dit is het dossier:

Anil Ramdas

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Badal ~ Anil Ramdas

Als een roman eindigt met een diep ongelukkige hoofdpersoon die dronken de zee in waadt, is dat éen ding. In fictie mag alles. Te stellen is misschien zelfs wel dat een literair werk nóoit een happy ending heeft.

Toch, als de biografie van de hoofdpersoon nogal lijkt op die van de auteur, en deze in het jaar na de publicatie van zijn debuutroman een einde aan zijn leven maakte, dan krijgt zo’n boek daarmee als vanzelf een andere lading. Dan kan er ook een neiging ontstaan om de teleurstellingen en onvrede van het boekpersonage op de auteur te projecteren.

En Ramdas kende uiteindelijk geen mededogen met zijn hoofdpersoon, die zo veel van zijn eigen geschiedenis gemeen heeft. Zelfs al worden de prestaties van dat personage wel met trotse ijdelheid uitgeserveerd.

Er helemaal aan ontkomen om de biografie van Anil Ramdas [1958 — 2012] naast die van het boekpersonage Harry Badal te leggen, kan ik trouwens niet. Simpelweg omdat me al ruim voor dit boek iets aan Ramdas’ werk was opgevallen, waar het romanpersonage ook wel degelijk mee worstelt. Ik was namelijk al even opgehouden om zijn essays te lezen; terwijl dit ooit anders was geweest. Anil Ramdas was namelijk een hol resonerend meningenmachientje geworden, zoals er zo veel zijn in de kranten en tijdschriften, daar waar hij toch eerder wel een interessant eigen geluid had gebracht.

Badal speelt deels in 2010, als de principeloze Mark Rutte van de VVD net in Nederland een regeringscoalitie heeft gevormd met de schijnheilige machtswellustelingen van het CDA, en met de extreemrechtse populist Geert Wilders — waarbij de laatste wel de macht wou, en toch niet met zijn partij in het kabinet plaatsnam, om geen rechtstreekse verantwoording te hoeven dragen.

‘White trash’ is dan aan de macht gekomen, hier, voor de Hindoestaan Badal. Onverdraagzaamheid en intolerantie zijn daarmee genormaliseerd. En de voornaamste reden waarom deze roman me nog wel even bij zal blijven, is de spanning die mede door dit gegeven ontstaat in het verhaal.

Badal was, net als Anil Ramdas, in het begin van beider carrières de intelligente stem van elders. Een alom geaccepteerde en gerespecteerde migrant. Die het land anders kon waarnemen dan de eigen inwoners, juist omdat hij ergens anders was opgegroeid; in Suriname. De schok dat het hier anders toeging dan in de tropen begon voor hem ook al op vliegveld Schiphol, waar de tegels van de vloer er netter en gelijkmatiger bij lagen dan hij ooit eerder had gezien.

Tegelijk baatten al die doorwrochte teksten geen tel, omdat zowel Badal als Ramdas deze in media publiceerden voor brave en weldenkende mensen. En wat heeft het schrijven voor nut, wanneer je daarmee enkel degenen bereikt die het toch al met je eens zijn; of die zich desnoods meteen verontschuldigen als jij je met reden gekwetst toont?

En wat is het nut van telkens weer hetzelfde betoog schrijven? In de wetenschap dat je dit ooit feller en daarmee misschien zelfs beter wist te verwoorden?

Ofwel, Badal is een rijk boek, waaraan me nu het eigenlijke verhaal over de teloorgang van de alcoholistische hoofdpersoon, en het stranden van diens huwelijk het minst interesseerde. Want dat was toch allereerst de vulling om de krenten. Waren trouwens ook de wrang sardonische schetsen over het werken voor de schrijvende en audiovisuele massamedia niet mis.

Nee, er zijn simpelweg nogal wat romans met een hoofdpersoon die zich, ondanks al zijn intelligentie, toch niet staande weet te houden in het leven. En juist omdat er zo veel van deze boeken bestaan, zeggen die mij het meeste niet meer. Zelfs het herlezen van Bellow’s Herzog, bijvoorbeeld, was mede om dit tot cliché geworden verhaal een teleurstelling.

Maar, zoals ik Badal las, had dit boek juist wel dat tikje meer, omdat de auteur terloops, en indirect, wel iets nieuws zei over de tijd en de omstandigheden waarin ik leef. En daarmee ook de vraag stelde wat er dan, op dit moment, van een weldenkend mens gevraagd wordt.

Anil Ramdas, Badal
411 pagina’s
De Bezige Bij, 2011

Iets meer dan een seizoen ~ Stephan Sanders

Kan de zelfmoord van een vriend ook een schrijversgelukje zijn?

Cru gesteld is dat toch de voornaamste vraag die bij mij rees na het lezen van Iets meer dan een seizoen, van mediapersoonlijkheid Stephan Sanders.

Sanders kreeg een schijversbeurs van de gemeente Almere, en ter plaatse een riante flat, om eens iets over deze nieuwe stad in de polder te schrijven.

Iets positief liefst, om bestaande vooroordelen te ontkrachten. Maar Almere wilde vanzelfsprekend niets opdringen.

De stad heeft alleen een behoorlijk fundamenteel probleem. Waar de steden elders, op het oude land, in de loop van lange tijd ontstaan zijn — doordat mensen er wilden wonen — is Almere op de tekentafel bedacht, hoogstens enkele decennia terug. Zonder dat er daarbij veel van dat aanwezig is waarom men er van elders naartoe zou willen trekken.

Voornaamste aantrekkingskracht van Almere lijkt me dat er betaalbare huizen staan; waar dat in het redelijk nabijgelegen Amsterdam en Utrecht al heel lang niet meer zo is. Belangrijkste voorziening van Almere is dan ook de infrastructuur aan snelwegen en rails die de stad met nabije grote steden verbindt.

En Stephan Sanders lukte het niet om mij van deze vooroordelen te verlossen. Deze uitgave, die betaald werd door Almere, heeft de stad hoogstens zijdelings weleens als een decor. Mede daardoor, wellicht, kan ik me bijna niet voorstellen dat Sanders er zonder die ene dode nog iets interessants over had kunnen schrijven.

Wat hij nu deed met dit boek, is om een gestorven vriend te eren. Anil Ramdas. Die, geboren in 1958, in 2012 op zijn verjaardag zelfmoord pleegde.

En die anders naar een stad als Almere zou hebben gekeken dan hem. Want Ramdas kwam uit Suriname. Waar de zaken anders gaan. Waar er zo veel wanorde was, en is, dat iemand er makkelijk lyrisch worden kan over hoe goed alles geregeld is elders. Wat dan nut heeft in een vriendschap met iemand die zo veel in Nederland als vanzelfsprekend beschouwt, en daardoor domweg niet waarneemt.

Ramdas en Sanders waren niet alleen vrienden. Ze kwamen ook tegelijkertijd op in de Nederlandse media; en gingen zelfs samenwerken daar bij. Daardoor gaan deze memoires over meer dan persoonlijke zaken alleen. Er is het element dat jonge jongens nog kunnen menen de wereld te zullen veroveren. En dat er vervolgens praktische bezwaren zijn.

Speelde er ook nog een persoonlijke verwijdering uiteindelijk. De vanzelfsprekendheid in de vriendschap verdween.

Bovendien roepen deze herinneringen de wezenlijke vraag op óf we iemand ooit kunnen kennen, hoe dicht hij of zij ook bij ons lijkt te hebben gestaan.

En tegelijkertijd is Iets meer dan een seizoen een opvallend klein boek. Toen het net uit was, hoorde ik Sanders erover praten in een radio-interview [mp3]. En deze uitgave voegde aan dat gesprek geheel niets toe. Op wat details na over Almere dan; de stad die ik nog altijd allereerst zie als de wensdroom van beleidsmakers dat maakbaarheid bestaat. Dat radio-interview had een directheid die ik miste in het boek.

Stephan Sanders, Iets meer dan een seizoen
Memoir

126 pagina’s
De Bezige Bij, 2013

Vertel ~ Christien Brinkgreve

Net als bij een eerder boek van Christien Brinkgreve viel op dat we een boekenlandschap bewonen dat heel wat overlappingen telt. Nogal veel van de schrijvers en teksten die ze opvoert in haar werk waren mij al bekend.

Komt daar wel bij dat zij, door haar werk als wetenschapper, in de sociologie, samen dan dingen over identiteit heeft georganiseerd met bijvoorbeeld een Paul Verhaeghe. Waar ik vanzelfsprekend enkel diens boeken las.

Voor een boek, als Vertel, of eerder De ogen van een ander, heeft die overlap aan interessen als nadeel dat ik niet goed kan zien wat er goed of uniek is aan deze uitgaven. Ik liep immers goeddeels dezelfde paden al eens af. Veel nieuws kwam ik nu bij lezing schijnbaar niet tegen.

