik het doorheb: het zou gewoon een middel zijn om me te laten gelden, om mij te laten bestaan — vermits men niet kan bestaan dan met de hulp van anderen, en mijn bestaan-als-schrijver uitblijft. Maar: waarom per se willen bestaan, in de grond? Dus: louter een schrijvende zijn? Terugkeren naar de schrijvende die manuscripten opstapelt in zijn laden?

[Za 2002 1965]
Daniël Robberechts, Dagboek ’64~’65
257 pagina’s
Manteau, 1984

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden