Sense of Style ~ Steven Pinker

► door: A.IJ. van den Berg

Hoe het vak heette, dat verschilde per instelling. Waar het altijd op neer kwam, was dat ik studenten zakelijke teksten leerde schrijven in een paar maand; met twee lesuren per week. Mensen waren dat dan die nochtans al behoorden te kunnen schrijven. Omdat ze allemaal al zeker twaalf jaar — zo niet vijftien jaar — in het Nederlandse onderwijssysteem hadden meegelopen.

Veel taalgevoel hadden ze daarbij toch niet opgedaan. Aan het begin van de lesreeks gaf ik een basaal dicteetje, niveau laatste jaar Basisschool, dat dan altijd slechts door een enkeling voldoende werd gemaakt.

Het was vervolgens niet aan mij om te repareren, met mijn beide lesuurtjes in de week, wat vijftien jaar aan onderwijs deze mensen niet had kunnen bijbrengen.

Ik hield daarom uiteindelijk op om deze lessen te geven, vanwege het tamelijk zinloze karakter. Mede omdat ze altijd het verkeerde publiek trokken. De meeste studenten die er kwamen, waren enkel bezig om studiepuntjes te sprokkelen. Daarbij leek een werkcollege taalbeheersing, of hoe de naam ook luiden mocht, hen wel lekker simpel scoren.

En ik mag deze lieden niet eens verwijten niet in de wetten van informatieoverdracht geïnteresseerd te zijn. Want vrijwel iedereen, ook buiten de universiteiten en hogescholen, zendt het liefst uit. Maakt daarbij niet eens uit wat er wordt uitgezonden. Anderen in hun omgeving dienen er nota van te nemen, dat nog wel.

De misthoorn laten loeien, om te laten horen dat ze er zijn, zo noem ik die hoogst primitieve manier van communicatie.

Toch meen ik ook dat iedereen die helder wil leren schrijven met enkele aanwijzingen een heel eind kan komen. 359 woorden zijn daarbij dan misschien niet genoeg, 359 pagina’s is echt overkill. Alleen moet die wil dan wel bestaan. Dient er vervolgens ook de geestelijke vrijheid nog te zijn voor er echt iets bijzonders kan worden geschreven.

U moet mij deze licht autobiografische inleiding vooral niet euvel duiden. Maar ik meende hier toch te moeten illustreren dat ik door de jaren heen ruimschoots heb nagedacht over schrijven, en over schrijfstijl in het algemeen. En dus ook wat daarvan in kort bestek aan anderen over is mee te delen. Want het is vanuit deze achtergrond dat ik The Sense of Style weeg van de psycholinguïst Steven Pinker.

The Sense of Style is bedoeld als een stijlgids, voor ‘The Thinking Person’. Pinker meende namelijk dat traditionele stijlboeken doorgaans achterhaald zijn. Want wij weten inmiddels meer over hersenen en grammatica, door wetenschappelijk onderzoek, dan al die vroegere auteurs; die hun gidsen nog puur op hun intuïtie samenstelden.

Toch deugt ook deze uitgave niet per se als stijlgids. Het boek is te dik. En Pinker heeft zich bijvoorbeeld zelden aan zijn eigen lessen gehouden. Ik vond hem te vaak tergend wijdlopig. Als Steven Pinker iets in 56 woorden kan zeggen, doet hij het nooit in minder.

En hij haalt ook weleens merkwaardige voorbeelden aan van goed schrijven. Richard Dawkins? Die in diens boeken op zijn beurt Steven Pinker zo bewierookt?

Verder geldt dat niet alle hoofdstukken aan mij besteed waren.

Zo biedt hoofdstuk 4 een uitleg over grammatica, die dan uitgaat van hoe Amerikanen op school zinnen leren ontleden, en van daaruit verder redeneert. Doordat mijn schoolopleiding me heel verschillende talen opdrong, is mijn ervaring met syntaxis onvergelijkbaar anders gekleurd.

Al weet ik dus ook dat dit niets zegt; gezien mijn ervaringen met studenten die precies hetzelfde soort onderwijs hadden gehad, en die nog altijd geen werkwoorden bleken te kunnen vervoegen.

Het lange hoofdstuk 6 dan weer is meer naslagwerk dan leestekst of stijlgids, omdat dit in detail ingaat op specifieke problemen met het Engels als schrijftaal. Hoogstens Pinker’s aanwijzingen over interpunctie waren universeel te gebruiken.

Daarmee bleef er betrekkelijk weinig aan inhoud over, en daarin stond dan ook nog niet veel nieuws.

Goed schrijven komt van veel lezen; en van bewust kijken hoe anderen het deden. Maar voor goed schrijven is eerst nog nodig dat de motivatie van auteur deugt — want tot wie richt hij of zij zich allereerst? Of, zoals ik eerder op boeklog schreef:

Het makkelijkst schrijft het aan familie, of heel goede bekenden. Die weten al zo veel, en kunnen zich daardoor makkelijker inleven; hebben aan een half woord genoeg.

Schrijven voor een groot publiek is daarentegen het moeilijkste wat er is. Niets mag dan bekend worden verondersteld. En leg maar eens alles uit dat de domste lezer begrijpen moet zonder daarbij een slimmer publiek te vervelen.

Mijn bewondering gaat daarom vanouds uit naar de grote communicatoren. Zolang deze hun vaardigheden tenminste niet gebruiken om iets te verkopen.

Misschien heb ik daarom niet veel op met de schrijvers die zich richten op een kleine kliek aan geestverwanten — zoals nogal wat filosofen doen, en ook aardig wat dichters.

Zulke auteurs schrijven niet alleen brieven aan hun nichtje, ze hebben dat nichtje vaak eerst ook nog verwekt en opgevoed; zo niet gedrild tot applausmachine. Anders volgt immers uitstoting uit de familiekring. Aan hun teksten kleeft voor mij altijd de rotte stank van bedrog.

En als het gaat om ‘The Thinking Persons’ die Pinker’s doelgroep zijn, dan kampen deze mensen gauw eens met het probleem dat zij zich te zelden vrij zullen voelen bij het schrijven. Omdat er voor hen altijd eerst de groep komt waartoe zij willen behoren; waarbij het schrift mede dient om dat te bewijzen.

Met terugwerkende kracht zou ik dus nu al degenen moeten bedanken, die over een scriptie van mij, opgesteld voor de studie geschiedenis, met een vies gezicht zeiden dat die te journalistiek was geschreven. Want onverwacht werden me daarmee even doorkijkjes gegund naar de geestesdoodheid van een wereld waarin zo’n vreemd angstig idee blijkbaar vanzelf sprak.

Beste deel in The Sense of Style is Hoofdstuk 2, als Steven Pinker zich concentreert op wat de ‘klassieke stijl’ van schrijven is. En hij ook aanwijzingen geeft. Want het gaat in de klassieke stijl niet alleen om de mededeling, en dus de informatieoverdracht. De lezer moet ook bij de tekst worden betrokken. Dat is moeilijk. Dus vertelt zelfs Pinker al gauw vooral wat een schrijver daarvoor moet laten:

scheiding

Classic prose is a pleasant illusion, like losing yourself in a play. The writer must work to keep up the impression that his prose is a window onto the scene than just a mess of words. Like an actor with a wooden delivery, a writer who relies on canned verbal formulas will break the spell. This is the kind of writer who gets the ball rolling in his search for the holy grail, but finds that it’s neither a magic bullet nor a slam dunk, so he rolls with the punches and lets the chips fall where they may while seeing the glass as half-full, which is easier said than done.

Avoid clichés like the plague — it’s a no-brainer. […][45-46]

Steven Pinker, The Sense of Style
The Thinking Person’s Guide to Writing in the 21th Century

359 pagina’s
Viking, 2014

[x]