Aangename Postumiteit ~ Herman de Coninck

► door: A.IJ. van den Berg

Wat had ik eigenlijk van Herman de Coninck gelezen voor zijn overlijden in 1997? Een gedicht of wat misschien? Hij staat in de Dikke Komrij.

Waarschijnlijk moet ik gewoon toegeven dat hij me pas opgevallen is na zijn dood, en de publiciteit die dat meebracht. Door het boek Taal zonder mij van zijn weduwe Kristien Hemmerechts, die daarin een uniek monument in woorden voor hem oprichtte.

Sindsdien heb ik enkele van zijn essaybundels tweedehands kunnen kopen, en zijn verzamelde poëzie aangeschaft. De Coninck heeft me daardoor anders naar enkele gedichten leren kijken.

Maar is dat genoeg om ook zijn biografie te willen lezen? Vind ik hem interessant genoeg om letterlijk elk kattebelletje van zijn hand te kunnen appreciëren?

Dat waren vooraf toch mijn gedachten voordat ik aan dit breviarium begon. Want, behalve Kroniek van een karakter van Jeroen Brouwers vielen alle brievenboeken die me ooit onder ogen kwamen me eigenlijk tegen.

Uiteindelijk ging deze best, misschien omdat ik er niet al te veel van verwachtte. Voor een deel kwam dat door de eerlijkheid van de schrijver, die duidelijk zijn voorkeuren had en deze ook goed kon verwoorden. Maar als collectie is het toch een allegaartje; een selectieve keuze van 444 brieven en briefjes uit een corpus van ongeveer 7.000.

Die brieven zijn wel weer voortreffelijk geannoteerd. Elke eigennaam die er voor het eerst in voorkomt wordt uitgelegd. Zo werd er een noot aan gewijd dat Suske en Wiske een stripverhaal is van Willy Vandersteen, of Delhaize een Belgische supermarktketen.

Als ik toch iets aan wil merken: in mijn exemplaar zijn enkele katernen slordig scheef afgesneden, waardoor de regels licht omloog lopen naar het einde.

En toch ook, het enige wat ik aantekende onder het lezen was het lijstje met de tien beste gedichten ooit dat De Coninck ergens voor opgeven moest. Die verdienen weer een aparte exploiratie:

  1. Vasalis: ‘Er zijn dingen die alleen het oppervlak beroeren’
  2. Rutger Kopland: ‘Wie zal de vriend zijn van mijn vriendin’
  3. Hans Faverey: ‘Hoe zij recht staat; dat zie ik’
  4. Gerrit Kouwenaar: ‘Daags voor de vrede zond onze almachtige’
  5. Eva Gerlach: ‘De kracht van de verlamming’
  6. Hugo Claus: ‘Dichter’
  7. Richard Minne: ‘Soms tussen tulpen bloeit een tulp vreemdsoortig’
  8. Judith Herzberg: ‘Burengerucht’
  9. Remco Campert: ‘Lamento’
  10. Fritzi ten Harmsen: ‘Interpretatie van het uitzicht’
Herman de Coninck, Een aangename postumiteit
Brieven 1965 — 1997

862 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 2004

[x]