Heimwee naar Peking ~ Bettine Vriesekoop

► door: A.IJ. van den Berg

Wat biografieën gauw eens naar maakt, is het gegeven dat de geportretteerde ergens succes in heeft gehad — anonimussen worden nooit uitgebreid geportretteerd — en dat dan nadruk krijgt dat zo’n man of vrouw eigenschappen bezat die hem of haar uniek hebben gemaakt. Zo iemand in een context zetten, gebeurt te vaak niet.

De factor geluk in eenieders leven weegt in biografieën zelden mee.

Is het nog mooier voor het verhaal als de geportretteerde grote tegenslagen had te overwinnen voor het succes aanbrak. Lang geleden schreef ik al eens dat Lance Armstrong’s bijna fatale teelbalkanker een marketingsprookje werd voor de professionele wielersport, toen hij na de ziekte ineens nog de Tour de France zou winnen.

Lazarus was terug uit de dood opgestaan.

Sportbiografieën zijn al helemaal vervelend door zulke mechanismen. Heel interessant is het niet om een boek te lezen over iemands talloze overwinningen; die zijn immers al bekend — tenzij deze, zoals Armstrong, daarbij tegen de mores van de tijd inging, en daarvoor uiteindelijk nog eens gestraft werd.

Heimwee naar Peking heb ik altijd wel een bijzondere biografie gevonden; ik las het boek eerder. Simpelweg al omdat Bettine Vriesekoop daarin boeiend weet te schrijven over iets dat eigenlijk heel vervelend is. Training. Want sporters hebben zich allereerst tal van routines aan te leren, zodat hun lichaam automatisch handelt, en zoiets kost talloos veel uren aan tijd.

Een wat cynische uitspraak over topsporters is daarom ook dat óf enkel de heel saaie mensen die jaren aan training kunnen volhouden, óf dat zo’n investering van jaren aan herhaalde training iedereen tot saaie mensen zou maken.

Liet Bettine Vriesekoop bovendien haar sportieve successen buiten het boek. Daar wordt amper een zinnetje of twee aan gewijd. Terug uit China zou ze twee keer Europees kampioen worden. Al duurde dit na de eerste reis wel nog een jaar.

In Heimwee naar Peking beschrijft ze drie trainingskampen in China. Waarvan de eerste in de zomer van 1980 was. De tweede kwam er in de zomer van 1991, even nadat ze een jaar was gestopt met tafeltennis. En de derde nog weer een half jaar later.

Steeds speelde ze beter dan daarvoor na zo’n trainingskamp, tussen de Chinezen — die op oeroude tafels bleken te spelen, met deuken daarin, en veel te weinig licht in de zalen.

In haar boek probeert Bettine Vriesekoop dan te analyseren wat die totale focus op dat ene voor een paar weken uiteindelijk betekende. Waarmee ze ook een analyse biedt van tafeltennis als spel, van psychologische oorlogsvoering, en wat Chinezen nu net daarin zo goed maakt.

Uiteindelijk luidt haar conclusie daarbij dan zij hun ego niet meenemen naar de tafel. Of ze een punt winnen of niet; hun kracht is dat dit geen invloed heeft op het volgende punt dat verspeeld wordt. Anders dan bij ons westerlingen, die puntverlies zo makkelijk als een eigen fout gaan zien.

Had ze in 1980 al ontdekt dat ook de jongere Chinese speelsters waar ze mee sparde technisch aanzienlijk meer bagage hadden dan zij.

Alleen neemt de sport inmiddels, dus nu al enige decennia, af in betekenis in dat land. Ook de Chinese bevolking heeft namelijk het ego ontdekt; omdat de welvaart groeide; en ook bezit daarmee van betekenis werd.

Bijna toevallig verlopen Vriesekoop’s eigen trainingskampen in materieel opzicht dan enigszins parallel aan deze ontwikkeling; terwijl ze geestelijk nu net probeert om almaar onthechter Chinees te worden.

Tijdens de eerste trainingsperiode was alles nog zo ontstellend primitief, gezien vanuit Nederlandse ogen, en heet ook, dat zelfs eten er moeilijk was, waardoor ze ernstig vermagerd zou terugkeren.

Bij haar laatste verblijf zat ze in het meest luxe hotel denkbaar, omdat een rijke sponsor, Bessel Kok, zich over haar had ontfermd.

Zondag 5 januari

Na een doorwaakte nacht word ik om negen uur gewekt met een lief telefoontje van Bessel. Hij is voor zaken in de Verenigde Staten. Ik hoor op de achtergrond gestommel. Bessel zegt: ‘Niets bijzonders, het zijn Donald en Ivana Trump die in de hotelkamer hiernaast ruziemaken. Donald heeft zojuist uit pure woede zijn trouwring ter waarde van een miljoen dollar het raam uit gesmeten […]

En dan zal het toeval zijn dat er relatief veel tijd zat tussen dat eerste trainingskamp en de tweede. Plus dat er daarbij dan toevallig heel wat veranderde in China, en in het leven van Bettine Vriesekoop zelf. Ze heeft al dat toch maar mee weten te nemen in dit boek.

Een autobiografie die naast dat leven ook nog een context biedt, zoals deze? Daar zijn er heel weinig van.

Veel te weinig…

Bettine Vriesekoop, Heimwee naar Peking
128 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar 2013, oorspronkelijk 1994

[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden