dit is het dossier:

Koos Tiemersma

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Austerlitz ~ W.G. Sebald

De roman Austerlitz riep een vraag op over de relatie tussen fictie en werkelijkheid. Een lastige vraag. Omdat het standpunt dat ik daarbij inneem een duidelijk minderheidsstandpunt is. Iedereen vindt dit een geweldig boek. Ik vind dat de werkelijkheid erin getrivialiseerd wordt..

Al in 2007 stelde ik in een Fries literair blad aan de orde hoe vreemd het is als iemand uit 1952 per se toch een boek in de Tweede Wereldoorlog wil laten plaatsvinden. Die periode biedt geen neutraal decor. Sterker nog, iemand van na die oorlog moet wel een heel unieke visie op die tijd hebben, wil die nog eens iets extra’s brengen ten opzichte van de mensen die alles wel bewust meemaakten; en daarover schreven.

Alleen het stellen van deze vraag ging de betreffende auteur al te ver. En in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Friese schrijversbond heeft hij later nog veel moeite gedaan om mij tot persona non grata te verklaren bij het provinciebestuur.

Misschien dat ik sindsdien helemaal allergisch ben voor fictie-auteurs met holle pretenties.

Maar waarin verschilt deze Koos Tiemersma, of W.G. Sebald, dan van zeg iemand als Nevil Shute, voor wie de Tweede Wereldoorlog ook zo vaak het decor was van zijn vertellingen? Shute deinsde er daarbij zelfs niet voor terug om spannende sprookjes te schrijven over die tijd …

En zie, daar kom ik dan niet helemaal uit.

Een Brits auteur als Shute, die geboren werd in 1899, staat om twee redenen al anders tegenover deze oorlog dan de zo veel later geboren Nederlander Tiemersma of uit Beieren afkomstige Sebald. Zijn land hield stand, en won uiteindelijk, wat een heel andere literatuur oplevert dan bij de geknevelden of de verliezers. Maar waarom kan ik wel billijken dat Shute een waar gebeurd verhaal van iemand gebruikte voor een boek — A Town Like Alice — en neem ik dit Sebald juist kwalijk? Zeggen dat in die roman zo’n groot gedeelte na de oorlog plaatsvindt, heldert evenmin iets op.

Mijn oordeel is blijkbaar hoogst subjectief. Of niet?

De roman Austerlitz is het verhaal van een Joods jongetje uit Praag, dat, vlak voor Bohemen ‘Heim ins Reich’ ging, met een kindertransport naar Groot-Brittannië werd gebracht. Daar kwam hij in Wales in een opvanggezin terecht, om vervolgens langzamerhand zijn achtergrond en herkomst te vergeten.

Het boek begint in Antwerpen, als de jongen, die allang een architectuurhistoricus op leeftijd is geworden, tezamen met een naamloze verteller begint aan de reconstructie van zijn verleden. Omdat hij móet vertellen over wat hij net ontdekt heeft.

Opmerkelijk aan de roman is onder meer dat Sebald zonder commentaar foto’s in het verhaal opnam. En ook dat dit boek geen hoofdstukken of andere rustpunten telt, maar éen geut aan vaak zeer geladen taal is.

Op de vorm heb ik ook weinig aan te merken. Het gaat voor mij ietwat mis bij de inhoud.

W.G. Sebald [1944 – 2001] verwerkte in Austerlitz namelijk een bestaand levensverhaal. Dat van Susi Bechhofer, die daarover een boek geschreven heeft, waarover ook een documentaire werd gemaakt.

Tegelijk werd Susi Bechhofer in het boek een jongen, Jacques Austerlitz, en iemand waarin Sebald nog de ideeën verwerkte van een bekende, die architect was geweest.

Die constructie roept daarmee de vraag op: verrijkt de romankunst in dit geval mijn kijk op dat verleden? Of niet?

Wat op zich al een heel merkwaardige vraag is.

In die Tweede Wereldoorlog zijn, net als in welke oorlog ook, vele mensenlevens vernietigd, en nog veel meer aangetast. En een roman kan een middel zijn daar de aandacht op te vestigen. Maar de roman leent zich er ook toe om op een goedkope manier een bedacht plot te tooien met levensverhalen en ware details, om het boek zo een grotere authenticiteit te geven. Dit kan daarmee wel als gevolg hebben dat het verleden gebanaliseerd, zo niet getrivialiseerd wordt.

En zo beschouwd is Austerlitz voor mij toch een banalisering van iemand anders’ verhaal. Want daarvoor voegde dit boek daar te weinig aan toe.

Voor mij voelt het of Sebald zich iets heeft toegeëigend dat hem niet behoorde — of hij als Duitser, begenadigd door zijn late geboorte, nog even in het verzet moest. En ja, ik begrijp heel goed dat auteurs zich vaak verhalen toeëigenen die de hunne niet zijn. Maar waarschijnlijk maakt dit pas niets meer uit als alleen zo’n roman er nog is om die geschiedenis te vertellen.

wordt morgen vervolgd

Ziet ook: Jatadvies van Sebald

W.G. Sebald, Austerlitz
417 pagina’s
Süddeutsche Zeitung Bibliothek 2008, oorspronkelijk 2001

Ladder ~ Koos Tiemersma

Onlangs heeft de Friese Pers Boekerij drie succesvolle Friese romans in het Nederlands uitgebracht. Zwarte engelen van Willem Schoorstra, Prospero van Nyk de Vries, en De ladder van Koos Tiemersma. Dat bood mij de gelegenheid om eens iets te testen. Ik had namelijk niet zo’n goed idee met welke snelheid en intensiteit ik het Fries lees, ten opzichte van het Nederlands. Terwijl ik vermoedde dat er een duidelijk verschil zou zijn.


 

Koos Tiemersma heeft zelf zijn roman De ljedder uit 2002 naar het Nederlands vertaald. Dit was de voornaamste reden om hem te kiezen uit de drie. In de andere twee romans staat niet wie de vertaling heeft gedaan.

Goed, op boeklog heb ik eerder wel Tiemersma’s boekenweekgeschenk Mind games beknord. Geheel onbevangen stond ik niet meer tegenover deze schrijver. Mijn verwachtingen waren bovendien al niet groot door de op het oog wat clichématige onderwerpkeuze van De ljedder | De ladder. Zijn debuut.

Het is mij bijvoorbeeld een raadsel waarom een schrijver die geboren werd in 1952 een boek in de Tweede Wereldoorlog laat afspelen. Wat heeft zo’n jongen nog toe te voegen aan de bibliotheken die al over deze periode zijn volgschreven door mensen die er wel bij waren? Ik vind zo’n keuze naar onmacht neigen, of in elk geval weinig zelfvertrouwen tonen. In onze cultuur heeft die Tweede Wereldoorlog een onaantastbaar hoge status. Iedereen weet wat er toen gebeurde. Elke schrijver die zijn boek nu nog in die periode laat spelen, maakt daarmee gebruik van breed bestaande vooroordelen. Zijn boek is al spannend, zonder dat hij daar zelf ook maar iets aan hoefde te doen. Wie daar geen rekening mee houdt als auteur, wordt al te makkelijk tot een zielige partizaan in het naoorlogs verzet.

Iets vergelijkbaars geldt voor de keuze om over een jongetje te schrijven. Ik heb me hier al vaker verbaasd dat het in Nederlandse boeken altijd over iemands jeugd schijnt te moeten gaan. Wat me hierin heel principieel ergert, is dat schrijvers daarmee over het hoofd van hun personages een verbond met de lezers aangaan. Want wij volwassenen weten wel beter dan zo’n kind, hè. Maar is het niet schattig wat zo’n jong denkt? Hebben we niet allemaal die kinderangsten gehad? Ach gossie.

Inspelen op wat lezers al weten en herkennen, dat moeten schrijvers zeker; anders verkopen ze geen boek. Maar ze moeten daarbij wel oppassen. Er is een grens. Schrijvers moeten zelf ook nog wel wat toevoegen. En de beste literatuur bevestigt niet, die breekt juist vooroordelen af.

Met dit uitgangspunt begon ik aan het lezen van De ljedder en De ladder. Mijn idee was om de oneven hoofdstukken in het Fries te lezen, en de even in het Nederlands.

En meteen viel daarbij op dat Tiemersma’s eigen vertaling degelijk is. Het ritme van de zinnen en hun toon bleven aardig bewaard.Toch kon ik naderhand precies zeggen wat ik in welke taal gelezen had. Ik bleek namelijk aanmerkelijk langzamer te lezen in het Fries; dat scheelde zeker een factor twee. En dit was niet altijd een voordeel. Daardoor viel me iets op.

