Beter internet ~ Karin Spaink [ed.]

Met de boekenreeks ‘The Next Ten Years’ is internetaanbieder Xs4All al enige jaren bezig de ontwikkelingen online in een breder perspectief te plaatsen. Al mag dat van mij best vanuit een nog grotere afstand, zoals ik bij de eerste uitgave schreef.

Beter internet is het vierde boek in de serie, en daarin komen ditmaal geleerde buitenstaanders aan het woord. Zij werden geïnterviewd over een gegeven dat in sommige bedrijfstakken nogal wat paniek oplevert. Internet stelt iedereen in staat digitale informatie met elkaar te delen, en maakt het bovendien mogelijk dat mensen makkelijker dan ooit aan iets kunnen samenwerken.

Volgens een modewoord heet die collectiviteit en interactie online momenteel: Web 2.0.

Het interview met de jurist Bernt Hugenholtz gaat vooral over hoe de ontwikkelingen online geremd worden door antieke wetten, en seniele bedrijfsmodellen. Zo wordt het auteursrecht op het moment grootscheeps misbruikt zodat bijvoorbeeld platenmaatschappijen hun oude marktposities kunnen behouden.

Abram de Swaan volgt wel wat een zelfde spoor. Wat me het meest opviel aan zijn interview waren de conclusies over het verdwijnen van de intermediairs. Die hun posities op het moment nog goed kunnen verdedigen, vanwege hun lobby’s en alle gevestigde belangen. Tegelijk is de aantasting van hun ‘professionaliteit’ geen trend die alleen voor internet opgaat. De Swaan noemt vrolijk een heel rijtje beroepen op, waarvan de beoefenaren ten onrechte nog claimen een unieke expertise te bezitten. Dat zijn de notarissen, de apothekers, en de makelaars.

Paul Schnabel, van het Sociaal en Cultureel Planbureau, gaat vooral in op de vraag wat het internet ons brengt aan expressiemogelijkheden. Voor hem zijn vele verschijnselen online heel goed te begrijpen uit al veel langer zichtbare trends als individualisering en informalisering.

Michiel Schwarz onderzoekt de veranderingen in de cultuur onder invloed van de technologie, en zei daarover helaas geen dingen waar ik erg van opkeek. Hij is dan ook minder een buitenstaander dan de andere drie heren. Met opinies over dit onderwerp verdient hij zijn brood; wat hem een minder onbevangen blik gaf dan de andere geïnterviewden.

Beter internet
Welgeleerde buitenstaanders over Web 2.0
Interviews met Bernt Hugenholtz
Paul Schnabel, Michiel Schwarz en
Abram de Swaan

80 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar, Xs4All Internet, 2008

Haagse tegenstrijdigheden ~ André Rouvoet e.a.

Het gaat wat ver om van een dun boek als dit te verwachten dat het dé analyse biedt over de merkwaardige paniek in politiek Nederland sinds de moord op Fortuyn. De ruimte om de diepte in te gaan ontbreekt. En toch roept ook deze uitgave vooral dezelfde conclusies op die ik al maakte, over vergelijkbare, maar dikkere boeken.

De diagnose kan niet deugen, als die te zeer gericht blijft op een te klein deel van het probleem.

Goed, een actief politicus als André Rouvoet [CU] is moeilijk kwalijk te nemen dat hij zich alleen richt op waar de politieke partijen in de Tweede Kamer aandacht voor hebben.

Maar ook de blik van PvdA-er Bart Tromp blijft te zeer op partijniveau hangen. Al leer ik dan wel uit een voetnoot bij hem:

In de politiek betekent ‘professional’ dat iemand voltijds werkt, niet dat hij of zij over onbetwistbare expertise beschikt.

Paul Schnabel, de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau [SCP], doet wel een bijna interessante poging om aan te geven welke maatschappelijke ontwikkelingen allemaal genegeerd zijn, door politici in Den Haag. Hij concludeert:

Opvallend is dat anders dan in de jaren zestig nu niet gepleit wordt voor een totale verandering van het systeem — politiek, economisch, sociaal. Integendeel, met het systeem is men eigenlijk wel tevreden, zeker als het beter zou functioneren. Het doelwit van de agitatie en de actie is niet het systeem, neen, het gaat om de dragers ervan: de politici, de ambtenaren. Tien jaar geleden werd in de Duitse politicologische literatuur al melding gemaakt van het samengaan van Systemzufriedenheit met Politikverdrossenheit. Voor Nederland kan daar nu aan toegevoegd worden dat veel burgers niet alleen genoeg hebben van de politiek, maar vooral van de politici.[…]

Jammer genoeg graaft Schnabel in zijn beschouwing niet dieper. Waardoor ik dus denk dat hij dit waarschijnlijk niet kan zonder zijn eigen positie te ondergraven.

Zijn SCP maakt deel uit van die hele constellatie aan NGO’s en overheidsinstellingen waar het politieke beleid voor een groot deel gemaakt wordt — zonder dat hier democratische controle op is. Als politici in het kabinet of de Kamer een beperkte visie te verwijten is, dan komt dit ook omdat juist al die planbureaus en andere adviesorganen hen systematisch met blindheid slaan.

Nu wilde ik dit boek per se lezen om de bijdrage van H.J. Schoo — de grootste buitenstaander van de vier. Zijn ‘Van oude en nieuwe klassen, of de deftigheid in gedrang’ is vooral een analyse van de vraag waarom Pim Fortuyn zo veel weerstand opriep.

Schoo had Fortuyn indertijd als columnist bij Elsevier gehaald — niet omdat hij het per se met hem eens was, maar omdat hij iemand met diens geluid verder mistte in de media.

