Zelf tv-kijken ~ Jean-Pierre Geelen

► door: A.IJ. van den Berg

Wie dat wil, kan zich elke dag een luxemenu bijeen zappen aan bijzondere televisieprogramma’s. Zeker met een beetje kabelabonnement van honderden zenders, en de hulp van een digitale videorecorder. Toch neem ik die moeite bijna nooit. Zelfs als ziekte het me onmogelijk maakt om te lezen, kijk ik liever nog een serie ooit opgenomen informatieve programma’s van de BBC, dan dat ik zou kijken naar wat er op dat moment wordt uitgezonden.

Enkel een sportwedstrijd of wat wil ik nog weleens lineair bekijken, zoals dat tegenwoordig heet; nu er ook zo veel video-op-aanvraag te krijgen is.

De gewoonte om eenmaal thuisgekomen automatisch de televisie aan te zetten, heb ik domweg nooit ontwikkeld. Van de weeromstuit valt me altijd weer op hoe tergend traag en voorspelbaar de meeste uitzendingen op dat medium zijn, als ik toch eens kijk. En daarmee hoe weinig het eigenlijk biedt.

Representatief is mijn houding alleen niet. De gemiddelde Nederlander kijkt nog altijd rond de drie uur TV per dag. Dag in dag uit. Zomer en winter. En daarom heeft menig dagblad nog steeds een televisierubriek, waarin iemand dan bespreekt wat er de avond tevoren zoal te zien was.

Voor De Volkskrant was Jean-Pierre Geelen de TV-recensent van dienst in de jaren 2009-2015. Die moest elke avond voor de deadline van 22:30 iets schrijven over een programma waar hij iets van vond. Een enkele maal leverde hij zo daarbij de munitie aan voor wat hét gesprek van de dag zou gaan worden bij de koffieautomaat op scholen en kantoren. Zulke columns las ik dan weleens, bij toeval, omdat iemand die online had gedeeld.

Zelf tv-kijken biedt een selectie van wat deze jaren in de kijkstoel hem brachten. Waarbij de inhoud me behoorlijk tegenviel — mede om de titel van het boek, die toch zo’n duidelijk verwijzing biedt naar Reve’s Zelf schrijver worden. Reve wist in zijn boek namelijk wel overkoepelende theorieën te ontvouwen.

Geelen daarentegen biedt tergend weinig meta-analyse, zelfs niet over wat er bijvoorbeeld veranderde in de jaren van zijn beroepskijkerij. Het grootste deel van dit boek bestaat uit TV-kritieken die al in de krant hadden gestaan, voor de gelegenheid op thema gerangschikt en licht bewerkt. En een groot deel van die recensies bleek niet zo heel houdbaar te zijn gebleven.

Een Clive James, of een Gerrit Komrij, bij wier recensies het om hun enorme formuleringskracht niet uitmaakte of je de TV-programma’s kende, of de pratende hoofdjes daarin, is Geelen absoluut niet.

Voor mij als niet-kijker hadden Geelen’s woorden al evenmin het effect dat hij me ooit spijt liet voelen over alles wat ik indertijd gemist had, door niet te kijken. Integendeel. En de schaarse documentaire die de recensent roemde, had ik meestal nu net wel gezien — mede omdat documentaires voor mij tot het beste horen dat TV te bieden heeft.

De constatering van Geelen alleen dat Nederlandse filmers een voorkeur hebben voor zeldzame ziekten, en er blijkbaar van houden het leed van zo’n patiënt breed uit te serveren, had ook ik al eens gemaakt.

Net als dat zijn betoogje dat er in de Nederlandse praatprogramma’s telkens precies dezelfde mensen aanschuiven al evenmin verrassend nieuwe vergezichten opende.

Maar waarschijnlijk was ik onnozel om überhaupt te denken dat een medewerker van een dagblad een al even ander vluchtig medium ooit diepgaand zou kunnen analyseren. Krant en TV vullen elkaar gewoon te zeer aan in het creëren van dezelfde stompzinnige mediawerkelijkheid, waarin elke dag van alles belangrijk of spannend wordt gemaakt door het te isoleren uit de bredere context, en daar dan druk over te doen.

Deze gecreëerde werkelijkheid loochenen, was meer dan éen stap te ver voor de maker van dit boek.

Jean-Pierre Geelen, Zelf tv-kijken
288 pagina’s
Atlas Contact, 2015

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden