Denton Welch ~ James Methuen-Campbell

De reden om Delton Welch [1915 – 1948] te bewonderen, is perfect verwoord in de inleiding van deze biografie. Alan Bennett vertelt daarin dat het voelde alsof Welch rechtstreeks tot hem sprak, uit zijn boeken.

Diezelfde reactie had ook ik ooit, bij het lezen van de Nederlandse vertaling van A Voice Through a Cloud, eind jaren tachtig. En hoe prettig zo’n reactie ook zijn mag, het is wel de reactie die alleen een jonge lezer nog heeft. Toentertijd was die impuls sterk genoeg om alle boeken van Welch te willen hebben — wat nog een gedoe gaf in die dagen zonder boekhandels op internet. Maar nu?

Inmiddels ben ik jaren ouder dan Denton Welch ooit werd. Ik heb bijna al zijn boeken in de kast staan, maar vermoed dat het beter is om de herinnering daaraan te koesteren, dan om ze nog eens te gaan lezen.

Ter controle las ik daarom deze biografie. Opvallend genoeg al de vierde biografie die aan deze toch redelijk anonieme Britse schrijver en schilder gewijd is.

Welch had bekende bewonderaars, dat hielp natuurlijk mee. Edith Sitwell, John Lehmann, William S. Burroughs.

En dan is er nog dat trieste levensverhaal. Welch werd op zijn negentiende tijdens een fietstochtje vanachter aangereden door een automobiliste. De zenuwbanen in zijn ruggenmerg raakten daardoor zo beschadigd dat hij nooit meer gezond zou zijn. Lopen bleef een probleem. Hij was altijd snel moe. En dan waren er nog weer andere gevolgen. Zoals dat hij niet plassen kon zonder katheter, maar dat dit ding hem telkens nierontstekingen opleverde — ook al voor er penicilline bestond.

In deze biografie beslaat de beschrijving van het ongeluk en de nasleep ervan alleen al tien procent van de inhoud.

Toch was er ook éen voordeel aan het ongeval. De verzekering keerde hem een dermate groot bedrag uit dat hij, met een toelage van zijn ouders erbij, niet hoefde te werken. Welch kon zich wijden aan zijn kunst, en zijn passie om antiek te verzamelen.

Wat dan ook weer verklaart dat zijn boeken een tijdloze indruk maken, zelfs al beschrijven ze in een levendig proza nogal precies een wereld die zo niet meer bestaat. Denton Welch kon het zich veroorloven niet afgeleid te worden door de Depressie, of de Tweede Wereldoorlog.

Methuen-Campbell doet nogal zijn best in deze biografie. Zo is het uitgebreid gestoffeerd met mini-biografietjes van iedereen die maar in Welch leven is voorgekomen. Ik vond dat er wat te veel aan.

De auteur schept er ook eer in om de boeken en verhalen van Welch te koppelen aan gebeurtenissen in diens leven. Misschien is een biograaf zulks verplicht. Maar de boeken van Welch zijn nu net zo aantrekkelijk door hun intimiteit, ja bijna introvertie. Ik had liever iets meer aan receptiegeschiedenis gezien. Dat Welch ook vertaald in het buitenland succes had met zijn boeken, wordt in een bijzin afgedaan.

Bovendien waren de dagboeken van Welch een rijke bron voor de biograaf, waar hij gul uit citeert. En die dagboeken zijn nu juist heel goed te lezen zonder extra uitleg. Ook al omdat ze misschien het meest houdbaar zijn gebleven van alles wat hij schreef.

James Methuen-Campbell, Denton Welch
Writer and Artist
with a foreword by Alan Bennett

268 pagina’s
Tauris Park Paperbacks 2004, oorspronkelijk 2002

Four Stories ~ Alan Bennett

Wat maakt deze verhalen zo goed? Niets is moeilijker dan het antwoord op een schijnbaar simpele vraag als deze. Maar laat me eens iets proberen.

Alan Bennett is het best bekend als de schrijver van toneel. En die achtergrond weegt ook wel mee in deze verhalen. Drie van de vier zijn geschreven vanuit het standpunt van een alwetende verteller, die zijn personages als pionnen over een schaakbord schuift. Het vierde verhaal is autobiografisch.

Het valt op dat de personages in de verhalen in een vervelende, zo niet onmogelijke situatie worden gebracht. Maar, omdat het Britten zijn laten ze niks van hun ongemak merken. En dat gegeven alleen al maakt de verhalen humoristisch, op een prettige maar wat schurende manier.

In ‘The Laying of the Hands’ verzamelt zich een gemêleerd gezelschap in een kerk, voor een herdenkingsdienst. Hun masseur is overleden. Hun homoseksuele masseur. Maar waaraan ging die eigenlijk dood?

‘The Clothes They Stood Up In’ lijkt het gegeven te hebben van een broodje aap-verhaal. Een echtpaar komt thuis van een avondje opera, en alles uit hun huis is gestolen. Wat is er gebeurd?

Met ‘Father! Father! Burning Bright’ heeft Bennett het scenario bewerkt van een televisiedrama. Bij het schrijven dacht hij zelf de hoofdrol te gaan spelen, en zoals zijn gewoonte is, kregen de andere personages daarom alle grappen en leuke teksten. Dit verhaal had als bedoeling iets meer over het belangrijkste personage te vertellen. Dat lukt ook wel. Maar het is toch eerder een opvallend effectieve mengeling van komedie en tragedie, over een vader die in het ziekenhuis ligt.

Het slotverhaal ‘The Lady in the Van’ is ook opgenomen in Bennett’s verzameling Writing Home. Daar kende ik het al van. Maar het gegeven blijft prachtig. In de jaren zeventig geeft Bennett de merkwaardige mevrouw S. toestemming de bus waarin zij woont bij zijn huis neer te zetten. Daarmee begint een moeilijke, vijftien jaar durende relatie tussen beide.

En weer is het meest indrukwekkend wat niet verteld wordt.

Alan Bennett, Four Stories
282 pagina’s
Profile Books, 2006
Oorspronkelijk 1998, 1999, 2000, 2001

Keeping On Keeping On ~ Alan Bennett

De schrijverswereld is een nare wereld. Alan Bennett merkt dit meer dan eens op in zijn dagboeken over de periode 2006-2015. En ik kende deze verzuchting ook al van hem, uit eerdere dagboekfragmenten.

Bennett [1934] is in het Verenigd Koninkrijk nu vooral bekend als toneelschrijver. En als hij de hatelijkheid van de literaire wereld benoemt, contrasteert hij die allereerst met die relatieve warmte van het toneel. Zonder daarbij overigens volledig de consequenties te trekken uit zijn eigen woorden. Toneel lijkt me een gezamenlijke inspanning, en het werkt domweg niet soepel samen met mensen die zich te onfeilbaar achten. Bennett vindt het vooral een probleem dat literaire auteurs zo vaak bijbeunen, om de inkomsten, bijvoorbeeld door kritieken te gaan schrijven over hun collega’s. Wat toch ook een ware constatering is.

Geen boek waar ik dit jaar meer naar uit heb gekeken dan de publicatie van de bundel Keeping On Keeping On. Omdat daarin tien jaar aan dagboekaantekeningen verzameld zijn, naast een reeks losse teksten: zoals speeches, in memoriams, voorwoorden en inleidingen, en in dit geval ook twee scenario’s waar nooit eerder wat mee gebeurd is.

Bennett publiceert nu al drie decennia lang in december zijn dagboekaantekeningen over het lopende jaar in The London Review of Books (LRB). En dit is een lichtpuntje dat zo’n donkere maand dan net wat draaglijker maakt. Ook al omdat in de selectie de nadruk ligt op de grappige anekdotes en observaties van Bennett.

Want er wordt door de LRB sterk in die aantekeningen gewied. Wie alles wil lezen wat Bennett bij elkaar pende in een jaar, met de hand, op losse stukjes papier, moet wachten tot daar eens in de tien jaar een bundel van verschijnt. De vergelijkbare uitgave Writing Home verscheen twintig jaar geleden. Untold Stories tien jaar terug.

Bennett denkt trouwens niet dat er in 2026 nog weer zo’n bundel zal uitkomen. Tegelijk is enige hypochondrie hem niet vreemd. Zijn eerste toneelstuk, dat hij schreef op zijn 34ste, ging er al over dat het allemaal minder wordt.

Dus ja, er klinkt soms een stevig gemopper op uit de dagboeken. Alan Bennett heeft geen illusies meer over de politici die het land besturen, of die nu van Labour zijn of van de Conservatieven.

Ondertussen wordt veel van wat ooit vanzelf sprak afgebroken. Zo verdwijnen overal de lokale vestigingen van bibliotheken. Bennett, die de zoon van een slager is, en als beursstudent studeerde, heeft in zijn jeugd te veel aan zijn plaatselijke bibliotheek gehad om daar niet ook actie tegen te willen ondernemen.

Schrijnendste verhaal over alle afbraak bij de Britten is overigens een anekdote uit 2011 over het moeizame contact even tussen Bennett’s oncoloog en de schrijver. De arts vertelt hem hoe zeer de bezuinigingen op de NHS de zorg raken. Hij hint er daarmee naar dat Bennett daar eens een toneelstuk over zou moeten maken. Waarop deze dan net de verkeerde reactie heeft, door te zeggen niet in opdracht te kunnen schrijven.

Al speelt daarbij ook wel meer:

[…] in a good play everyone is right.

The trouble with Ferguson is that he sees plays, as with much else, in terms of polemic. They’re an argument. And sometimes they are — but they’re also (and certainly in my case) a tour round a subject in an attempt to unravel a contradiction.

[2011]

Het mooie aan de dagboeken blijft het evenwicht tussen alle zo verschillende elementen. Ook Keeping On Keeping On heeft een prettig menselijke maat. De aantekeningen zijn geen moppentrommel, zoals een Twitter-account wil doen geloven. Evenmin krijgt alle gemopper van Bennett de overhand. En naast het dagelijkse werk en de overige beslommeringen — Bennett’s fiets wordt gestolen uit de achtertuin — speelt toch ook diens jeugd een opvallend grote rol in de teksten. Net als dat bij iedere dode herinneringen worden opgehaald.

Is er daarnaast grote aandacht voor cultuur, om het voortdurende bezoek aan galerieën en oude kerken, zijn hekel aan architecten, en door de boeken die Bennett las.

En toch heb ik het vaakst moeten nadenken over wat Alan Bennett, dikwijls terloops, over de kunsten opmerkte. Lezen blijft nu eenmaal een conversatie waarin niet alles van éen kant hoeft te komen.

* BBC Radio 4 extra heeft deze weken twee uur aan uitzendingen, waarin Bennett voorleest uit Keeping On Keeping On.

Alan Bennett, Keeping On Keeping On
721 pagina’s
faber & faber, 2016

Larkin at Sixty ~ Anthony Thwaite [ed.]

Toen dit vriendenboek uitkwam, bij de zestigste verjaardag van de dichter Philip Larkin, had hij nog maar kort te leven. Alleen wist geen van de deelnemende auteurs dit, en Larkin waarschijnlijk evenmin. Deze wetenschap maakt dit tot een soms wat pijnlijk boek. Er spreekt nog zo’n enorme verwachting uit over Larkin. Het beste moest allemaal nog komen. Terwijl in werkelijkheid het oeuvre toen al afgerond was.

Ik had dit vriendenboek eerder gelezen, maar dit was toen om een duidelijke reden. In 1992 kwamen de verzamelde brieven van Larkin uit. En heel wat uit die dikke brievenbundel is gericht aan mensen die in Larkin at Sixty iets vertellen over hoe het met de verhouding tussen hen zat. Dat was nuttige achtergrondinformatie bij al die correspondentie.

Maar zo los herlezen had dit boek me aanzienlijk minder te vertellen. Niet dat er ook maar iets op de opgenomen stukken is aan te merken. Maar toch.

Ik bewonder een groot aantal gedichten van Larkin, en het is prettig om ook anderen diezelfde eerbied te zien verwoorden. Maar de eerste keer lezen had me vrijwel alle feiten bijgebracht over Larkin’s leven die me interesseerden, en die was ik duidelijk nog niet vergeten. Terwijl ik evenmin in de tussentijd zelf enorm verrijkt was in mijn ideeën over de Engelse poëzie. Dus bracht het herlezen niet wat het zo prettig kan maken; het bewijs te vinden sinds de eerste lezing zichtbaar gegroeid te zijn.

I’d eaten it.

Larkin at Sixty
Edited by Anthony Thwaite
148 pagina’s
Faber and Faber, 1982

* opgenomen essays en gedichten:

  • Noel Hughes, The Young Mr Larkin
  • Kingsley Amis, Oxford and After
  • Robert Conquest, A Proper Sport
  • Charles Monteith, Publishing Larkin
  • B. C. Bloomfield, Larkin the Librarian
  • Douglas Dunn, Memoirs of the Brynmor Jones Library
  • Harry Chambers, Meeting Philip Larkin
  • Andrew Motion, On the Plain of Holderness
  • Alan Bennett, Instead of a Present
  • Donald Mitchell, Larkin’s Music
  • John Gross, The Anthologist (on The Oxford Book of Twentieth Century English Verse)
  • George Hartley, Nothing To Be Said
  • Clive James, On His Wit
  • Alan Brownjohn, Novels into Poems
  • Christopher Ricks, Like Something Almost Being Said
  • Seamus Heaney, The Main of Light
  • Peter Porter, Going to Parties (a poem)
  • John Betjeman, Archibald (a poem)
  • Gavin Ewart, An Old Larkinian (a poem)

Queen Camilla ~ Sue Townsend

Onbedoeld las ik twee satires op Engeland en het Britse koningshuis tegelijk, die ondanks alle verschillen merkwaardig genoeg ook hetzelfde plotgegeven hadden. Gisteren werd hier The Uncommon Reader van Alan Bennett geboeklogd, vandaag deze roman van Sue Townsend.

Queen Camilla is een vervolg op The Queen and I uit 1992; een boek dat ik nooit heb willen lezen omdat het gegeven me wat tegenstond. Sue Townsend laat in deze boeken de Britse regering in handen komen van een partij die de monarchie afschafte, en de leden van het koninklijk huis daarop herhuisveste in een wijkje sociale woningbouw.

Hoe leuk kon zoiets zijn?

Erg leuk, moet ik nu toegeven, omdat deze roman geen makkelijke satire bleek te zijn om het koninklijk huis te kakken te zetten. Niemand in het boek deugt namelijk honderd procent, en de Britse samenleving wel in het bijzonder niet. Iedereen met een beetje macht misbruikt die. Wat van de weeromstuit alleen de machtelozen sympathiek maakt.

Sue Townsend, en dat valt ook op in haar boeken over Adrian Mole, bedrijft telkens heel effectief satire door bepaalde bestaande ontwikkelingen zo ver door te trekken dat ze absurd worden.

De wens om asociale elementen uit de nette woonbuurten te houden, leidt er bij haar toe dat er als vanzelf afgesloten woningwijken ontstaan waarin iedereen gedropt wordt die niet deugt in ogen van de autoriteiten. En gek genoeg zijn dat steeds meer mensen. Miljoenen en miljoenen zelfs. Waaronder de vroegere royals.

De toenemende automatisering leidt tot instelling van éen staatscomputer, waarmee alles over alle onderdanen wordt bijgehouden. Alleen is geen computer feilloos, en maakt deze telkens wel heel rare vergissingen.

En die twee gegevens zijn dan nog maar randverschijnselen in het boek.

Een belangrijk thema in deze roman is wel dat er verkiezingen aankomen, en dat de partij die relatief het best staat in de polls belooft de monarchie opnieuw in te voeren, na dertien jaar republiek. De Queen overweegt meteen troonsafstand te doen, mocht het zo ver komen, maar een probleem is dan dat zoon Charles alleen koning wil worden als zijn Camilla ook echt tot koningin gekroond wordt, en dat is nu net wat de traditie verbiedt. Daarom werpt de brave kleinzoon William zich alvast op als eerste troonpretendent.

Maar zelfs dit is maar weer éen van de vele verhaallijnen.

Om de boel te compliceren duikt er ineens iemand op die claimt de liefdesbaby van Camilla en Charles te zijn. In 1965 geboren; toen zijn moeder op kostschool zat in Zwitserland.

Ondertussen is het land feitelijk failliet, en wil de regerende partij daarom ten koste van alles verliezen [verliepen de Amerikaanse verkiezingen in 2008 niet net zo?]. Maar dan blijkt dat de herintroductie van de monarchie geen al te doorslaggevend argument is voor kiezers om hun voorkeur te wijzigen. De regeringspartij wint zelfs snel terrein in de polls. Uit wanhoop lanceert de regering daarom maar een draconische wet tegen het bezit van honden. Elk gezin in Groot-Brittannië mag er nog maar éen bezitten; en dient daar flink belasting over te gaan betalen.

Prachtig is alleen al hoe Sue Townsend de spin laat zien waarmee politici zulk soort boodschappen verkopen. Of hoe de media zich daarbij laten gebruiken.

Enfin, dan is deze satire over het Britse koningshuis minder literair dan die van Alan Bennett, en kent dit boek ook een aantal aanzienlijk zwakkere momenten dan het zijne. Maar als Sue Townsend goed is, dan is ze ook meteen heel goed. Dan ineens ook lijkt Bennett wel heel vlakke boeken te schrijven.

Sue Townsend, Queen Camilla
443 pagina’s
Penguin Books 2007, oorspronkelijk 2006

Uncommon Reader ~ Alan Bennett

Onbedoeld las ik twee satires op Engeland en het Britse koningshuis tegelijk, die ondanks alle verschillen merkwaardig genoeg toch hetzelfde plotgegeven hadden. Morgen wordt hier Queen Camilla van Sue Townsend behandeld, vandaag komt dit dunne sprookje van Alan Bennett aan bod.

Want, iets anders dan een bijna ouderwets sprookje is dit boek toch niet te noemen. Kwam het toevallig goed uit dat in legendes en volksverhalen vaker koninginnen voorkomen. Maar het is voor de verandering ook wel leuk dat iedere lezer meteen weet wie er met ‘The Queen’ bedoeld wordt.

Deze Queen wordt plots gegrepen door het boek. Ze gaat lezen, na twee boeken te hebben geleend bij de lokale bibliobus — die ze zelfs mag houden omdat die tak van de dienst wordt opgeheven.

En vanzelfsprekend is er vrijwel niemand in haar omgeving die het zetten kan dat de Queen een lezer wordt. Want lezen is natuurlijk een nogal zelfzuchtige daad. Zelfs al brengen boeken iemand misschien meer begrip bij voor de levens van anderen. Maar een koningin moet ook weer niet te veel neerdalen tot het niveau van haar onderdanen.

Bennett speelt daarbij handig met het gegeven dat al zijn lezers de kant van de Queen zullen kiezen. Natuurlijk heeft lezen nut, zelfs al is lezen iets dat een mens moet leren, en onderhouden.

And it occured to her (as next day she wrote down) that reading was, among other things, a muscle and one that she had seemingly developed. She could read the novel with ease and great pleasure, laughing at remarks (they were hardly jokes) that she had not even noticed before. [110]

Maar dan komt er op het eind nog een draai. Lezen heeft nut, vanzelfsprekend. Maar lezen brengt iemand toch ook maar zo ver, in het leven. Een logisch vervolg is dan om te gaan schrijven. Alleen is dan meteen de vraag hoe een staatshoofd die functie rijmt, met de wens tot het scheppen van literatuur…

wordt morgen vervolgd

Alan Bennett, The Uncommon Reader
121 pagina’s
Faber and faber 2008, oorspronkelijk 2006

Untold Stories ~ Alan Bennett

Ik las deze bundel met grote onderbrekingen, al hadden die een reden. Door Untold Stories ging ik me afvragen waarom Writing Home in vertaling zo dun was. Terwijl het vergelijkbare boeken zijn, omdat ze verzamelen wat Bennett in een tiental jaar zoal geschreven heeft aan dagboeken, voorwoorden, en ander los materiaal.

Toen bleek me dat Thuis Schrijven wel een erg magere afspiegeling was van Writing Home. Dus wilde dat laatste boek besteld hebben, en toen ook eerst maar gewoon gelezen.

Gelukkig maar dat een bundel makkelijker weg te leggen en op te pakken is dan een roman of een monografie.

Typerend bij dit boek was wel dat ik die kleine tweehonderd pagina’s aan dagboek over de periode 1996 – 2004 met de meeste aandacht gelezen heb. Of herlezen. Want de London Review of Books, waarin die dagboekfragmenten verschijnen aan het begin van elk nieuwe jaar, zet ze dan ook even online.

Het talent van een schrijver openbaart zich misschien wel het meest in spontane aantekeningen. Juist omdat er zo weinig vorm zit aan een dagboek, wordt een verzameling dagboekteksten alleen boeiend door de stijl, en het vermogen tot waarnemen van de auteur. Bennett heeft beide, en humor daarbij.

Het grootste deel van deze bundel gaat over zijn familie, en over Bennett’s strijd tegen kanker. Hij is dit boek ook begonnen met het idee dat het weleens een postume uitgave kon worden. In Groot-Brittannië, waar Bennett bekend genoeg is om uitgenodigd te worden voor deelname aan ‘Celebrity Big Brother’ of dat soort shows, maakten die persoonlijke onthullingen nogal wat los in 2005. Heel oneerbiedig vond ik die juist die stukken aanmerkelijk minder boeiend dan zijn andere werk hier verzameld. Mij interesseerden de stukken over het werk aan toneelstukken als History Boys, of The Lady in the Van bijvoorbeeld veel meer.

Alan Bennett, Untold Stories
658 pagina’s
Faber and Faber 2006, oorspronkelijk 2005


Writing Home / Thuis schrijven ~ Alan Bennett

Er bestaat een Nederlandse vertaling van dit boek, getiteld Thuis schrijven, die werd uitgegeven in 1996. En ik was daar altijd wel tevreden mee, tot ik ontdekte hoe veel eraan miste.

De vertaling telt 264 bladzijden, terwijl vertalingen naar het Nederlands vaak een 20% meer pagina’s hebben dan het origineel. Maar deze Engelse paperback heeft liefst 656 bladzijden. En allerlei ongenummerde pagina’s foto’s bovendien, die ook al ontbreken in die Nederlandse uitgave. Maar dit is een bundel, met los werk als boekbesprekingen, autobiografische stukken, en ook een dagboek. Het voelt ineens als oplichterij dat uitgeverij Atlas de Nederlandse lezer zo veel onthouden heeft.

Interessantst aan dit boek vond ik het verhaal ‘The Lady in the Van’, waarover ik eerder hier al iets zei. Verder sprak het dagboek over het decennium 1980-1990 me erg aan. Dit kwam mede door de merkwaardige mix van afstand en nabijheid. Er is een duidelijke kloof in tijd, bijvoorbeeld door de vele verwijzingen naar Margareth Thatcher, en de Falkland-oorlog. De Koude oorlog vroor ook nog stevig. En tegelijk zijn Bennett’s reacties zo herkenbaar. Bovendien heb ik zelden een humoristischer dagboek gelezen als dit, van deze Britse toneelschrijver.

Goed aan de Britse uitgave is verder dat de stukken en voorwoorden zijn opgenomen waarover Bennett in zijn dagboek meldt dat hij er mee bezig is. Dit maakt met terugwerkende kracht die Nederlandse uitgave nog vreemder. Daarin werden dus wel de voetnoten opgenomen, en niet de tekst waarop die een commentaar zijn.

Dat Nederlandse boek moest maar weg.

Alan Bennett, Writing Home
656 pagina’s
Faber and Faber 2006, oorspronkelijk 1994