Dagboek 1887 – 1899 ~ Jules Renard

► door: A.IJ. van den Berg

Een schrijver is altijd een ouder iemand dan ik ben. Nog steeds. Dat is een merkwaardige wet. Maar door iemand de gelegenheid te bieden de hele tijd aan het woord te zijn, geef ik hem of haar wellicht vanzelf autoriteit. En daarbij hoort dus een denkbeeldige leeftijd die hoger ligt dan de mijne.

Tegelijk kan het dus heel goed zijn dat ik de woorden lees van iemand lees die op het moment van schrijven jonger was dan ik nu ben.

De Franse auteur Jules Renard [1864 – 1910] leefde niet heel lang. Zijn postuum gepubliceerde dagboek vangt aan als hij drieëntwintig is. De tekst houdt op een paar weken voor zijn dood. Toen was hij net zesenveertig.

Inmiddels heb ik bijna alle levensjaren doorgemaakt die Renard beleefde. Dus zou ik zeker naar de eerste jaren van zijn dagboek kunnen kijken als naar de woorden van een jonge jongen.

Dat was nu nog niet altijd zo. Maar bij een volgende herlezing, als er opnieuw zeker achttien jaar verstreken zijn, zou het me niet verbazen als het dagboek me wel vooral de jeugdige onbezonnenheid toont van een schrijver die het allemaal nog mee moest maken.

Een vraag is alleen nu al in welke versie ik de woorden van Jules Renard lezen moet. Er bestaat geen integrale versie van het dagboek. De Franse Pléiada-reeks brengt een tekst in drie delen. Oorspronkelijk waren er 54 aantekenboeken en -boekjes.

De Nederlandse versie in de reeks privé-domein is ook een bloemlezing. W.F. Hermans was er nog eens heel kwaad over dat dit niet duidelijk genoeg op de omslag staat.

Het Engels biedt geen andere uitgave dan een nog kortere bloemlezing.

Eigenlijk zou ik Renard dus gewoon in het Frans moeten lezen, zoals hij het schreef. Maar mijn Frans is daar net niet goed genoeg voor. En om moeite te doen de taal op te halen, moeten er meer belangen spelen. Al komt Renard nu wel bij het rijtje Franstalige schrijvers waarvan ik meer wil weten, en waarbij dat niet via een taal kan die ik beter beheers.

Vooral zijn korte uitspraken zijn regelmatig te goed om er niet meer te willen lezen. Geen schrijver aardiger, op zijn tijd, dan de schrijver die verwoordt wat ook ik zo vind, of zelf zo had moeten formuleren.

Jules Renard stond in zijn eigen tijd vooral bekend als toneelschrijver, en als auteur van boeken als het semi-autobiografische Peenhaar, en de Natuurlijke historietjes. Daarnaast was hij de burgemeester van een plattelandsdorp.

Sartre ontwaarde later een zekere knoestigheid in hem. Maar het enige dat daarvan eventueel in vertaling overkomt, is dat Renard de versiering en de vaagheid schuwde in zijn taal.

In zijn dagboek merkt hij ook op dat alleen de auteurs die hun taal tot de kern beperken het minst verouderen, en daarmee de grootste kans houden om gelezen te blijven worden.

Uit dit eerste deel van de twee uit de bloemlezing tekende ik onder meer met plezier en soms zelfs instemming aan:

Om wanhopig te worden: alles lezen en niets onthouden! Want je onthoudt niets. Hoe je je ook inspant: alles onttrekt zicht aan je greep. Hier en daar blijven enkele flarden hangen, vluchtig bovendien, als rookvlokken die erop wijzen dat een trein is langsgekomen. [32]

scheiding

Het misbruik dat in boeken van de dood wordt gemaakt deed hem de haren te berge rijzen, en toch kromp zijn hart ineen bij elk sterfgeval, bij elke begrafenis, bij elk van de gruwelijke banaliteiten. Je stribbelt tegen, ‘Stompzinnig,’ zeg je. Maar als het ‘goed gedaan’ is, heb je grote lust te huilen. [44]

scheiding

Misschien is Mérimée de schrijver die het best tegen de tand des tijds bestand zal zijn: hij bedient zich minder dan ieder ander van beelden, oorzaak van het verouderen van iemands stijl. De onsterfelijkheid zal de sobere schrijvers, de geconstipeerden, ten deel vallen. [52]

scheiding

Ik vind uw boek erg goed omdat ik duidelijk zie wat eraan mankeert. [138]

scheiding

De literatuur, een raar vak: hoe minder je schrijft, des te beter je het moet doen. [162]

scheiding

Aantekeningen maken, dat is literaire toonladders spelen. [171]

scheiding

Deze notities die ik iedere dag opteken, zijn een geslaagde abortus van de slechte dingen die ik zou kunnen schrijven. [193]

scheiding

Globaal overzicht van de huidige literatuur. Het komt hierop neer dat geen enkele schrijver de moeite van het leren kennen waard is. [207]

scheiding

Als ik nadenk over de brieven die ik schrijf, vraag ik me af wat voor eerlijkheidswaarde men mag toekennen aan de briefwisseling van grote mannen. [210]

scheiding

Ik ben opgevoed door een boekenkast. [244]

scheiding

De felheid van de satire is overbodig: het is afdoende de dingen te laten zien zoals ze zijn. Ze zijn belachelijk genoeg van zichzelf. [262]

scheiding

Van bijna alles in de literatuur kan worden gezegd dat het te lang is. [267]

scheiding

Het woord moet worstelen met de gedachte en haar geen stok tussen de benen steken. [274]

scheiding

Wat is een criticus? Een lezer die moeilijkheden zoekt. [278]

scheiding

De uren dat je zin hebt iets volmaakt moois te lezen. Je blik glijdt langs je boekenkast, er is niets. Dan besluit je toch maar een willekeurig boek te pakken, en het staat vol mooie dingen. [286]

scheiding

Zodra ik alleen ben, dat wil zeggen zonder boek, ben ik middelmatig: mijn diepgang vermindert. [286]

[ wordt vervolgd ]

Jules Renard, Dagboek 1887-1899
313 pagina’s
De Arbeiderspers, 1988
privé-domein 140.
vertaling door Frans de Haan en Marianne Kaas

[x]opgenomen in het dossier: ,