Altijd met uw gezever, gij ~ Kristien Hemmerechts

Ik was dit boek al aan het lezen, toen ik ook in die bundel met vijftien jaar Verweij-lezingen begon; geïntrigeerd dat die in mijn bezit was. Dus las ik hetzelfde stuk van Hemmerechts binnen enkele dagen twee keer, maar dan wel in een andere opmaak. Dat kon ook best. Daarvoor stond er genoeg in. Alleen had ik bij herlezing in dit boek het idee dat deze versie rijker was, of bijgeschaaft.

Dat is niet zo. Dus moet ik constateren dat de leesconcentratie bij zo’n hernieuwde kennismaking blijkbaar toch anders is, waardoor opvallen kan wat eerder onopgemerkt voorbij kwam.

Dit boek bevat drie beschouwingen van Kristien Hemmerechts over haar eigen werk, of wat bij het schrijven daarvan heeft meegespeeld. In die zakelijke teksten met dat persoonlijke accent vind ik haar goed schrijven. Met de rest van haar werk heb ik moeite. Een roman uitlezen is me nooit gelukt, en ook onder de verhalen zijn er meer bij die me ergeren dan boeien. Zo maar een boek van haar lezen, gebeurt dan ook niet meer.

Maar goed, er zijn ook vrijwel geen schrijvers die ik in alle genres kritiekloos bewonder.

Kristien Hemmerechts, Altijd met uw gezever, gij
127 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 1996

Dit is voor mij geschreven ~ Korrie Korevaart en Peter Zonneveld red.

Van sommige boeken weet ik niet hoe ze ooit in mijn bezit zijn gekomen. Dat geldt voor deze verzamelbundel bijvoorbeeld. Hierin staan gedeelten uit de Verweij-lezingen die elk jaar in Leiden worden gehouden, door de auteur die op dat moment gastschrijver is aan de universiteit daar. Maar de lezingen van auteurs die ik interessant vind, zijn ook gebundeld in boeken die onder hun eigen naam verschenen. Van Gerard Reve is dat Zelf schrijver worden, van Maarten ’t Hart Een dasspeld in Toela. Kristien Hemmerechts, Altijd met uw gezever, gij.

En die boeken heb ik ook.

Maar goed, niet dat het vervelend was de mij al bekende stukken nog eens te herlezen. De waarschuwing van Maarten ’t Hart hoe funest de interpretatie van universitair geschoolde letterkundigen uitwerkt op de romankunst blijft ook gewoon staan. Aan schrijvers die slechts schrijven om door anderen geïnterpreteerd te worden, heeft tenslotte slechts een incestueus klein groepje mensen wat.

Ook staat hier de lezing van Gerrit Komrij in hoe poëzie gelezen worden moet. Met daarin ook de constatering dat éen goed gedicht eerdere favorieten volledig overbodig maken kan.

En die conclusie geldt waarschijnlijk voor alle lezen. Voor wie eenmaal met kwaliteit geconfronteerd is, wordt het moeilijk nog plezier te beleven aan minder. Helemaal als dat minder pretendeert meer te zijn.

Korrie Korevaart en Peter Zonneveld red.,
Dit is voor mij geschreven
Vijftien schrijvers over literatuur

265 pagina’s
Uitgeverij Promotheus, 2000


Hotel Terminus ~ Kristien Hemmerechts

In dezelfde cassette met werkjes van Büch en Keizer, was ook dit boekje van Kristien Hemmerechts verzameld. Het thema van de Boekenweek in 2003 had met dood en vergankelijkheid te maken, en Hemmerechts noemt zich in de eerste zin al ervaringsdeskundige op dit gebied.

Of is het Hemmerechts wel? Dit boekje pakte namelijk niet uit als essay, maar bleek veeleer een verhaal te zijn. Dus noemt de ik-figuur zich ervaringsdeskundige; en die ik-figuur mogen we volgens de wetten van de literatuurkritiek nooit gelijk stellen aan de auteur. Al is de verleiding in deze er wel, omdat Kristien Hemmerechts er nooit een geheim van heeft gemaakt dat ze de dood van nabij heeft meegemaakt. Liefst een heel boek gaat over het verlies van haar man Herman de Coninck, en ook over haar al jong gestorven kindjes heeft ze geschreven.

Aan Hotel Terminus valt bovenal op dat ik er nauwelijks iets van begrijp. Ook niet na twee keer lezen. Daarvoor is het veel te associatief.

Goed, dat Hotel Terminus, die pleisterplaats bij de laatste halte, daarvan begrijp ik nog wel iets. In dit verhaal is het een plek waar mensen naar te reizen om zelfmoord te plegen. Het enige wat ik er verder van begrijp is dat de ik-figuur hardop mediteert over de mogelijkheden van schrijvers om hun personages om te brengen, of toch in leven te laten. Maar waarom die ik-figuur nu juist een plek bedacht heeft waar mensen heengaan om hun nabestaanden met vragen op te zadelen, en leed aan te doen?

Kristien Hemmerechts, Hotel Terminus
52 pagina’s
Stichting CPNB, 2003

Jaar als (g)een ander ~ Kristien Hemmerechts

Gepubliceerde dagboeken zijn een merkwaardig genre. Al helemaal als de schrijver nog leeft, en de lezer dus van tevoren weet niet alles te krijgen. Niemand zal een boek uitbrengen waar zijn of haar omgeving echt pijn door lijdt, of die het eigen werk verder onmogelijk zal maken.

Het is dus niet vreemd dat Kristien Hemmerechts ergens meldt dat we hoogstens 75% eerlijkheid mogen verwachten. Bovendien is er een epiloog waarin ze schrijft hoe onbetrouwbaar haar geheugen is.

Maar goed, waarom las ik zo’n boek als dit dan?

Dagboeken hebben ook éen duidelijk voordeel, en dat is het ontbreken van een plot. Daardoor komen andere eigenschappen van een schrijver naar voren, zoals zijn of haar waarnemingsvermogen en de vaardigheid om de werkelijkheid in woorden te vangen. Bijvoorbeeld door verrassende formuleringen. Ik ben gewoon benieuwd hoe goed iemand schrijft zonder de dwingende conventies van een verhaal of essay.

Er nog even van afgezien dat enig voyeurisme mij niet vreemd is.

En mij viel op dat, vergeleken met haar fictie, Hemmerechts in haar dagboek weinig zintuiglijk schrijft. Haar directe waarnemingen blijven tot de kern beperkt, waardoor de feiten wel doorkomen maar kale mededelingen blijven.

Wel is er genoeg mening te lezen, ook al omdat ze zo vaak om opinies gevraagd wordt en die dan wel klaar heeft. Maar meningen over oud nieuws smaken al snel wat muf en oudbakken.

Ik blijf bij de constatering die de bespreking van een vergelijkbare kroniek van José Rentes de Carvalho opleverde. Dit genre boeken wordt inmiddels overklast door het goed geschreven weblog. Al was het maar omdat weblogs actueel zijn en daardoor veel directer uitnodigen tot meedenken, en medeleven.

Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander
Dagboek: 5 februari 2001 — 15 februari 2002

380 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2003


Kronkelpaden van het geheugen ~ Kristien Hemmerechts

Lees meer dan éen boek van een schrijver, en bij dat lezen doet voortaan ook het geheugen mee. Er bestaan ineens verwachtingen. Vanwege die eerdere ervaring. Die vervolgens bevestigd kunnen worden, of juist ontregeld; waarbij ik dat laatste heel wat prettiger vind.

Ofwel, van Kristien Hemmerechts zal ik niet snel meer een roman lezen — waarom ook alweer niet? — terwijl haar wel expliciet autobiografische werk me soms wel weet te intrigeren.

Ik vrees alleen dat me van dit boek weinig zal bijblijven, doordat de manier van vertellen zo associatief is en daarmee soms zo particulier dat er daarmee weinig aanknopingspunten waren om het onthouden te helpen.

En juist dat had ik al kunnen vermoeden. Een eerder boek van Hemmerechts met nogal wat dood erin beviel me om dezelfde redenen niet, wat ik vergeten was, zo vertelde boeklog me net. Je geheugen deels uitbesteden aan een computer ergens in Californië, daar zijn dus nadelen aan.

