Nee, je bent geen gadget ~ Jaron Lanier

► door: A.IJ. van den Berg

Deze website draait al vanaf dag éen op open source software. WordPress heet de verzameling gratis scripts die maken dat er op aanvraag tekstjes uit een MySQL database worden geput om aan u te kunnen tonen.

WordPress is sinds 2005 enorm populair geworden. Indertijd leek het daar nog niet op, toen waren er hoogstens enkele tientallen mensen mee bezig. Mijn keuze voor dit systeem, enkel omdat ik redelijk snapte hoe het werkte, is meer geluk dan wijsheid. Mijn eamelje.net heeft op verschillende andere CMS-en gedraaid, die ook allemaal open source waren. En daarvan hielden de ontwikkelaars er gewoon mee op, om nuttiger dingen te gaan doen met hun leven.

Helaas worden in software altijd weer opnieuw lekken ontdekt — wat vereist dat je altijd en eeuwig de nieuwste versie moet draaien om niet te makkelijk gehackt te worden; om dan ineens porno te tonen, of Russische malware op de computers van een bezoeker te zetten. Een CMS draaien dat niet verder ontwikkeld wordt, is als het uitnodigen van moeilijkheden.

En problemen komen altijd langs op het slechtste moment.

Ik ben kort gezegd aardig bekend met de voor- en nadelen van welke vorm van computerprogrammatuur ook. Edsger Dijkstra, naar verluid Neerlands meest geciteerde wetenschapper, overdreef misschien wat door alle software troep te noemen, maar hij overdreef niet veel. Sofware hangt aan elkaar van de compromissen. En wie dat niet beseft, ergert zich te gauw.

Mede daarom was ik altijd een bewonderaar van de essays van de Amerikaanse expert Jaron Lanier. Die leek altijd een goed evenwicht te hebben in zijn beschrijvingen van nieuwe ontwikkelingen. Deze was lang genoeg programmeur geweest om weet te hebben van alle compromissen — die vaak zo in contrast staan met alle marketinghype van Amerikaanse ICT-bedrijven, en de kritiekloze manier waarop de media deze hype vervolgens rondtoeteren.

Evgeny Morozov twitterde gisteren nog dat het publiek heel wat kritischer tegenover software-leveranciers en hardware-producten zou staan als ze niet zo gehersenspoeld zouden worden door de immer juichende vakpers.

Nee, je bent geen gadget is alleen geen goed boek. Wat waarschijnlijk komt door de manier waarop de uitgave is samengesteld. Het boek lijkt een monografie, en is dat niet. Aan de basis van het werk staan reeksen columns die Lanier al eerder publiceerde, elders. En deze columns zijn niet goed genoeg omgewerkt naar boekentekst.

Er zit daarom geen enkele balans in het boek.

Bij een columns maakt het namelijk niet veel uit als de schrijver zich op een gegeven moment ergert aan alle gedoe over iets, en dan even stevig gaat debunken. Maar later, als iedereen alweer opgewonden is over wat anders, ziet de ontkrachting van een hype er al gauw bijna even raar uit als de hype zelve.

Lanier is bijvoorbeeld uiterst kritisch over open source software in dit boek — want die beweging had Linux opgeleverd. En wat een onzin was Linux niet. Dat kon precies hetzelfde als Unix, wat al sinds de jaren zeventig bestaat, en waar is de vooruitgang in dat?

Dit lijkt een heel aardig statement. Voor de leek. Alleen is de meest gebruikte server om websites te hosten het open source-product Apache. Dus geldt ook dat op het moment toen er nieuwe programmatuur ontwikkeld moest worden, voor een geheel nieuwe toepassing, de gratis oplossing die open source software bood absoluut niet minder bleek te zijn dan de dure proprietary oplossingen waarmee bedrijven kwamen.

Want stel je voor dat ik boeklog op een product van Microsoft had moeten draaien. Dan waren de oudste boeklogjes al lang ontoegankelijk geworden vanwege onduidelijke systeemwijzigingen. Had ik honderden zo niet duizenden dollars moeten uitgeven om bij de tijd te blijven. En was de voornaamste verbetering geweest dat dat er nu probleemloos tweeduizend mensen tegelijk aan éen boeklogje konden meeschrijven — wat een geheel nutteloze functie is voor mij.

Net zo is Lanier in dit boek kritisch op Wikipedia — want hoe zonde is het niet dat zo veel mensuren besteed worden aan het maken van iets dat er al was; de encyclopedie.

En dan heeft Jaron Lanier groot gelijk door het techno-optimisme van een Clay Shirky eens te willen bekritiseren. Mij lukte dat niet goed genoeg, hoewel ik wel wrevel voelde. Alleen moet zoiets in een boek dan gebeuren door argumenten te wegen, wil ik er iets aan hebben. Anders dan in columns kan; met zijn korte baan; drie streken, gauw klaar.

De auteur kan dat heel goed, normaliter. Alleen leek het of dit boek werd samengesteld door wat er al aan tekstjes lag, samen te laten voegen door een externe redacteur zonder enige inhoudelijke kennis.

Jaron Lanier, Nee, je bent geen gadget
272 pagina’s
Contact, 2010
vertaling door Mieke Hulsbosch van You Are Not a Gadget, 2010

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

een reactie

Hans Sleurink  op 11 januari 2014 @ 10:25:02

Journalisten in de vakpers lijken inderdaad wel erg vaak op onbezoldigde PR-medewerkers van grote technologiebedrijven. Goed dat ook Morozov daar op wijst. Dat betekent uiteraard niet automatisch dat dit te kwader trouw gebeurt. Vrijwel alle smaak- en beleidsmakers lijken gevangen te zitten in de droomwereld van de ‘technology driven society’. Het is misschien wel tijd voor een nieuwe lijn van denken voor wat ik ‘society driven technology’ zou noemen. Een omkering van het soort denkspoor dat momenteel elke ‘digital native’ nog met de paplepel ingegoten krijgt. Jarron Janier zal hierbij maar beperkt hulp kunnen bieden, begrijp ik uit deze bespreking. Want ja, wanneer je als ‘deskundige’ het verschil niet ziet tussen Unix en Linux dan zie je de maatschappelijke betekenis van Linux over het hoofd. Een auteur die met gezag en overtuigend kritisch schrijft over de digitale gevangenis is Andrei Sorin in ‘Software and Mind’. Een monumentaal werk, ook in omvang: 944 pagina’s. Jammer genoeg levert Sorin veel herhaling, opzettelijk, schijft hij zelf, om de niet-ICT-ingewijde lezer aan boord te houden. Maar voor wie het verschil in het oog houdt van het ‘wat’ en het ‘hoe’ van een vertelling en een gestaalde leesziel heeft, is er in dit boek veel te halen. Onmogelijk om daarna nog met dezelfde ogen naar de ‘technology driven society’ te kijken. De lezer begrijpt dan ook het praktische en historische belang van open source software, hoewel in alle 944 pagina’s niet één keer open source software wordt genoemd. Dat inzicht is overigens slechts één van de opbrengsten die dit boek heeft te bieden. Met deze reactie hoop ik de eigenaar van dit gewaardeerde boeklog tot een bespreking van ‘Software and Mind’ te bewegen.