Ethologie en cultuurfilosofie ~ Rudy Kousbroek

► door: A.IJ. van den Berg

Het gaat niet aan om de bioloog Dick Hillenius alleen maar te bejubelen op boeklog, zoals ik eerder dit jaar deed. Er is goede kritiek op hem mogelijk. Harde verwijten kwamen bijvoorbeeld van Rudy Kousbroek, in diens Huizinga-lezing uit 1972.

Zo vond Kousbroek onder meer dat Hillenius iets te makkelijk de ideeën van omstreden denkers als Lorenz volgde. Hillenius’ uitleg van de ethologie maakt de mens te veel tot dier, terwijl de cultuur nu juist zo veel invloed heeft op diens gedrag.

Kousbroek vond de ethologie zo vaak alleen gebruiken wat wel goed uitkwam voor het betoog:

Er is kortom analogie tussen de gedragingen van sommige diersoorten en sommige mensen of groepen mensen, bij sommige gelegenheden. Ons aandoenlijke begroetingsritueel, de kus, vertoont met het van mond tot mond voeden, dat ook bij bepaalde diersoorten het karakter heeft van een begroetingsritueel, een overeenkomst die niet toevallig kan zijn. Maar is het daarom ook een instincthandeling, erfelijk en onuitroeibaar? Bepaalde volken kennen de kus niet, en van sommige is bekend dat zij deze begroeting in een recent verleden van andere culturen hebben overgenomen. Het zijn kortom niet alleen de overeenkomsten die moeten worden verklaard, maar ook de verschillen. En dat doen de ethologen niet. [15]

Kortom, Kousbroek doet in de lezing weinig anders dan betoog houden over nature/nurture. En, hoewel zijn tegenwerpingen tegen een al te biologische manier van kijken duidelijk zijn, blijft hij daarin toch op een wat abstract academisch niveau hangen bij menselijk gedrag. Terwijl daar de antwoorden niet te vinden zijn, volgens mij.

Daar komt bij dat ik de vraag niet zo interessant vind wat allemaal tot de natuur van de mens zou horen, en wat tot diens cultuur. Het ene vult het andere aan, afhankelijk van sommige omstandigheden. Het éen bestaat nauwelijks zonder het ander. Punt. Mijn boeklogjes over titels van Ridley en Jones geven ook aan dat ik me veel meer interesseer voor de gevolgen van de vraag, dan voor het eigenlijke probleem.

Om maar een voorbeeld te noemen: hoe strafbaar is iemand na openlijke geweldpleging, als deze tijdens zijn opvoeding verwaarloosd is? En hoe strafbaar is dan iemand die door zijn genenpakket voorbestemd is tot aanvallen van redeloos blinde woede? Moet de rechtspraak verschil maken tussen beide soorten daders? En het onderwijssysteem dan?

Of, wanneer gaan we meten welke genen iemand bezit, en welke erfelijke eigenschappen worden dan kwalijk genoeg bevonden, voor een abortus bijvoorbeeld?

Rudy Kousbroek, Ethologie en cultuurfilosofie
55 pagina’s
Uitgeverij De Harmonie, 1973

[x]opgenomen in het dossier: ,

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden