Argumenten voor een kritische ethiek ~ L.W. Nauta

Een bundel als deze herinnert me er weer aan waarom ik filosofie doorgaans niet vreselijk boeiend om te lezen vind. Ondanks dat Nauta weinig schrijft waar iets op aan te merken is. Maar ik vind het vrijwel steeds een ontstellend vervelend achterhoedegevecht dat hij voert. Het zet mij geen moment tot denken aan.

Nauta rekent met allerlei apen en beren af, in zijn betogen. Maar mij is dat donquichotterie. Ik heb als simpele lezer dan ook het enorme voordeel een heleboel van wat filosofen geschreven te hebben volkomen te kunnen negeren, omdat ík het onzin vind. Een hoogleraar in de wijsbegeerte moet iets beleefder met de argumenten van mede-filosofen omgaan, al was het maar door zelfs de merkwaardigste argumentaties serieus te nemen.

Het interessantst vind ik Nauta ditmaal als hij, zoals vaker in zijn werk, de pretenties van de filosofie behoorlijk inperkt. En goed, dan gaat het ditmaal over ethiek, en daarmee over normen en waarden. Maar ook daarover schrijft Nauta ware woorden.

Ik beweer alleen, dat het ook theoretisch gezien onmogelijk is ethische uitspraken te doen zonder tegelijk de toekomst van alle mensen in het geding te brengen. Vroeger was dat niet nodig. Zelfs het ‘Gij zult niet doden’ was uitsluitend voor Israëlieten t.o.v. Israëlieten of later alleen voor christenen ten opzichte van medechristenen bestemd. Tegenwoordig is het onontkoombaar, verondersteld tenminste, dat men niet alleen ethisch wil praten, maar ook ethisch wil handelen.

[24]
L.W. Nauta, Argumenten voor een kritische ethiek
122 pagina’s
Van Gennep 1980, oorspronkelijk 1971

Burgers en vreemdelingen ~ Dick Pels en Gerard de Vries (red.)

Ik heb dit boek vooral geleend om de bibliografie achterin. Het leek me nuttig om te weten wat Lolle Nauta precies geschreven had, en waarin hij dat dan publiceerde. Toen bleek deze feestuitgave genoeg extra’s te hebben om nog leesbaar te zijn ook.

Nauta nam in 1994 afscheid als hoogleraar sociale filosofie aan de rijksuniversiteit Groningen. Als cadeau kreeg hij deze bundel aangeboden, gevuld met bijdragen van vrienden, collega’s, en anderen uit intellectueel Nederland. Doorgaans schreven die daartoe vlotte essays, als om Nauta nog eens extra te eren om de begrijpelijkheid van diens werk.

Centraal thema van de bundel zijn twee elementen dat telkens weer in de filosofische beschouwing van Nauta terugkeert. Dat is enerzijds de vreemdeling. Daarover schreef hij ook zijn dissertatie. Maar tegelijk kan die vreemdeling ook de filosoof zijn, in diens uitzonderlijke positie aan de universiteit.

De burger, en dan vooral zijn burgerlijkheid, is die andere bekende uit Nauta’s oeuvre. Waaruit ik vooral zijn venijn tegen alle zo weinig nieuwsgierige collega-filosofen waardeer.

Toch had ik de meeste waardering voor een bijdrage van Kees Schuyt, die zich alleen impliciet over de hoofdthema’s uitte. Schuyt gaf zijn opinie ‘Over de waarde van literatuur voor de cultuur’. En daarbij merkte hij vier onderscheidende kwaliteiten op:

  1. literatuur kan wapenrusting zijn. Equipment for living. Volgens Schuyt vindt literatuur daarbij steeds opnieuw het wiel uit, maar is dit ook de bedoeling;
  2. literatuur kan een afbeelding geven van de werkelijkheid. Schuyt gaat daarbij zo ver om te suggereren dat literatuur voor de sociale wetenschappen kan zijn wat wiskunde voor de natuurwetenschappen is;
  3. literatuur is leren iets te doen. Daarbij gaat het Schuyt er vooral om dat daden vaak zullen voortkomen uit eerder doen. Zelf doen, individualisme, en ontdekking, acht hij wezenlijk;
  4. literatuur biedt een culturele basis in een pluriforme samenleving. Al betekent dit volgens Schuyt nu juist niet dat die basis vastgelegd moet worden in lijsten, met duizenden feitjes die iedereen dient te kennen, of honderden boeken die tot een basisbibliotheek zouden horen. Het gaat erom dat mensen een goed oordeelsvermogen leren ontwikkelen, en dit blijven cultiveren.

En zeker met het laatste punt — en Schuyt’s specificering dat het lonender is om tien boeken goed te kennen, dan over honderd boeken oppervlakkig mee te kunnen praten — kan ik het niet anders dan eens zijn. Hoe gek dit ook lijkt voor iemand die zo meteen duizend titels geboeklogd heeft hier. Het ware lezen, is herlezen voor mij. Maar ik moet een boek nu eenmaal eerst gelezen hebben voor me daarover duidelijk is of het ooit de moeite loont het nog eens te bekijken.

Dick Pels en Gerard de Vries (red.), Burgers en vreemdelingen
Opstellen over filosofie en politiek
296 pagina’s
Van Gennep, 1994

Factor van de kleine c ~ Lolle Nauta

Mooi aan filosofische discussies is dat iemand serieus een wetenschappelijk artikel kan publiceren om in te gaan op een wat oude Griek zei, ruim twintig eeuwen geleden.

Een debat heet onder filosofen ook al flitsend als iemand binnen een paar jaar reageert op uitspraken van een collega.

Binnen zo’n kader kan ik hier dus niet stellen dat het inmiddels achterhaald is wat Nauta in dit boek allemaal schrijft over Marx, of het debat over de kruisraketten. Niet direct actueel, moet misschien het eufemisme luiden. Al zal het nog wel even duren voor Marx serieus bestudeerd wordt door mensen die het failliet van het communisme alleen uit de boeken kennen. Maar modes gaan en komen.

Interessant aan deze bundel essays zijn eerder Nauta’s wederwaardigheden over zijn lesgeven in Afrika. Maar voor mij vooral van belang is het eerste essay, getiteld: ‘Achter de zeewering’.

Daarin analyseert Nauta het intellectuele klimaat in Nederland, en trekt hij enkele conclusies die volgens mij nu nog altijd gelden. Ook al zijn we inmiddels ruim twintig jaar verder, en is er bijvoorbeeld in de media nogal wat veranderd.

Samengevat zegt Nauta onder meer: in Nederland heeft zich nooit een retorische traditie kunnen ontwikkelen; het vermogen om taal goed te gebruiken is hier niet gecultiveerd. Dat is nog niet eens provinciaal, maar sub-provinciaal.

En als hier al eens iets aan discours opbloeit, heeft dat de saaie grijze schutkleur van het midden, vanwege een gebrek aan een sterke linkse of rechtse traditie.

Nederland kent verder een sterk geografisch bepaalde arbeidsdeling; politici, zakenlui en kunstenaars zijn hier in de drie verschillende grote steden actief, wat spontane ontmoetingen en daarmee kruisbestuiving in de weg staat. Bovendien zijn onze politici geen kunstenaars, en zeker geen intellectuelen.

Maar zelfs aan de universiteiten zijn intellectuelen zeldzaam, zegt Nauta. Een uitspraak die hij illustreert met de haat die er aan de Rijksuniversiteit Groningen heerste tegen W.F. Hermans, omdat die ook nog weleens verkenningen in romanvorm deed.

Misschien moet ik nu maar eens op zoek naar welke reacties deze snijdende woorden opriepen indertijd.

Lolle Nauta, De factor van de kleine c
Essays over
culturele armoede en politiek cultuur
183 pagina’s
Uitgeverij Van Gennep © 1987


Ik denk niet na ~ Lolle Nauta

De eerste column uit deze bundel bevat de merkwaardige bekentenis van filosoof Lolle Nauta dat hij echt niet de hele dag loopt na te denken. Neen, dat nadenken reserveert hij voor de momenten als er even moet worden gewerkt. Aan de schrijftafel.

Ik noem dit merkwaardig, omdat menig hoofdarbeider nu juist wel hele tijd nadenkt. Ook al gebeurt dat misschien onbewust. Er zijn zelfs hele theorieën over waarom zo veel mensen goede ideeën krijgen als ze op de wc zitten. Met ontspannen zijn en extra bloed naar de hersenen persen, heeft dat misschien te maken.

Ondanks de handicap dat hij alleen nadenkt aan de schrijftafel heeft Nauta het trouwens nog aardig ver gebracht als filosoof. En, zelfs in nietsigheidjes als columns nu eenmaal zijn, presenteert hij toch regelmatig ideeën of inzichten die mij intrigeerden.

De dunste boekjes zijn niet zelden het dikst.

Zo denk ik nu al even na over Nauta’s uitspraak dat er maar éen soort teksten is die helemaal, van letter tot letter, gelezen moeten worden. Want daarmee bedoelt hij de poëzie. Niet de filosofie.

Maar is de eis dan ook de reden dat poëzie maar zo weinig echte liefhebbers heeft? En wat betekent dat dan weer?

Lolle Nauta, Ik denk niet na
Kwesties en pretenties in de filosofie
103 pagina’s
Uitgeverij Van Gennep © 2002

Onbehagen in de Filosofie ~ Lolle Nauta

Wie zo veel leest als ik, doet dat vooral uit nood ook. Ergens, denk je, ergens worden er misschien nog wel boeken geschreven die er toe doen. Boeken die zich onderscheiden, omdat ze antwoorden geven; al was het maar door sommige vragen scherper te formuleren waar je mee zat.

Dit boek was voor mij zo’n boek uit die buitencategorie. Niet doordat het me panklare antwoorden bood, maar wel omdat ik er beter door ging begrijpen waar mijn onrust uit bestaat.

Zo leggen de essays in het eerste gedeelte van dit boek mij uit dat ik terecht problemen had met de manier waarop zo vaak nog filosofie bedreven wordt. Want, volgens Nauta heeft die discipline alleen nog bestaansrecht als onderdeel van een vakwetenschap, niet meer als wetenschap op zich.

Pretenties kon de filosofie zich in de 19e eeuw misschien nog veroorloven, toen zo veel andere wetenschappen nog niet eens als aparte discipline bestonden. Nu is die ruimte er niet meer.

Toegegeven, Nauta schreef precies hetzelfde al in een column op. Maar toen ik dat daar las, ontbrak de bewijsvoering. En conclusies zonder bewijs zijn zo zelden meer dan meninkjes. Zelfs al ruiken ze waar.

In het tweede gedeelte van dit boek houdt Nauta zich bezig met politiek en burgerschap. En het is dan dat ik hem zie uitleggen waarom iemand als Fortuyn er wel moest komen. Ook al schreef hij dit dan in de vorige eeuw, toen misschien net op lokaal niveau de plaatselijke belangen zich al wat roerden.

Toch staat de waarschuwing er duidelijk:

Een politiek systeem dat zich tevredenstelt met de getto’s waarin de onderkant van de democratie zich afschermt – op nationaal of internationaal niveau – vernietigt op den duur zichzelf. [154]

Net zo veroordeelt Nauta dan al in abstracto het onmenselijke gezeul met asielzoekers. En in dat soort observaties zit voor mij de waarde van dit boek. Niet de constatering doen, is iets. Aangegeven hoe het kan dat sommige dingen gaan zoals ze gaan, dat is de kunst.

Lolle Nauta, Onbehagen in de filosofie
206 pagina’s
Uitgeverij Van Gennep © 2000


Rol van de intellectueel ~ Lolle Nauta e.a.

Bijna 90% van het bezoek hier komt binnen via een zoekmachine. En ik ben er stiekem zeker trots op dat eenmaal geboeklogde titels zo hoog op de ranglijsten scoren daar. Veel minder vind ik het, als blijkt dat ik als éen der weinigen online aandacht heb besteed een bepaalde schrijver. Wie nu enkel de naam ‘Lolle Nauta’ intypt bij Google, komt op de eerste pagina’s met resultaten al verwijzingen naar mijn beide weblogs tegen.

Dus zal er wel niets komen van mijn wens nog eens het Verzameld werk van de man te kunnen lezen. Dan blijft me weinig anders over om zelf het in talloze bladen verspreide oeuvre van hem op te gaan sporen.

Het essay lag Nauta het best, en hij publiceerde rondom.

In dit bundeltje staan twee stukken van zijn hand, de overige zes zijn van collega-wetenschappers; en doorgaans zijn dat filosofen.

Het centrale thema van dit boekje is tamelijk tijdloos, maar tegelijk ook makkelijk naar de actualiteit te vertalen. Hoe komt het, om maar iets te noemen, dat de publieke discussie in Nederland zo makkelijk door éen man gedomineerd kan worden; met diens nogal eenzijdige denkbeelden?

Nauta concludeert terecht dat de massamedia in deze een grote rol spelen. Er is geen eenduidig publiek forum, maar de meningsvorming is versnipperd over allerlei stellingen in de grote mediasupermarkt; waarvan sommige wel extreem druk bezocht worden.

Sjaak Koenis stelt dat de intellectuelen niet meer bestaan als aparte groep in de samenleving. Het beheer en het transport van ideeën is niet meer in handen van éen exclusieve groep.

Hans Harbers verwijst onder meer terug naar Elias’ conclusies, dat zelfbeheersing en distantie nodig zijn voor intelligente observaties, maar dat beide nauwelijks bewust zijn op te brengen.

Gerard de Vries bewijst dan weer dat kennissociologie en contextualisme telkens weer aantonen hoezeer intellectuelen speculanten zijn, in de wereld van het culturele kapitaal.

Annemarie Mol tenslotte, vindt ‘distantie’ en ‘betrokkenheid’ niet de juiste begrippen om de gewenste positie van intellectuelen aan te duiden. Meestal bestaan er verschillende werkelijkheden van waaruit geredeneerd kan worden. De intellectueel dient zich in elk geval daar van bewust te zijn.

Daarmee is het verschijnsel weliswaar verklaard dat in Nederland telkens hetzelfde beperkte groepje mensen aan het woord komt, maar verder helemaal niets. Maar ik weet ook niet goed wat ik dan van dit boekje verwacht had. Misschien wat lessen in de ‘intellectuele zelfverdediging’, zoals Chomsky die ooit schreef. Misschien wat duidelijker aanwijzingen hoe het dan wel moet, dat met niveau discussiëren.

Lolle Nauta, Gerard de Vries, Hans Harbers,
Sjaak Koenis, Annemarie Mol, Dick Pels, Rein de Wilde
De rol van de intellectueel
een discussie over distantie en betrokkenheid

144 pagina’s
Van Gennep, 1993

Stasjonearre yn Fryslân ~ Lolle Nauta

In de schaarse in memoriams die inhoudelijk op het werk van de filosoof Lolle Nauta ingingen, dook ineens de titel van dit boek op. Ik kende het niet, en het kostte enige moeite dit in bezit te krijgen. Tot me daagde dat de Fryske Akademy ook een webwinkel heeft.

Maar waarom wilde ik het zo graag hebben?

Simpelweg omdat me wel bekend is dat Nauta in het Fries gepubliceerd had, maar ook dat hij daar op een gegeven moment mee ophield. Mij interesseerde waarom dat dan was. Zowel het schrijven als stoppen daarmee moeten allebeide heel bewuste keuzes zijn geweest.

Want, dat Fries raakt bij sommigen aan iets heel principieels. Ik krijg ook regelmatig striemende verwijten niet genoeg in het Fries te publiceren op mijn andere weblog. Het wel kunnen, maar vervolgens niet doen, roept merkwaardig genoeg boosheid op.

Dit taalfanatisme heeft ook opgeleverd dat Friezen inmiddels politiek gesproken de enige nationale minderheid in Nederland zijn. Nu heeft de overheid dus beloofd hen niet meer vervolgen om hun afkomst. En zo is er wel meer idioots in dat verdrag aan te wijzen.

Laat ik dus voorzichtig stellen dat ik maar enkele redenen zie om in het Fries te schrijven:

  1. omdat het de taal is die iemand toevallig het beste ligt;
  2. om iets in de taal te proberen;
  3. omdat het moet. Leerkrachten en ambtenaren kunnen die verplichting hebben;
  4. omdat iemand daar zo geld mee verdient;
  5. vanuit taalactivisme;

Een zesde reden zou nog kunnen zijn dat het in het Fries makkelijker is om uitgegeven te worden als in het Nederlands, vanwege alle subsidies en het gebrek aan capabele mededingers. Mijn opsomming is dan ook zeker niet uitputtend.

Maar ik ga zo uitvoerig op deze kwestie in omdat het dus niet vanzelf spreekt dat iemand Fries schrijft. Want, niemand leert die taal goed schrijven op school. Alleen al de redenen waarom Nauta in het Fries ging publiceren, en daar vervolgens mee ophield, zouden mij veel duidelijk maken over de man.

Hij deed het zeker om het geld eerst, en ook omdat hij in de Friestalige tijdschriften de ruimte kreeg zich te ontwikkelen tot essayist; wat een grote wens was. Nauta werd geboren in Sneek, en sprak thuis geen Fries. In het begin was Douwe Tamminga, taalactivist en zijn vroegere buurman, daarom de aangewezen ‘native speaker’ die hielp om zijn werk te verbeteren.

Later zou dezelfde Tamminga mede de oorzaak zijn dat Nauta ophield in het Fries te publiceren. Die botsing is te vergelijken met dezelfde strijd tegen de paternalistische autoriteiten in Nederland die wij nu geleerd hebben te associëren met de jaren zestig. De oude generatie streefde het ene na, de nieuwe iets anders, en botsingen waren het gevolg.

Resteert de vraag of het nu nog boeiend is over die geschillen van toen te lezen. En dan vind ik van wel, omdat Nauta zich toch al genoeg filosoof toont om bijvoorbeeld naar achterliggende motieven te speuren in de generatiestrijd.

Anderzijds is het ook gewoon niet vervelend om recensies te lezen, anders zoudt u hier nu niet zijn. Of om te zien hoe iemand zich tot een capabel essayist ontwikkelt.

Overigens staan zowel Fries- als Nederlandstalige stukken in dit boek. En ik ben het met Nauta eens dat zulks voor Friese auteurs vanzelf zou moeten spreken.

Lolle Nauta, Stasjonearre yn Fryslân
Essays, besprekken en polemiken

233 pagina’s
Fryske Akademy © 1999