Niet toevallig misschien schrijft Schoo dan ook over systeemblindheid bij politici en overheid. En dat nu had hij volgens mij zonder moeite nog een stuk etsender kunnen doen.

Haagse tegenstrijdigheden
Een jaar verder

69 pagina’s
Amsterdam University Press, 2003

Mijn droom voor ons land ~ Nationaal Comité Inhuldiging

Vijftig jaar geleden, op 28 augustus 1963, sprak Martin Luther King hardop over de droom die hij had voor zijn land. Zijn publiek was die dag massaal naar Washington getrokken, om voor gelijke rechten te demonsteren. Dat leverde de grootste protestactie voor mensenrechten ooit op in de VS.

Deze week nog beluisterde ik de originele radioreportage van Studs Terkel, die in een overvolle gecharterde trein met demonstranten meereisde van Chicago naar de hoofdstad van het land. De hoop en de bescheiden verwachtingen van die zwarte Amerikanen raakten me diep.

In Nederland reisden er ook tallozen naar de hoofdstad, op 30 april 2013. Maar dat was enkel om er applausvee te zijn; en er blij met oranje vlaggetjes te zwaaien.

En vandaag kwam in datzelfde verband nog Mijn droom voor ons land uit — waarin een selectie staat van wat 6.500 Nederlanders als droom hebben voor Nederland en de Overzeese gebiedsdelen; en dus als raad aan de nieuwe koning willen meegeven.

Vanzelfsprekend mag ik beide gebeurtenissen niet met elkaar vergelijken. Maar ik doe dit toch, door de bizarre timing van het Nationaal Comité Inhuldiging om juist nú hun droomboek aan het Nederlandse volk aan te bieden. Elk huishouden krijgt een bon om het boek af te halen bij een lokale boekhandel — voor zo ver die er nog zijn. En anders staat de uitgave gratis elektronisch ter beschikking, voor allen met een internetabonnement.

Over dit droomboek is al kritiek genoeg geuit. Zo werd het gedrukt in Duitsland, terwijl een massale opdracht de kwijnende grafische industrie in Nederland zo aardig geholpen had in deze crisistijd.

Bovendien werd het bekostigd door een loterij. De Nationale Postcode Loterij. Wat de meest irritante gokactiviteit denkbaar is, omdat ook degenen die bewust niet meespelen nog grof in dat spel kunnen verliezen. Bovendien houdt dat irritante bedrijf maar niet op mij ongewenst met post te bestoken. De vervuilers.

En het zou ook niet heel moeilijk zijn om cynisch te doen over dit initiatief. Omdat de inhoud zo merkwaardig is, met al die foto’s van de dag dat Willem-Alexander koning werd, en die vaak zo kort beknopte bijdragen van ‘het volk’ met hun wensen hoe het beter kan.

Want dromen staat gelijk aan wensdromen in deze uitgave.

Alleen is dit typisch zo’n boek dat over vijftig jaar wel aardig zou zijn om te lezen — de historicus in mij kijkt ook altijd mee. Zoals Norbert Elias ooit etiquetteboeken gebruikte om af te leiden welk ongepast gedrag dus blijkbaar normaal was. Zo zeggen dromen veel over wat ergens als gemis wordt gevoeld.

En zelfs ik kan moeilijk cynisch blijven bij zo veel bijdragen door mensen van goede wil. Behalve dan dat de timing van publicatie in het geheel niet deugt.

Zelfs al weegt zoals altijd mee bij wat in Nederland speelt: geen land heeft gelukkiger kinderen, en nergens zijn de mensen er tevredener dan hier. Alleen geldt deze tevredenheid altijd alleen onszelve. De ander kan niet snel iets goed doen, vanuit dat perspectief. Geen groter kankeraar ook dan de Nederlander helaas.

Maar niemand in deze uitgave droomde iets voor zichzelf, zoals Paul Schnabel in zijn nawoord opmerkte. Dat alleen doet een strenge selectie van de bijdragen vermoeden.

Nationaal Comité Inhuldiging, Mijn droom voor ons land
Inspiratie voor de koning

96 pagina’s
Nieuw Amsterdam uitgevers, 2013

Wat is Nederlands nog in dit land? ~ Paul Schnabel (inleiding)

Van alle boeken en pamfletten die ik dit jaar las over ‘de Nederlandse identiteit’ was dit het interessantste. Misschien omdat de immigranten die erin schrijven niet zo nodig willen verklaren, maar enkel waarnemen.

Er zit ook zoveel wensdroom in die plots ontstane wens de Nederlandse identiteit vast te willen leggen, in canons en al die ellende nog meer. De wens vooral iets speciaals te willen zijn.

Niet alle materiaal in dit boek is nieuw. Van Yasmine Allas werd bijvoorbeeld het hilarische hoofdstuk opgenomen uit De generaal met de zes vingers, waarin een sociaal werkster de gevluchte upperclass familie uitlegt hoe het toilet gebruikt moet worden.

Ook Dubravka Ugresic’s boek Amsterdam, Amsterdam leverde enige typerende fragmenten op over wat een buitenstaander opvalt aan het leven in de hoofdstad.

Ik bedenk me nu dat alle boeken eigenlijk zo zou moeten zijn. Het overbekende een nieuwe aanblik geven, dat is haast de enige opdracht waaraan een schrijver voldoen moet, voor mij.

Wat is Nederlands nog in dit land?
Met een inleiding van Paul Schnabel
176 pagina’s
Uitgeverij De Geus © 2002