Deze uitgave, Kronkelpaden van het geheugen, was in eerste instantie bedoeld als een portret van haar inmiddels overleden buurmeisje Mischa. Nu ja, ex-buurmeisje. Of beter nog: de oudste dochter van éen van de buurvrouwen van Herman de Coninck — die al naast elkaar zullen hebben gewoond voor Kristien Hemmerechts introk bij wijlen deze dichter. Nu ook alweer een vorig leven geleden.

En alleen al omdat het Hemmerechts er daarbij ging om vast te leggen wat de herinneringen zijn aan Mischa, en dus hoe ze verder leeft in de gedachten van iedereen om haar heen, zou dit boek nooit een biografie worden in de puurste zin van het woord. Ook de omgeving van de overleden vrouw moest een vorm krijgen, en eenieders verleden daarin diende voor een deel te worden gereconstrueerd. Waarbij dan telkens weer duidelijk is hoe vreemd het menselijk geheugen werkt, en hoe makkelijk dat vergeet.

Heel dit boek is weliswaar doordrongen van de emotie: leg dit vast. Voor ik vergeet. Alleen onthouden we zo vreemd weinig en vaak zo willekeurig.

In een boek dat over een vroege dood gaat — Mischa werd amper veertig — is het niet vreemd als ook andere jong gestorvenen een plaats op gaan eisen in het betoog. Bij Kristien Hemmerechts zijn dat haar eigen twee kindjes, en Herman de Coninck.

Werden in de loop van het worden herinneringen aan de laatste toch ook weer aangevuld met die aan Hugo Claus, of aan Hemmerechts’ vader; die wel tijd van leven was gegund.

De ene gedachteassociatie kan nu eenmaal de andere oproepen.

Kristien Hemmerechts laat ook met regelmaat zien hoe haar talige brein werkt door als ze in haar ogen typisch Vlaamstalige zin heeft opgeschreven, ineens te bedenken: o nee, in Nederland zouden ze dat zó zeggen.

Haar niet-lineaire manier van vertellen, dat schrijven zoals de herinneringen schijnbaar tot haar kwamen, leverde dus een boek op dat slecht is na te vertellen, laat staan om samen te vatten. Of hoogstens door er een enkel element uit te lichten, en daar dan overdreven aandacht aan te besteden; zoals aan het lijden van die arme Mischa.

Niet dat ik daar verder iets over te klagen heb. Een boek kan ook gewoon een belevenis blijven van dat ene moment van lezen.

En bij deze uitgave speelde uiteindelijk wel meer mee dan de verwachtingen over wat Kristien Hemmerechts zou kunnen, gezien de behaalde resultaten uit het verleden. Ik merkte ook dat mijn lezen gekleurd werd door de doden in mijn eigen leven, en mijn vaak zo incomplete herinneringen aan hen. Of het gegeven dat ik nooit later nog eens mijn beeld ben gaan aanvullen door dagboeken op te vragen; of andere documenten nooit voor mij bedoeld.

Kristien Hemmerechts, Kronkelpaden van het geheugen
315 pagina’s
De Geus, 2012

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Taal zonder mij ~ Kristien Hemmerechts

Prachtig boek. Maar eeuwig zonde dat er iemand dood voor moest gaan.

Anderzijds, zo’n liefdevol boek als dit is ook alleen te schrijven over iemand die gestorven is. Zou dezelfde toon gebruikt worden om een nog levende man of vrouw te beschrijven, zou dat de lezer met plaatsvervangende schaamte slaan.

Ik herlas Taal zonder mij als een soort besluit van de ontdekkingstocht naar het werk van Herman de Coninck. Inmiddels heb ik zijn poëzie gelezen, de bundeling van zijn brieven, en het verzamelde proza.

Dat was een verrijkende ervaring. Maar het blijft ontnuchterend om te bedenken dat ik waarschijnlijk niet zo gauw over Herman de Coninck gehoord zou hebben, als zijn weduwe niet dit boekje had geschreven.

Alhoewel, geschreven. Omdat De Coninck zo ontstellend vaak geciteerd wordt, kent Taal zonder mij wat mij betreft twee schrijvers.

Kristien Hemmerechts, Taal zonder mij
149 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 1998