Dagboek 1900 – 1910 ~ Jules Renard

► door: A.IJ. van den Berg

De Nederlandse bloemlezing uit de dagboeken van Jules Renard bestaat uit twee banden. En die tweede band is wat dikker dan de eerste. Toch maakte ik bij dit deel minder aantekeningen dan het voorafgaande.

Misschien is dat omdat de bloemlezers er meer aan leven in gestopt hebben dan ideeën. Wellicht maakte Renard zelf zo’n ontwikkeling door.

In elk geval is duidelijk dat hij steeds minder plezier beleefde aan het lezen. Alleen herlezen doet hem nog deugd. Algemene opmerkingen van Renard over literatuur worden schaarser in de loop der tijd. Al leidt wat er komt soms tot langere overpeinzingen. Bijvoorbeeld als hij zichzelf weer eens verwijt te weinig te doen, en voornemens formuleert om het helemaal anders te gaan aanpakken.

[…] Ik zal lezen, niet om kritiek te leveren, maar voor mijn plezier. Als ik erin slaag tot me te laten doordringen dat door vier regels van mijn hand honderd exemplaren van een boek kunnen worden verkocht, zal ik twintig regels schrijven zonder mijn luiheid een kans te geven.

Ik zal vaak citeren. Ik zal zeggen: dit is goed, of: dit is slecht, zonder de moeite te nemen te zeggen waarom, in de eerste plaats omdat je dan overbodig veel woorden vuil maakt, en in de tweede plaats omdat ik, meer dan eens, niet in staat zal zijn het uit te leggen.

Men zal vertrouwen in me moeten hebben: dat is een noodzakelijk voorwaarde. [78]

Jules Renard stierf jong. En waar hij rond zijn veertigste zijn indolentie nog verdedigde met de opmerking dat er tijd genoeg was tot zijn tachtigste, rijpt er in de jaren daarna een besef dat zijn gezondheid te wensen over laat.

Ondertussen schopt hij het nog wel tot burgemeester. Waarop hij zich onder meer de vrijheid permitteert te jagen met een vergunning van het jaar ervoor, de 2 in het jaartal handmatig verbeterd tot een 3. Want wie zal hem daar op aanvallen?

Alleen zorgen wat kwartels in het veld vervolgens dat hem de lust tot jagen vergaat, waarop Renard zijn geweer weghangt. Voor een jaar.

En het zijn zulke doorkijkjes naar dat leven die dit deel van het dagboek aardig maken. Maar ondertussen is er bij de lezer wel de wetenschap dat Renard spoedig dood zal gaan, en vond ik het een gemis dat hij nauwelijks over zijn fysieke problemen schrijft — voor zo ver dit gebrek niet aan de bloemlezers te wijten is.

Dus bleek de jonge Renard voor mij deze keer interessanter en memorabeler, mede door zijn felheid en zijn levendigheid, dan dezelfde man op middelbare leeftijd.

Ik tekende nu onder meer aan:

Het vak van schrijver houdt in dat hij leert schrijven. [27]

scheiding

Waarom zoveel schrijven? Het publiek kan nooit meer dan een of twee boeken noemen van de produktiefste auteurs. [38]

scheiding

Schrijven is bijna altijd liegen. [93]

scheiding

Literaire kritiek: alleen de herdrukken bespreken. [107]

scheiding

Niet al te beknopt schrijven. Het publiek moet met onbeduidende zinnetjes een handje worden geholpen. […] [235]

scheiding

De schrijver die je het meest moet herlezen om je van zijn tekortkomingen te ontdoen ben je zelf. [272]

scheiding

Een aantekening moet meer zeggen dan een pagina, anders heeft ze geen zin. [309]

[ ziet ook Dagboek 1887 – 1899 ]

Jules Renard, Dagboek 1900 – 1910
363 pagina’s
De Arbeiderspers, 1988
privé-domein 140.
vertaling door Frans de Haan en Marianne Kaas

[x]opgenomen in het dossier: ,