Blind Watchmaker ~ Richard Dawkins

Non-fictie heeft voor mij twee mogelijke nadelen; vooropgesteld dat de auteur zijn ambacht tenminste beheerst. De stand van de wetenschap, of de techniek, kan een boek opvallend snel laten verouderen. En ook komt het voor dat ik nauwelijks iets lees dat nieuw voor me is, waardoor het boek te weinig verrassingen biedt.

Dit boek van Richard Dawkins over natuurlijke selectie had beide problemen. Zo is het hele hoofdstuk over taxonomie alleen in theorie nog boeiend, omdat DNA-technologie het inmiddels mogelijk maakt om soorten duidelijker dan ooit van elkaar te onderscheiden, en daarbij hun afstamming beter zichtbaar te maken. Voorheen moest dit allemaal op het oog — en dat is niet de betrouwbaarste manier om verschillen vast te stellen; zo is al gebleken.

Bovendien is de evolutietheorie de laatste jaren opvallend vaak in het nieuws geweest. Meestal omdat een gristen, of een groep gristenen, het wereldbeeld van wat nomadische bronstijdvolkjes hoger acht dan de wereldwijde wetenschappelijke consensus van het moment, en de media vervolgens helaas menen daar aandacht aan te moeten besteden. Maar toch. Alle problemen die mensen kunnen hebben met wat Charles Darwin schreef, en hoe zijn ideeën moeten worden uitgelegd, zijn telkens weer met engelengeduld weerlegd. Door velen.

Dus hoefde Dawkins dat van mij niet per se ook nog eens te doen.

Ik herlas dit boek tijdens een lange treinreis, maar waarschijnlijk met andere redenen dan de schrijver bedoeld had. Inhoudelijk viel er voor mij niet vreselijk veel aan te beleven. Daarom keek ik vooral hoe Dawkins te werk ging; hoe hij de informatie presenteerde.

Viel me toch ook op dat dit boek voor een Amerikaans publiek geschreven schijnt te zijn; met een groot godsgeloof, en een weerstand tegen de onzekerheden in feitelijk gepresenteerde informatie. En tot dat publiek hoor ik niet.

Richard Dawkins, The Blind Watchmaker
419 pagina’s
Penguin Books 2000, oorspronkelijk 1986

Darwins engel ~ John Cornwell

Waarom zou iemand een boek als dit lezen, waarvan de inhoud en argumentatie zonder het te openen al te voorspellen is?

Om dat te verklaren, moet ik eerst uitleggen waarom Richard Dawkins’ God Delusion [God als misvatting] me interesseerde indertijd. Desondanks. Zelfs al was over Dawkins hetzelfde op te merken als over Cornwell. Ik wist van tevoren heel goed dat Dawkins nogal eenzijdig tegen religie te keer zou gaan. Maar de man komt weleens met een humoristische formulering om zijn gelijk te halen. En mijn lezen moet ook gewoon een plezier zijn.

Dus interesseerde me niet de inhoud van wat Dawkins schreef, maar welke argumentatie hij gebruikte. En welke argumenten hij daarbij wegliet ook.

Precies dat laatste gold vooraf voor Cornwell’s boek. Ik wilde gewoon weten wat hij op Dawkins aan te merken had — en vooral dan welke retorische trucs hij daarbij inzette.

En dat bleken er nogal wat te zijn.

Allereerst geeft Cornwell aan blij te zijn met de publicatie van God als misvatting. Niet om dat hij het met de inhoud eens zou zijn. Maar omdat het boek tot zo’n brede discussie leidde, in alle media.

Zoiets is meteen al ontstellend kwezelig. Cornwell huichelt. Dawkins’ succes stelde hem bovendien in staat leuk een antwoordboekje te schrijven. Als er ineens vraag naar boeken over geloof en ongeloof blijkt te bestaan, spelen uitgevers daar vanzelfsprekend op in. Dat weet hij best.

John Cornwell is katholiek, en hij keerde na twintig jaar twijfel toch weer terug in de schoot van de moederkerk. Dit zijn beide geen triviale opmerkingen. Iemand die uiteindelijk niet zonder geloof kon leven, is het per definitie oneens met kritiek op religie. Hoe legitiem de argumenten daarin misschien ook zijn; uiteindelijk schiet die kritiek altijd tekort.

Dat Cornwell een glibberige manier van denken heeft, was me al opgevallen zonder dat ik iets over zijn achtergrond wist. Zo veegt hij regelmatig alle atheïsten op éen hoop, alsof ook zij tot éen kerk zouden horen. En vervolgens zijn dan de misdaden van Hitler, Stalin, en Mao bij hem uitermate atheïstische wandaden. Alleen mag hij dat niet zeggen, vindt Cornwell zelf, na het daarvoor toch gezegd te hebben.

Zoiets is niet alleen een jezuïetenstreek, er is ook behoorlijk wat op af te dingen — al ontbreekt alle behoefte daaraan, bij mij.

Mede omdat Cornwell er voor kiest om telkens heel selectief toe te lichten welk aspect uit Dawkins’ beter had gekund, ontbreekt in zijn eigen boek verder alle roer en richting. Ik vond de schrijver na een tijdje bovendien een laffe humorloze lul, excuseer me de uitdrukking. Al heb ik er enig plezier aan beleefd om zijn retoriek te ontleden.

John Cornwell, Darwins engel
Een repliek op God als misvatting

175 pagina’s
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2008
vertaling van: Darwin’s Angel. An Angelic Reposte to the God Delusion, 2007

Devil’s Chaplain ~ Richard Dawkins

Een essaybundel met heel verschillende thema’s is A Devil’s Chaplain. En daarmee een wat merkwaardig boek.

Voor een groot deel is dit boek te zien als een voorafschaduwing van het antireligieuze traktaat The God Delusion. Dawkins heeft enkele essays opgenomen waaruit een duidelijke wrevel blijkt over alle aandacht voor Creationisten — al heten die tegenwoordig aanhangers van het ‘Intelligent Design’ — omdat de evolutietheorie niet zo maar een leuk ideetje is.

Van daaruit was het maar een kleine stap om religie te bespreken. Maar opvallend genoeg doet Dawkins dit door het over biologische processen te hebben. Is geloof bijvoorbeeld te vergelijken met een virus? En als religie voortleeft doordat gelovigen meteen als kind al daarin gehersenspoeld worden, over welke manier van overerven gaat het dan?

Opvallend aan dit boek was voor mij verder de grote aandacht voor Stephen Jay Gould [1941 – 2002]. Die was toen net overleden, en kreeg zo een wat merkwaardig in memoriam.

Dawkins en Gould verschilden van mening over bepaalde onderdelen in de evolutietheorie. Maar buitenstaanders hebben die verschillen nogal opgeblazen. Er zou zelfs een controverse zijn. Dawkins bestrijdt dit ten stelligste. Tegelijk nam hij een reeksje boekbesprekingen op die hij wijdde aan de populariserende essaybundels van Gould — tot een stuk uit 1978 aan toe — waarin Gould’s schrijfkracht telkens bewonderd wordt, maar sommige van diens conclusies op nogal wat kritiek stuiten om hun simplisme.

Vergeef me overigens dat ik niet uitgebreider op de meningsverschillen tussen Gould en Dawkins inga. Daartoe is namelijk meer achtergrondinformatie nodig dan mij nuttig lijkt in dit kort bestek. En hoewel ik Dawkins’ kritiek op zich meestal kan billijken, is hij voor mij absoluut niet alwetend op dit terrein; er zijn redenen genoeg om ook hem enigszins te wantrouwen.

Ondanks alles publiceerden Dawkins en Gould wel samen een open brief in de New York Review of Books waarin zij collega-wetenschappers waarschuwden om vooral niet in debat te gaan met Creationisten.1 Zo’n discussie levert hen maar gratis publiciteit op, waarbij het onzinnige standpunt van deze lieden bovendien ineens respectabeler zou lijken dan het is.

Niets hebben de Nederlandse media, of de intellectuelen hier, van dat wijze inzicht geleerd.

De essaybundel bevat verder nogal wat meer in memoriams, en besluit met een open brief aan zijn dan tienjarige dochter, met de vraag om altijd te blijven denken; om altijd te blijven vragen welk bewijs er bestaat voor een bepaalde uitspraak.

En, hoewel Richard Dawkins soms absoluut doctrinair is in zijn uitingen om andere doctrines te bestrijden, kan ik dat wel van hem hebben. Maar niet te vaak.

Richard Dawkins, A Devil’s Chaplain
Selected Essays

264 pagina’s
Weidenfeld & Nicholson, 2003
  1. Gould was bij publicatie al overleden. En had niet aan de tekst meegewerkt. Maar wel met de noodzaak tot zo’n brief ingestemd. []

God Delusion ~ Richard Dawkins

Dit boek leek een verplicht nummer op de lijst, in eerste instantie. Iedereen las het, en dus werd ook mijn mening weleens gevraagd. The God Delusion bleek als hardcover vorig jaar een onverwacht koopsucces te zijn. Zo zeer zelfs dat verschillende internetboekhandels het boek mij met de kerst aantrekkelijk geprijsd te koop aanboden. Dat liet ik passeren. Maar waarom?

Ik had het even gehad met boeken over het geloof. Mee speelde ook dat Max Pam er zo enthousiast over schreef. Er bestaat namelijk zoiets als een Max-parallax, hier al eens eerder gesignaleerd. Die houdt in dat ik het met vrij grote waarschijnlijkheid eens ben met wat mijnheer Pam afkeurt. Daarentegen is het even waarschijnlijk dat ik alles wat hij van harte aanbeveelt met onverschilligheid bezie.

Het is heel nuttig om op zulke bakens te kunnen koersen, die schelen enorm aan tijd.

Maar de paperback van The God Delusion kwam uit, met een nieuw hoofdstuk, en ondertussen waren er bij mij toch ook wel weer wat vragen bij mij gerezen over religie. Hoe komt het bijvoorbeeld toch dat alles gelovig zo onaantastbaar hoog in aanzien blijft staan, ondanks de aantoonbare ridiculiteit?

Zo is de belangrijkste wereldleider van dit moment een mislukt zakenman, die een tijd aan alcohol en cocaïne verslaafd was. Hij overwon deze laatste problemen naar eigen zeggen doordat hij Jezus ontmoette. Onder zijn bezielende leiding viel niet alleen zijn land, maar een heel stel schijnbaar willoze andere staten, de autonome naties Afghanistan en Irak binnen. Terwijl God toch alleen maar aan hem verteld had, dat dit moest.

Dawkins won mijn belangstelling voor dit boek door al snel met precies hetzelfde voorbeeld aan te komen dat ik vaak gebruikt heb om de bizarre status van religie in onze samenleving aan te geven. In de tijd dat ik de militaire dienst weigerde, werd ik begeleid door iemand van de Doopsgezinde kerk. Die deed, heel pragmatisch, alle moeite om iets kerkelijks te ontdekken aan mij. Wie de Commissie gewetensbezwaarden kon vertellen dat Jezus het hem persoonlijk verboden had wapens te gebruiken, had namelijk een aanmerkelijke kans om erkend te worden. Veel meer dan bijvoorbeeld een ongelovige hond die net cum laude gepromoveerd was op een briljante dissertatie over de uitwassen van blinde gehoorzaamheid in het leger.

Het is door dit soort signaleringen dat dit boek de moeite waard wordt. Tegelijk schiet Dawkins in cultuurhistorisch opzicht ook te kort. Hij blijft aan de observerende kant, en signaleert vooral wat niet aan geloven deugt en er ook nooit aan deugen kan. Tegelijk loopt hij wat te makkelijk weg voor de vraag waarom zo veel mensen zich altijd in een religie organiseren.

Ja, ouders doen het hun kinderen aan. Van Dawkins leer ik dat maar éen op de twaalf gelovigen erin slaagt zich aan de ouderlijke indoctrinatie te ontworstelen. En ja, religies kunnen ook nieuw ontstaan, zoals de cargo-cults in Micronesië; die daar ontstonden om het wonder van de invliegende Amerikanen te kunnen verklaren.

Maar Dawkins doet geen moeite om, zoals een Elias of een Goudsblom wel probeerden, te verklaren waarom mensen zo graag zo’n onproductieve groep mensen als priesters in hun midden tolereren. En daardoor kan hij maar gedeeltelijk de vraag beantwoorden wat er dan zo prettig aan is om alles voorgeschreven te krijgen, en dus niet zelf na te hoeven denken.

Niettemin, ondanks de makkelijk te signaleren gebreken is dit een uiterst geestig en intelligent geschreven boek, dat zeker geen straf was om te lezen.

Richard Dawkins, The God Delusion
463 pagina’s
Black Swan Books 2007, oorspronkelijk 2006


Greatest Show on Earth ~ Richard Dawkins

Vier van elke tien Amerikanen schijnen zeker te weten dat de aarde amper zesduizend jaar oud is, en indertijd geschapen werd in een week. Dat heeft hun heilige boek hen namelijk geleerd.

Vervolgens zijn er mensen die er een persoonlijke uitdaging in zien om deze Amerikanen te vertellen dat ze het fout zien. En daarmee ook dat de mens niet apart door God werd geschapen nadat alle dieren al waren gemaakt. Richard Dawkins is zo iemand. En toch toont Dawkins zich een wat vreemde leermeester. Hij kan het namelijk niet nalaten om zijn publiek telkens voor te houden hoe dom het is.

In The Greatest Show on Earth vertelt Richard Dawkins wat de evolutietheorie inhoudt. Daaraan begint hij door genetica uit te leggen op werkelijk het meest basale niveau. Kijk eens hoe veel hondenrassen er zijn — en hoe deze beesten in uiterlijk verschillen. Dat hebben menselijke fokkers toch allemaal maar bereikt in luttele tijd.

Dat maakt het toch logisch dat de natuur in oneindig veel tijd meer al die verschillende diersoorten en planten heeft kunnen laten ontstaan? Dat de mens is geëvolueerd uit iets dat in het water leefde, en misschien nog het meest leek op een vis?

Al is het niet helemaal waar wat ik hierboven schrijf. Dawkins begint dit boek eigenlijk meteen met polemiek, en niet met honden. Want direct vergelijkt hij de mensen die de evolutietheorie verwerpen met Holocaust-ontkenners.

In de rest van het boek gebruikt hij dan weer de term ‘geschiedenisontkenners’.

Indertijd, vrij kort na dat dit boek verscheen, was die enkele vergelijking met Holocaust-ontkenning genoeg om The Greatest Show on Earth direct weer weg te leggen. Zo’n uitgave als deze interesseert me namelijk om enkel twee redenen. Ik wil zien hoe het hoofdonderwerp uitgelegd wordt door een beroepsuitlegger; iemand die van zijn vak de wetenschap moet verduidelijken aan leken. En in ieder biologieboek staan wel voorbeelden van hoe de natuur ergens een oplossing voor gevonden heeft die nieuw voor mij zijn.

Dawkins als polemist, en de stijlfiguren die hij daarbij inzet, interesseert me hoegenaamd niet.

Dit boek is ook een merkwaardig boek. Want de mensen waarop hij zich richt zullen het niet lezen. En de lezers die het wel vindt, zijn het al met Dawkins eens, en zitten vervolgens opgescheept met die raar fanatieke bestrijding van het religieus fanatisme.

Ook ben ik eerder geneigd Stephen Jay Gould in deze te volgen, en te denken dat hoogstens een kleine groep fundamentalisten per se aan ‘intelligent design’ vasthoudt. Dat deze groep vervolgens volgelingen heeft, is dan weer niet verbazingwekkend. Mensen zijn sociale dieren, wier overtuigingen meebuigen met de groepsgedachte. Dat de meeste mensen nergens iets vanaf weten, is vervolgens ook niet vreemd. Onwetendheid beperkt zich nu eenmaal niet tot een gebrek aan kennis over wat Darwin allemaal precies gevonden heeft.

Maar onbenul is hoogstens gevaarlijk bij de ontkenning dat kennis ontbreekt, en als er dan toch gehandeld wordt — zoals politici zo vaak laten zien, omdat zij menen zo daadkracht te tonen.

The Greatest Show on Earth was daarom op zijn best aardig als het voor mij nieuwe kennis bracht. In het hoofdstuk bijvoorbeeld over hoe wij allen het wonder gepresteerd hebben om van éen cel te evolueren tot een mens. En dat dan ook nog in amper negen maanden. Daarin wordt onder meer duidelijk dat ook bij ons de bouwplannen nog aanwezig zijn om kieuwen aan te leggen, wat invloed heeft op hoe de slagaders in de borstkas lopen — om maar te tonen dat de natuur almaar verder moet bouwen met de bouwstenen die vaak al aanwezig zijn sinds het begin van het leven.

Richard Dawkins, The Greatest Show on Earth
The Evidence for Evolution

470 pagina’s
Black Swan 2010, oorspronkelijk 2009

Richard Dawkins ~ Edited by Alan Grafen and Mark Ridley

Als een boek helemaal gewijd wordt aan een ander boek, is het altijd nog afwachten of dat een beetje evenwichtig gebeurt. Anders moet de lezer er zelf zo veel bij gaan bedenken.

En Richard Dawkins is een ‘Festschrift’ zoals de Duitsers zeggen — een liber amicorum toen gevierd werd dat zijn eersteling The Selfish Gene dertig jaar daarvoor verschenen was. Aan het woord komen daarom slechts mensen voor wie dat boek, en de onderliggende theorie, hele nieuwe werelden opende.

En hun reactie is ook nog wel interessant, als het wetenschappers zijn bijvoorbeeld, die een stukje genetica toelichten met de kennis van nu.

Alleen is die Selfish-gene theorie nogal omstreden. Wat niet uit het boek blijkt.

Bovendien was Dawkins niet meer dan de popularisator van deze theorie — die al in de jaren zestig werd opgesteld. Waar al evenmin aandacht naar uitgaat.

Problemen beginnen al bij de titel.

De Nederlandse versie van The Selfish Gene heette aanvankelijk De zelfzuchtige genen. Zij latere boek over evolutie met de titel River Out of Eden werd hier vervolgens vertaald als Onze onsterfelijke genen; om het simpel te houden — terwijl bekend is dat Dawkins erkende dat The Immortal Gene een betere titel was geweest dan The Selfish Gene.

Maar de wetenschappelijke controverse gaat er nog niet eens zo zeer om dat het niet kan om genen een menselijke eigenschap als egoïsme toe te dichten.

Een wezenlijker kritiekpunt op de theorie luidt dat wat Dawkins ziet, van die genen die almaar terug komen in volgende generaties, eerder een gevolg is als een oorzaak. Het zijn ook niet de genen die een individu, of een plant, tot voortplanting aanzetten. Genen zijn als software, die pas functioneert wanneer de hardware zijn werk deugdelijk doen blijft.

Richard Dawkins
How A Scientist Changed the way We Think
Reflections by scientists, writers, and philosophers

Edited by Alan Grafen and Mark Ridley
283 pagina’s
Oxford University Press, 2006