Duizend dagen in China ~ Bettine Vriesekoop

► door: A.IJ. van den Berg

Wie in korte tijd twee vergelijkbare titels leest van dezelfde schrijver, en de ene dan heel goed vindt en de andere niet, komt daarmee voor een vraag te staan. Want was dat voortreffelijke boek soms een toevallige uitschieter, of deugde er juist iets niet aan die minder gelukte uitgave?

En de beide autobiografische boeken van Bettine Vriesekoop blijken dan op de keper beschouwd vrij fundamenteel te verschillen.

Zo heeft Heimwee naar Peking een wel heel stevige kern. Er is dat tafeltennissen, en de positie van Bettine Vriesekoop als topspeelster binnen die sport, en de verdere wereld kon daarmee van daaruit heel vanzelfsprekend worden bekeken.

Duizend dagen in China lijkt zo’n hechte basis te ontberen. En daarmee is er geen echt rode draad in het boek. Veel aan de inhoud was me te toevallig. Er hadden hoofdstukken uit weg gekund, zonder dat dit de portee had aangetast, en de uitgave had ook twee keer zo dik kunnen zijn geweest, met vergelijkbare verhalen waar ooit een actuele aanleiding voor was. Toen.

In dit boek beschrijft Bettine Vriesekoop haar tijd als correspondent voor NRC Handelsblad in China. Ze kwam daar ruim een jaar voor de Olympische Spelen in Peking aan, en zou er vervolgens nog een jaar blijven.

Alleen was Vriesekoop toen ze aankwam nog geen journalist; laat staan een buitenlandcorrespondent. Beide vakken diende ze zich nog helemaal eigen te maken. Daarbij vond ze vooral het schrijven tegen een deadline aan in het begin erg moeilijk. Tekenend op het einde van het boek is haar trots dan dat ze in staat is een artikel van 1000 woorden binnen twee uur aan de krant aan te leveren.

Was dat China waar ze kwam ook nog eens fundamenteel in beweging. Door de Olympische Spelen van 2008 kregen buitenlandse journalisten ineens veel meer ruimte. Vrijheid van meningsuiting en mensenrechten waren ineens thema’s geworden.

Vond er ook nog die verschuiving plaats van Communistische planeconomie naar ongebreideld kapitalisme; waar dan slechts een klein deel van de Chinezen van lijkt te profiteren. Tegelijk kampen veel van de gebouwen die uit de grond gestampt worden al gauw met betonrot, en is de lucht in Peking vreselijk vies en ongezond.

Naast al dat speelde nog het verhaal van Bettine Vriesekoop de moeder, die haar zoontje mee had genomen, en op een internationale school had geplaatst, en die zichzelf nogal eens kwalijk neemt veel te hard te werken; en er niet altijd voor de jongen te zijn.

En dan is Bettine Vriesekoop niet te verwijten dat ze het grote verhaal niet geven kon over het China waarin ze die paar jaar woonde — niemand had dat gekund. Alleen al omdat het landsbestuur zo’n willekeur toonde in het politieke beleid. Evenmin is van een pril correspondent te verlangen dat ze vraagtekens stelde bij wat haar opdrachtgever van haar eiste; hoewel Joris Luyendijk al eens toonde hoe nuttig het kan zijn om over de beeldvorming na te denken waar journalisten in het buitenland mede voor verantwoordelijk gehouden kunnen worden.

Dit boek kwam waarschijnlijk te snel na haar verblijf in China uit. En dat maakt de uitgave eerder een soort journalistieke kroniek dan doorleefde memoires.

In haar andere boek, Heimwee naar Peking, was die afstand in tijd er wel, en ook dat scheelde.

Bettine Vriesekoop, Duizend dagen in China
303 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar, 2011

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden