Erg! ~ Patrick Demompere

Een kleine tien jaar had ik deze bundel kritieken niet gelezen. En inmiddels ben niet alleen ik een pietsje veranderd, mijn ideeën over Gerrit Komrij zijn dat ook. Blind zal ik hem nooit meer kunnen bewonderen.

Toen, in januari 2005, zag ik de kritieken in Erg! ook nog als een mogelijk voorbeeld; als éen van de manieren waarop boeklogjes te schrijven waren. Op den duur. Als ik er enige routine in had gekregen. Nu is die voorbeeldfunctie allang verdwenen, en me zelfs vreemd geworden.

Al kan ik zeker zo cynisch schrijven over boeken als Komrij dat indertijd deed — in het weekblad Humo, onder het pseudoniem Patrick Demompere. Alleen betreft mijn grootste hekel altijd boeken die ik domweg niet uitlees, vanwege te slecht, en die ik daarom van mijzelf ook niet hoef te behandelen hier.

En toen, in de zomer van 2014, bleek Erg! onveranderd goed te zijn. Zelfs al heb ik in de afgelopen tien jaar met regelmaat achteraf kennis kunnen nemen van de onthutsing bij vooral Vlaamse auteurs, die zich toentertijd behoorlijk geschoffeerd toonden door Demompere’s oordelen.

Punt is namelijk dat ik deze oordelen bijna onvoorwaardelijk geloof. Komrij/Demompere weet in veel van zijn recensies vooral zo goed te treffen waaraan het schort in de toon van de besproken auteurs.

En na 9½ jaar boeklog weet ik enkele dingen toch vrij zeker over boeken. Daar worden er nog steeds te veel van uitgegeven. Vooral aan romans. Helemaal als de auteur er al meerdere op zijn of haar naam heeft.

Goed, lange non-fictie is ook een onmogelijk genre. De roman is een lange tekst waaraan altijd iets niet helemaal deugt.

Bovendien hebben zelfs romanschrijvers betrekkelijk weinig benul van waar ze nu eigenlijk mee bezig zijn, als ik hun essays daarover mag geloven. Terwijl hun pretenties tegelijkertijd nogal groot lijken.

Maar uiteindelijk is de eis die ik stel aan zo’n boek, aan ieder boek, nogal basaal: Vertel me nu eens iets dat me verrast.

Of, zoals Kurt Vonnegut het beschreef:

#1, Use the time of a total stranger in such a way that he or she will not feel the time was wasted.

Of, zoals Patrick Demompere in het openingsstuk van deze bundel aantekent:

Wat verlang ik van een boek? Dat ik er niet bij in slaap val. Voilà het laatste en enige woord over mijn literaire credo.

Heel ingewikkeld is het dus niet wat lezers verlangen. Bovendien meen ik, net als Vonnegut, dat veel in het vertellen van een verhaal pure mechanica is; op alom bekende en dus vrij goed berekenbare effecten neerkomt. Dat is in het schrijven niet anders als in het maken van muziek. Iedereen die er tijd in steekt, moet iets kunnen maken waar een ander plezier aan beleeft.

Genialiteit is daarbij nog niet eens gevraagd. Genialiteit is ook het enige dat niet te leren is door te kijken hoe anderen het doen.

Dus als mij een boek onder ogen komt dat als goed genoeg is beoordeeld om te worden uitgegeven, en er strikt dan vakmatig al fouten zijn aan te wijzen, dan kan zo’n boek als een persoonlijke belediging overkomen. Een slag in het gelaat zijn zelfs.

En Demompere lijkt enkel boeken te lezen die de ervaren lezer beledigen — hij besprak alleen romans, en een enkele verhalenbundel. Waarbij opvalt dat die belediging kan komen doordat hij enkel auteurs uitkiest die al een oeuvre hebben. In Erg! wordt slechts éen debuut besproken; Bor van de daarna zo spoorloos verdwenen auteur Joris Moens, en dat is misschien niet toevallig het boek dat er het beste afkomt van alle.

Want als Demompere auteurs iets verwijt, dan toch wel luiheid, voorspelbaarheid, onleesbaarheid, en een te grote kapsones daar bij.

Indertijd, toen Komrij’s pseudoniem nog niet doorzien was, en Vlaamse auteurs hardop kloegen over het te jennerige toontje van Demompere’s onbarmhartige recensies, verscheen zelfs een kritiek waarin hij zichzelf eens de maat nam.

Daarin verwijt hij de romanauteur Gerrit Komrij een slappe-zak te zijn; omdat diens satire nooit eens bijten wil.

Dat is grappig, in een boek waarvan ik weet dat het tal van stukken bevat waarover de besproken auteurs weinig geamuseerd waren.

Tegelijk hekelt Komrij de eigen pretentie niet om toch ook romans te willen schrijven. Heeft hij überhaupt wel eens iets geschreven over de merkwaardig hoge status van de roman — het soort werk dat iedereen wil schrijven die meldt bezig te zijn met een boek?

Heeft Komrij weleens een langere tekst geschreven dan zijn voor mij slecht leesbare romans?

scheiding

Wij, Patrick Demompere, zijn niet zo. Wij zijn van de Bond van Lezers, de bond die zonder bijbedoelingen en zonder nevenbelangen aan vergelijkend warenonderzoek doet. Wij zijn altijd bereid ons door talent, hoe ontluikend ook, te laten overrompelen. Spontaan staan wij klaar iemand toe te juichen die boven ons uit steekt. Wij zijn onafhankelijk. We hoeven geen vriendjes te ontzien of connecties van dienst te zijn. Wij, ondergetekenden, hebben niets te maken, noch in vijandige noch in vriendschappelijke zin, met het Tom van Deelcircuit of het Herman de Conincksyndicaat of hoe die lui allemaal mogen heten. Wij kennen die meneren niet. Wij hebben die meneren nooit gekend. De literatuur interesseert ons, niet het literaire bedrijf. We zijn een onbekende luis in een ons persoonlijk onbekende pels. Laat de lui mooie boekjes schrijven! Laat ze stikken in hun gekwetsheidjes, vriendschapjes, webjes, loyaliteitjes, erebaantjes en onderlinge ruzietjes en lonkpartijtjes! Ze vergeten in hun honger naar literaire macht en naar de vriendinnen van hun collega’s dat er, oog in oog met het tribunaal van de literatuur, maar drie dingen van wezenlijk belang zijn. Ten eerste het werk. Ten tweede het werk. Ten derde het werk.

Dus dacht ik: ik kan net zo goed een boek van Brakman gaan lezen.

Zoals altijd was er zojuist weer een nieuwe roman van hem verschenen. Late vereffening luidde de titel. Het zou mijn eerste boek van Brakman zijn.

Ik moet zeggen, het viel me niet mee.

Het viel zelfs uitgesproken tegen.

Ik geef het grif toe, gaarne had ik het anders gezien. Maar dat Brakmanse proza… Dat huisvlijterige Brakmanse proza… Als een zandwagen met zand in de wielen knarst dat zanderige proza verder. Als een buil met karnemelkse pap hub-bubbelt dat papperige proza door. Als een schaaf door de krullen van de timmermanswerkbank schaaft dat krullerige proza voorwaarts. Proza van de terugtraprem. Proza van het struikelblok.

Klonterzinnen, klerkentaal.

[83-84]
scheiding
Patrick Demompere, Erg!
Iets over de nieuwste literatuur

164 pagina’s
Bert Bakker, 1999

Gaven, giften en vergiften ~ Willem Brakman & Simon Vestdijk

Weinig kans dat ik nog eens een literair werk lees of herlees van Simon Vestdijk [1898 — 1971] of Willem Brakman [1922 — 2008]. Dat komt omdat hun ideeën en de mijne verschillen over wat interessant literair schrijven is. De hunne vermoeien me.

Mede daarom wilde ik juist wel kennis nemen van een bundeltje met brieven van hun hand. Mits er enige vriendschap of geestesverwantschap tussen beide schrijvers zou hebben bestaan, moest dat nu net wel spontaan geschreven teksten hebben opgeleverd. Brieven stellen vrij weinig eisen aan vorm, of stijl. Losheid zou me in kort bestek zo veel meer kunnen vertellen over wat deze mannen voor mannen waren.

Vestdijk en Brakman correspondeerden tussen 1961 en 1969 — al zou het eerlijker zijn het slot van de briefwisseling eerder in de tijd te plaatsen. De klad kwam er al in toen Simon Vestdijk in 1965 met de veertig jaar jongere Mieke van der Hoeven trouwde. Al wordt een aardig detail in de briefwisseling dan dat Vestdijk dan ineens ietwat omfloerst informeert of er ook middelen bestaan die de mannelijke vruchtbaarheid bevorderen.

Van een afstandje bekeken was de briefwisseling goede ruilhandel tussen beide mannen. Willem Brakman, die dan net gedebuteerd is als schrijver, kreeg van een oudere en gelauwerde collega telkens de bevestiging dat het zeker iets voorstelt wat hij zoal publiceerde. En Simon Vestdijk vond in Brakman, die bedrijfsarts was in Enschede, een dokter die een makkelijke hand had van pillen geven. Die hem bovendien ook weleens uit eigen ervaring kon vertellen wat er goed was aan een middel, en wat niet.

Dus bood deze bundel voor mij allereerst een degelijke aanvulling op Vestdijk’s schets De persconferentie, over de plaats die depressie in zijn leven had ingenomen.

Geen middel dat daar tegen hielp.

Door de stortvloed aan merknamen was me alleen niet altijd duidelijk wat Vestdijk nu weer kreeg, of waarvoor. En ik moet toegeven dat de kwestie me ook niet zo intrigeerde dat ik daartoe het onderzoek wilde gaan doen.

Een enkele keer herkende ik dan wel weer een merknaam om heel andere redenen. Vestdijk heeft nog eens bij Brakman geïnformeerd naar de werkzaamheid van Dianabol, dat lof kreeg als een aansterkend middel voor de oudere mens — alleen is dat ook nu net het steroïde waar de DDR goud mee zou oogstten op de internationale sportwedstrijden.

De bundel Gaven, giften en vergiften is nog het aardigst om het tijdsbeeld, of om de roddel over hun gemeenschappelijke kennis Nol Gregoor. Maar dit is in beider oeuvres wel heel erg een bijboek, en nooit meer dan dat. Beter dan de onthulling dat Willem Brakman ooit de huisdealer was van Simon Vestdijk werd het niet.

Al rees wel nog de vraag of de uitdrukking ‘ik voel me half’, die Vestdijk inzette in zijn eerste brief aan Brakman, een Frisisme is dat bij hem via het Harlingers tot zijn taalschat ging behoren, of ook in het Nederlands gangbaar was.

Willem Brakman & Simon Vestdijk, Gaven, giften en vergiften
Brieven
Ingeleid en samengesteld door Nico Keuning
176 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 2018

Schrijven ~ Jan Brokken

Dertig jaar nadat Jan Brokken de belangrijkste schrijvers in Nederland interviewde — op Reve en Hermans na dan — zijn de meeste van hen dood of uitgeschreven.

Nu goed, Maarten ’t Hart publiceert nog weleens wat. Guus Kuijer ook. Mensje van Keulen. K. Schippers. En Remco Campert zelfs.

Toch maakte deze interviewbundel om een andere oorzaak een merkwaardig gedateerde indruk. Brokken was om éen of andere reden nogal gefascineerd door het materiaal waarmee de schrijvers hun ambacht uitoefenden. En eind jaren zeventig gebruikten auteurs hier nog geen computers.

Dus mocht Harry Mulisch zagen ‘het echte HB potlood’ te gebruiken voor de passages waar hij onzeker over is.

Wolkers legde uit vellen van zestig centimeter lengte in zijn typmachine te draaien.

Biesheuvel heeft zelfs een typmachine waarmee het schrijven eigenlijk te makkelijk gaat.

En Maarten ’t Hart kon maar met éen speciale pen schrijven, omdat hij van de andere kramp kreeg, ook als het werk per se nog door moest.

Zelden zal er zo veel aandacht besteed zijn aan zoiets onzinnigs. Ik bedoel, al zou een auteur elke ochtend een ader openrijten om het eigen bloed als inkt te kunnen gebruiken, dan nog is dat van secundair belang; en hoogstens interessantdoenerij.

Gelukkig had Brokken nog wel oog voor nuttiger informatie, zoals hoe vaak er herschreven werd; of hoe de auteurs de redactie inpasten in hun normale schrijfpatroon.

Ik herlas dit boek om het interview met Bob den Uyl, en knikte maar weer eens bij diens uitspraak:

Een verhalenbundel is een roman waaruit de vervelende stukken zijn weggelaten […]

Toen moest het gesprek met de zo zelden geïnterviewde F.B. Hotz ook maar. En voor ik het wist had ik tien van de negentien interviews gelezen, en moest het boek ook maar uit.

Maar waarom eigenlijk toch?

Jan Brokken, Schrijven
Interviews
230 pagina’s
De Arbeiderspers, 1980

* in het boek staan interviews met:

  • J.M.A. Biesheuvel
  • Willem Brakman
  • Remco Campert
  • S. Carmiggelt
  • Hugo Claus
  • Hella S. Haasse
  • Maarten ’t Hart
  • F.B. Hotz
  • Mensje van Keulen
  • Anton Koolhaas
  • Gerrit Krol
  • Guus Kuijer
  • Marga Minco
  • Harry Mulisch
  • Bert Schierbeek
  • K. Schippers
  • Bob den Uyl
  • Theun de Vries
  • Jan Wolkers