‘Alle cultuur is streven’ ~ H.L. Wesseling (inl.)

Eerder kwam op boeklog al de Huizinga-lezing van Rudy Kousbroek langs. Ook werd eens verwezen naar de voordracht die Karel van het Reve gaf. Dus lag het in de rede om te kijken of deze lezingen-cyclus meer spraakmakend materiaal had opgeleverd. En dan het liefst niet door van elk jaar apart het uitgaafje op te moeten speuren.

Deze bundel was wat dit betreft perfect. Het boek biedt een overzicht van wat de eerste vijftien sprekers brachten, vertelt iets over de achtergronden van de cyclus, en H.L. Wesseling geeft in zijn inleiding vaak ook al in bedekte termen een oordeel over het gebodene.

Sommige lezingen waren niet zo goed. Die van Mary McCarthy over de gothiek bijvoorbeeld.

Chomsky gaf de VS weer eens van alles de schuld, op een zo gechargeerde manier dat Europeanen er toch wat vreemd van opkeken.

En Mulisch, ach Mulisch kwam vanzelfsprekend de wereld uitleggen in het ene uurtje dat hem ter beschikking stond. Met alle kul over octaviteit die hem voor mij voor eeuwig hebben gediskwalificeerd als een serieus te nemen schrijver. Ik kan hem enkel nog lezen door in hem een charlatan te zien, die wil kijken tot hoe ver de wereld bedrogen kan worden.

Nu was Johan Huizinga een historicus. Wat er waarschijnlijk toe heeft bijgedragen dat nogal wat historici zijn uitgenodigd in de cyclus van dit boek. En hun lezingen zijn ook vaak het best houdbaar gebleken. Logischerwijs omdat een verhandeling over geschiedenis al gaat over iets dat verouderd is — daar krijgt de tijd veel minder extra greep op. In elk geval heb ik de historici met de meeste plezier gelezen. Zelfs al bracht alleen de verhandeling van Robert Darnton over sprookjes mij ertoe toch eens te kijken wat nog meer van hem te lezen is.

Sprookjes waren nogal wat ruwer, voor ze tot verhaaltjes voor kinderen bewerkt werden. Dat wist ik, in theorie. Maar zo veel ruwer?

‘Alle cultuur is streven’
De verzamelde Huizinga-lezingen 1972 – 1986

352 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1987

Berlijns dagboek 1989 – 1990 ~ Robert Darnton

Zo langzamerhand is er genoeg geschiedenis in mijn eigen leven gepasseerd, om toch eens met wat meer belangstelling terug te kijken naar toen. Dit jaar kan bijvoorbeeld herdacht worden dat de Muur twintig jaar geleden viel.

Gezien de impact van die gebeurtenis, lijkt 9 november 1989 korter geleden. Dat alleen al.

Want, hoe lang ik verder ook leven mag, ik zal een kindje blijven van de Koude Oorlog. Dat iets te veel verbeeldingskracht had om te kunnen negeren hoe dichtbij er Oost-Duitse tanks paraat stonden voor de rit over de Noord-Duitse laagvlakte. Die zich van alles bij atoomaanvallen kon voorstellen. Die bovendien verkoos om dienst te weigeren in de jaren tachtig, toen die oorlog nog een reden was om er dienstplicht op na te houden. Terwijl de dienstplicht toen een willekeurig opgelegde werkstraf was, gezien de vele kinderen geboren in de jaren zestig. Een derde van de jongens hoefde slechts dienst te doen; éen op de zes leeftijdsgenoten van mij.

De Amerikaanse historicus Robert Darnton arriveerde eind 1989 in West-Berlijn, om onderzoek te doen. Hij wist van Duitsland nagenoeg niets, maar merkte wel op tijden van grote veranderingen mee te maken. Dit zette hem aan op onderzoek uit te gaan, waarbij hij zich nog excuseerde eigenlijk geen journalist te zijn.

Dus is dit dagboek geen persoonlijk dagboek, maar een reeks reportages. En een aantal daarvan zal me wel even bijblijven, zonder dat die direct met Die Wende van doen hadden. Zoals daar het verhaal was van de Jood Isaak Behar, die de Tweede Wereldoorlog overleefde, dakloos in Berlijn.

De reportage over de Duitse historicus die als eerste inzicht kreeg in de Stasi-dossiers – omdat zijn expertise lag in het bestuderen van bureaucratieën – viel inhoudelijk wat tegen. Het verhaal over de centraal bestuurde boekproductie in Oost-Duitsland dan weer geweldig mee.

Onbedoeld misschien toont Darnton wel weer iets aan. En dat is dat er naast de officiële werkelijkheid meestal een inofficiële werkelijkheid bestaat. Parallel. Oost-Duitsland functioneerde in vele zaken niet, en toch hadden de inwoners daar oplossingen voor gevonden. Ruilhandel werkte bijvoorbeeld ook, om zaken te verkrijgen die officieel nergens leverbaar waren.

In naam horen historici natuurlijk te weten dat er altijd meer dan éen versie van de geschiedenis zal bestaan. En toch kan het geen kwaad deze waarheid telkens opnieuw te ontdekken.

Robert Darnton, Berlijns dagboek 1989 – 1990
280 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1990
vertaling van: Berlin Journal, 1989–1990, 1991

Case for Books ~ Robert Darnton

Darnton heeft doorgaans veel interessants te zeggen over boeken, en dan vooral over de geschiedenis daarvan. Maar tegenwoordig is hij behalve historicus ook directeur van de Harvard University Library. Daarmee werd hij van neutrale beschouwer ineens partij.

En vanuit die positie schrijft hij ook, en dat levert dan boeken op die aanzienlijk minder boeien dan zijn andere werk.

The Case for Books bestaat voor het merendeel uit strijdschriften. En die kende ik al, of in elk geval in een korte tijdschriftversie. En als ik zo’n essay niet eerder las, waren de belangrijkste argumenten me bekend. Het slothoofdstuk bestond dan weer uit het essay over hoe de geschiedenis van het boek geschreven zou moeten worden, dat ook elders is afgedrukt, lang terug, in De kus van Lamourette.

Dit maakt het moeilijk om heel objectief over dit boek te blijven.

The Case for Books is nu grotendeels een plaatsbepaling in de tijd; het gaat over de problemen waar de universiteitsbibliotheek voor staat, aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Zoals daar zijn dat de wetenschappelijke uitgeverijen tegenwoordig rustig enige tienduizenden dollars eisen voor abonnementen op hun tijdschriften. Terwijl die tijdschriften niet alleen gratis worden volgeschreven door wetenschappers; deze moeten vaak nog voor publicatie betalen ook.

Verder speelt er dat tegenwoordig zo veel teksten digitaal beschikbaar zijn, of dat zouden kunnen komen. Google heeft zich immers bereid getoond alle papieren boeken die er zijn in te scannen, en gratis via internet beschikbaar te stellen.

Een punt is alleen daarbij dat schrijvers auteursrechten hebben; dat die rechten door een lobby van Walt Disney tot in het oneindige zijn opgerekt; en dat Google door een boek in te scannen al gauw rechten schendt. Om te voorkomen dat het bedrijf van de ene rechtszaak in de andere zou sukkelen, heeft Google daarom aan de Amerikaanse schrijversbond een schikking voorgesteld; om zo voor ruim honderd miljoen dollar eenmalig alle aanspraken af te kopen.

Darnton is hier tegen. En de rechter trouwens ook. Net als de Duitse regering, omdat nu eenmaal ook Duitse boeken zijn opgenomen in de Amerikaanse bibliotheken die Google digitaliseert.

En Darnton wenst nu dat de bibliotheken zelf die digitalisering ter hand nemen. Zoals bijvoorbeeld in de EU wel al gebeurt. Omdat hij er een te groot gevaar in ziet dat Google alles beheert.

Maar dit zijn allemaal lopende ontwikkelingen, die soms al weer verder zijn dan Darnton enkele jaren terug kon weten, toen hij zijn stukken schreef. En daarnaast bood dit boek toch niet veel meer.

Robert Darnton, The Case for Books
Past, present, and future

219 pagina’s
PublicAffairs, 2009

Grote kattenslachting ~ Robert Darnton

Het interessantst aan deze bundel vond ik wat Robert Darnton op zijn best impliciet aangaf in zijn essays. Welke bronnen heeft de historicus om de mentaliteit te reconstrueren die er was in de achttiende eeuw?

In De grote kattenslachting komen een aantal van deze mogelijke vindplaatsen terug. En daarbij vond ik dat toch wel grote verhalen werden opgehangen aan betrekkelijk bescheiden gegevens.

Al heeft Darnton gelijk dat een tijdperk of cultuur misschien het best gekend kan worden, door te beginnen met bestudering van het meest onbegrijpelijke daaruit.

Wij denken anders over het slachten van katten dan in de achttiende eeuw gewoon was. De slachtpartij waar Darnton aan refereert was deel van een protest onder drukkersknechten, die niet bijster goed werden behandeld door hun patronen. Dat daarbij een kat het bezuurde die door éen van deze bazen wel opvallend vertroeteld werd, is niet zonder betekenis.

Tegelijk werd er overal in Europa maar met katten gedaan; ook al vanwege het bijgeloof dat katten en heksen eenzelfde ding waren in verschillende verschijningsvormen.

En, dit hele verhaal rust toch vooral op éen enkele boekuitgave van herinneringen van een drukkersknecht.

Darnton deed verder een poging om te reconstrueren hoe de achttiende-eeuwse boekenmarkt in Frankrijk werkte. Daartoe gebruikte hij de administratie van een inspecteur der boekhandel. Tegelijk is volkomen onduidelijk waarom deze man zo nauwgezet bijhield wat er verscheen, en wie er publiceerden.

In het boek staan daarnaast nog essays over de Encyclopédie, hoe lezers reageerden op Rousseau, en over Montpellier; of zoals deze stad in detail beschreven werd door een anonieme inwoner.

Het meest intrigeerde mij het onderwerp waar Darnton ook eens een Huizinga-lezing over hield: hoe de sprookjes in de achttiende eeuw verschilden van de vertellingen die later overal werden opgetekend.

Ze waren nogal wat gruwelijker.

De wolf vrat Roodkapje gewoon op, zonder dat er daarna nog een happy ending op volgde. Bovendien had het meidje eerst nog een striptease voor het beest moeten opvoeren.

De Schone Slaapster wordt verkracht door de prins, zonder te ontwaken. En omdat die man al getrouwd is, wordt hij haar man ook niet. Ze baart al slapend kinderen, en wordt pas wakker als haar kroost haar tijdens het voeden bijt.

Eten speelt ook een opvallende rol in de verhalen die de boerenarbeiders elkaar vertelden. En Darnton gaat in zo’n geval een stap verder, en verklaart daaruit dan een deel van de mentaliteit van de Franse bevolking.

Dat zal. Daar is ook wel wat voor te zeggen. Mits de voorbehouden ook duidelijk zijn.

Robert Darnton, De grote kattenslachting
& andere episoden uit de culturele geschiedenis van Frankrijk

352 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1986
vertaling van: The Great Cat Massacre, 1984

Kus van Lamourette ~ Robert Darnton

Er staat éen erg bijzonder essay in De kus van Lamourette; dat namelijk waarin Robert Darnton terugkijkt op zijn tijd als journalist. Omdat de historicus daarin en passant laat zien met hoe veel onbegrip media-onderzoekers doorgaans kijken naar de pers.

Darnton werkte onder meer voor de New York Times, en leerde daar de mores kennen op de redactie. Daardoor weet hij dat voor journalisten maar éen ding telt.

Zij schrijven allereerst om indruk te maken op elkaar. Vandaar dat de onderlinge naijver groot kan zijn, als op een redactie de éen betere onderwerpen krijgt toegeworpen dan de ander; of als de redactiechef zo zijn favorietjes heeft.

Evenzeer snapt Darnton hoe politieke voorlichters het spel spelen, en journalisten nooit platweg voorliegen, maar werken vanuit een langzaam gegroeid vertrouwen — wat op den duur simpelweg de kritische zin bij de journalist uitschakelt. Die wil domweg in de gratie blijven, om ook eens iets als eerste te kunnen schrijven.

In een ander interessant stuk in deze bundel poogde Darnton om te definiëren wat voor onderzoek er nodig is om de geschiedenis van het boek, en dus het lezen, te kunnen schrijven.

Bekend is inmiddels dat hij later, en zelfs al in deze bundel, vervolgens deze ideeën is gaan uitwerken.

Maar mijn enthousiasme over de essays die me aanspraken, staat wat in contrast met een groot deel van de andere stukken uit De kus van Lamourette. Deels boden die vooral shoptalk, ofwel inmiddels wat gedateerd aandoende beschouwingen over éen aspect uit het werk van andere historici. Peter Gay over de Verlichting? Cobb over sociologie? Tja. Het abstractieniveau van deze studies is ook zo veel anders dan in de eerste essays uit deze bundel. Daar waar Darnton stukken verzamelde die geschreven waren voor een breder publiek; dat wel nog uitgelegd moest worden waar die Franse Revolutie ook alweer voor stond.

Robert Darnton, De kus van Lamourette
Bespiegelingen over mentaliteitsgeschiedenis

347 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1990
vertaling van: The Kiss of Lamourette

Mesmerisme en het einde van de Verlichting in Frankrijk ~ Robert Darnton

Schijnbaar eenvoudige vraag: wat hield de Fransen bezig aan de vooravond van de revolutie in 1789?

Antwoord: hoe bepaal je dat?

Robert Darnton weet zeker dat de Fransen met heel andere zaken bezig waren dan politiek. Natuurwetenschappen intrigeerde ze. Waarbij het simpele feit dat de luchtballon uitgevonden was heel wat meer mensen ontvankelijk maakte voor wetenschappelijke kennis dan welk traktaat ook.

Alleen waren de natuurwetenschappen indertijd nog een merkwaardig mengsel van feiten en fictie. Dus konden ook allerlei mooie praters grote invloed krijgen.

Mesmerisme en het einde van de Verlichting in Frankrijk gaat vooral over de leer van éen man. De Duitse arts en astroloog Franz Anton Mesmer [1734 – 1815]. Die het ‘dierlijk magnetisme’ had ontdekt, en iets dat leek op wat later hypnose ging heten. Mesmer verbleef even in Parijs; waar zijn medische werken niet werden erkend door de autoriteiten. Wat er na zijn vertrek uit Frankrijk met hem gebeurde, is niet goed bekend.

En dan levert zo’n geschiedenis aardige verhalen op. Ook al, omdat er ontwikkeling zat in de gekte. Latere aanhangers van Mesmer zouden waarschijnlijk niet goed herkennen wat de eerste mesmeristen nu precies bezig hield.

Dus was dit een prettig leesbaar boek. Al geldt bij alle boeken over de wetenschappelijke kennis van vroeger, en hoe daar over gepraat werd, ook dat de hedendaagse lezer zich wel erg makkelijk slimmer kan voelen.

Ik blijf alleen moeite houden met de openingszet van Darnton.

Dat hij het verhaal van Mesmer, en het mesmerisme wilde vertellen, is, mede gezien de aard van dat materiaal, begrijpelijk. Maar de claim dat dit het was dat de Fransen vooral intrigeerde, gaat me gewoon net te ver.

Robert Darnton, Mesmerisme en het einde van de Verlichting in Frankrijk
213 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 1988
© oorspronkelijke Engelstalige uitgave: 1968