Dus werkt zo’n gemeenschappelijk interesse waarschijnlijk ook makkelijk de andere kant op. Zo denk ik dat Christien Brinkgreve iets te luchthartig de vraag negeert of wij niet gewoon in verhalen denken, als mens, gewoon om iets meedeelbaar te kunnen maken. Dat er daarmee een permanente vormdwang is in het denken, die ook heel verkeerde gevolgen kan hebben.

En die opvallende negatieve gedachte, die waarschijnlijk enkel ik heb, vanwege mijn jarenlange verkenningen naar het onderwerp vertellen, verkleurt vast de waardering voor deze uitgave.

Maar uit boeken als die van Gert Gigerenzer bijvoorbeeld, blijkt bijvoorbeeld hoe slecht wij in staat zijn om risico’s in te schatten. En dat komt op zijn minst mede door die dwang om in verhalen te denken, en dus heel graag van oorzaak naar gevolg te willen redeneren. Alleen houdt weinig statistiek zich aan de simpele logica die wij telkens op de werkelijkheid projecteren.

Interessantst aan Vertel was voor mij uiteindelijk het begin, waarin Christien Brinkgreve onder meer de roman Badal ontleedde, om het daarin beschreven leven naast dat van de schrijver te kunnen leggen, Anil Ramdas.

Zo was nieuw voor mij dat Ramdas bij Bram de Swaan heeft willen promoveren, en dat dit niet doorging omdat de IND, die over immigratie gaat in Nederland, ineens geen toestemming meer gaf om bronmateriaal te gebruiken uit zaken die hadden gespeeld.

Het is evenwel te makkelijk geworden om Badal nu te lezen als de Kroniek van een aangekondigde dood. De hoofdpersoon in de roman loopt aan het eind de zee in. En de schrijver zou zichzelf een jaar na publicatie te kort doen. Op zijn verjaardag nog wel. Alleen lijkt me dat daarmee makkelijk een denkfout kan ontstaan. Ineens bestaat er nog een parallel meer tussen romanpersonage en schrijver, enkel doordat de afloop van een ontwikkeling onverwachts al bekend is geworden.

Daarmee lijkt het als vanzelf belangrijk of er aanwijzingen waren of de schrijver nadacht om er een eind aan te maken of niet.

En laat de beste man dan net een roman uit hebben gebracht met een hoofdpersoon die is als hij, die ernstig door het leven in Nederland teleurgesteld raakte.

Er bestaat een idee over depressie waarin het om het verhaal gaat dat iemand over zichzelf heeft, dat dan niet meer samenvalt met de werkelijkheid. Therapie, in de vorm van praten, is er dan ineens op gericht om zo’n patiënt tot een realistischer verhaal te dwingen over zichzelf.

Vertel wijst met regelmaat naar hoe nuttig verhalen zijn voor mensen om elkaar te helpen. Wat mede komt door onderzoek dat Christien Brinkgreve meermaals deed naar hoe mensen elkaar raad gaven — het laatst door twee jaargangen te bestuderen van de achterpagina van de VPRO-gids, en te bekijken wat pubers uit progressieve gezinnen elkaar adviseerden.

Dus dat wij mensen er zo veel aan kunnen hebben om elkaar in onze verhalen en ideeën bij te sturen, komt wel over in het boek. En gezien de datum van verschijning is de auteur niet heel euvel te duiden dat ze de betekenis negeert die nepnieuws, en alle andere vormen van desinformatie in de jaren daarop zouden krijgen in het publieke discours. Alleen biedt Brinkgreve zelfs zo beschouwd nog het hele verhaal niet.

Dat deed de filosoof Richard Kearney, die ook door haar als autoriteit wordt opgevoerd over vertellen, overigens evenmin in diens boek. Hun beschouwingen hebben mij te grote lacunes.

Zo is daar bijvoorbeeld nog het begrip concisie, dat beide auteurs negeren; wat staat voor het onvermogen om begrepen te worden, omdat wat je vertelt te zeer afwijkt van de standaardverhalen die iedereen al omarmt.

Je kunt de waarheid wel willen vertellen, alleen is dat knap moeilijk als niemand daarin met je mee wil gaan. En sowieso ligt er dan een onevenredig zware bewijslast op jou ineens om even waar te maken wat je zegt.

En terugdenkend aan het lot van Anil Ramdas, die overigens een fors drankprobleem had, lijkt me dat zijn probleem toch ook werd dat zijn verhaal nog meer ging afwijken van de norm dan dat toch al deed, door de extreme ruk naar rechts in het politieke debat, zo zeer zelfs dat zijn eenzaamheid onoverbrugbaar moet zijn geworden.

Christien Brinkgreve, Vertel
Over de kracht van verhalen

192 pagina’s
Atlas Contact, 2014