Verhalen van het Groninger Ommeland ~ Aafke Steenhuis

► door: A.IJ. van den Berg

Als er op een boek staat dat het verhalen bevat, heb ik daar toch een idee bij. Verhalen van het Groninger Ommeland bracht daardoor niet wat ik er aanvankelijk van verwachtte.

Aafke Steenhuis geeft de lezer namelijk óok weleens een bedacht verhaal; om een situatie ter plaatste extra in te kleuren. Maar deze bundel is vooral gevuld met autobiografisch gekleurde herinneringen, reportages, en zelfs met historische kennis hier en daar.

In die zin wijkt dit boek nauwelijks af van de latere uitgave Het lied van de Eems; al heeft dat meer eenheid vanwege de rivier die dwars door alles blijft heenmeanderen — en had ik daarvan nu net nooit verwacht een verzenbundel of opera in handen te krijgen.

Dit boek lijkt wel een voorstudie van dat andere; als om te bepalen uit hoeveel verschillende elementen een tekst kan bestaan, zonder dat die chaotisch wordt.

Steenhuis verliet de provincie Groningen na haar opleiding, zoals zovelen, om in Randstad het geluk te zoeken. Toch, misschien omdat daar de taal haar domein zou worden, bleef er een verlangen naar het gebied waar ze vandaan kwam. Want met de verhuizing, zo niet emigratie, moest ook de thuistaal zo vaak worden losgelaten.

Zo luidt mijn interpretatie tenminste.

Voor Aafke Steenhuis waren daarbij twee plaatsen in de provincie het belangrijkst. De havenstad Delfzijl, in het oosten, waarover ze schrijft als het paradijs waaruit ze werd verdreven — de zware en vieze industrie was daar toen ook nog niet. En Zuidhorn, in het Westerkwartier, aan de andere kant van de regio; waar het Gronings heel anders klinkt.

Meest bijzondere ‘verhaal’ uit deze bundel speelt zich wat mij betreft ook af in Zuidhorn. ‘De straat’ is een herbewerkte reportage uit oorspronkelijk 1977, waarin Aafke Steenhuis met de mensen praatte die in het buurtje woonde waar zij als kind na de verhuizing terecht kwam. Op dat moment waren die buren vrijwel allemaal geboren in de jaren 1910 of 1920; wat hen daarmee genoeg verleden gaf om ze interessant te maken.

En een boek als dit vult bij mij een leemte in kennis aan, zoals ik bijvoorbeeld ook al eerder merkte bij Mijn Groningen van Sietse van der Hoek.

Dat Westerkwartier van Groningen is namelijk nogal lelijk. Pas bij de oude kustlijnen, en de oeroude dorpjes op de terpen, die daar wierden heten, wordt de omgeving er boeiender. Dus als ik me op mijn fietsje door dat saaie landschap beweeg, heb ik daar verder niet veel idee bij.

Daarmee helpt het om Van der Hoek te lezen over Doezum; wat anders niet meer was dan een lintdorp langs een vrij smalle en in het weekend opvallend drukke weg.

Dus helpt het als Aafke Steenhuis lyrisch schrijft over de spoorbrug bij Zuidhorn, zoals zij die zag in haar jeugd dan, omdat ik daarmee voortaan anders naar dat kunstwerk zal kijken.

Want waar niets is, of ik normaal althans weinig bijzonders waarneem, zijn schrijvers nodig om te kunnen zien.

Aafke Steenhuis, Verhalen van het Groninger Ommeland
208 pagina’s
Contact, 2007

[x]