Koos Tiemersma moet het van zijn precieze taalgebruik hebben in dit boek, en de sfeer die hij daar mee oproept. Het verhaal over de jonge Jacob Nauta en de geheimzinnige Joodse onderduiker stelt namelijk niet zo veel voor. De vragen die het opriep, zijn te verwaarlozen. De verhaallijnen die Tiemersma uitzette, waren voorspelbaar. Spanning kwam er niet. Er was voor mij niets daarin dat de lengte van ruim driehonderd pagina’s rechtvaardigde.

Op zo’n boerderij buitenuit is normaal weinig te merken van een oorlog of een bezetting. Dat blijkt ook uit dit boek, waarvan de oorlogselementen er mij iets te nadrukkelijk lijken te zijn ingebracht; in elk geval nauwelijks een organisch deel van de tekst uitmaken. Ook Jacob’s kinderangsten en onbegrip zijn vrijwel tijdloos. Zijn jeugd had zich op elk moment in de eerste helft van de twintigste eeuw kunnen afspelen; en had dit maar beter kunnen doen.

Ik geef daarom toe de laatste drie stukken van dit boek in het Nederlands te hebben gelezen. Het leek me toen wel duidelijk dat de schrijver me niets in het bijzonder te melden had. Het boek uitlezen, was enkel controleren of mijn vooroordelen klopten, en in het Nederlands ging dat nu eenmaal een stuk sneller.

Voor mij persoonlijk had het nut om De ljedder in vertaling te lezen. Daardoor is me meer duidelijk geworden over ik het Fries intern verwerk.

Voor de schrijver lijkt het me dat hij de belangrijkste kwaliteit van zijn boek verloor, door het naar het Nederlands over te zetten.

Koos Tiemersma, De ladder
roman
320 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2007
vertaling door de auteur van: De ljedder
isbn 978 90 330 0638 8
Koos Tiemersma, De ljedder
roman

360 pagina’s
Friese Pers Boekerij 2005, eerste druk 2002
isbn 90 330 0546 8

Mind games ~ Koos Tiemersma

Dit weblog heeft vanaf nu een speciale categorie gewijd aan boeken die verband houden met boekenweken. Bijna nooit zijn dat werkjes waar ik iets goeds over te melden heb. Integendeel. Dus is het beter misschien ze uit de andere categorieën te weren en in quarantaine te houden.

Vraag me alleen niet waarom boekenweekboeken altijd zo tegenvallen. Maar een minimumeis die ik toch wel aan een boek stel, is dat de auteur iets laat zien van waarom het noodzakelijk was om het te schrijven. Een lucratief verzoek van een of andere commissie levert zelden die innerlijke noodzaak op. Misschien zit daar een verklaring in.

Dit geschenk bij de Friese boekenweken van 2007 is ook zo’n matig boek.

Zo zet de auteur mij een paar honderd uitroeptekens te veel in de tekst. Terwijl ik éen uitroepteken al een symptoom van onmachtig schrijven vind.

Tiemersma’s toon heeft toch al vaak iets opgeblazens; alsof iedereen in het boek opgewonden kwaakt en ronkt, in plaats van praat.

Maar bovenal is mijn probleem dat dit boek geen enkel moeite doet met de lezer te communiceren. Even terug haalde ik op boeklog instemmend Stephen King aan, die een vrij cruciale opmerking over schrijven heeft gemaakt; maakt niet uit over welk genre het gaat. In de eerste versie van een boek, zei hij, mag een auteur nog bezig gaan voor zijn eigen lol. Maar bij het herschrijven moet-ie de moeite nemen toenadering tot zijn publiek te zoeken. Anders wordt het schrijven nooit meer dan een potje masturberen.

Minimumeis van de lezer aan een boek is dat er een reden moet zijn de volgende bladzijde om te slaan. Die reden gaf Tiemersma mij niet. En dan interesseert me alle imponeergebazel geen moment over de klassieke thema’s in het boek behandeld.

Koos Tiemersma, Mind Games
Fertelling fan in kaartehûs

79 pagina’s
Boekewikegeskink 2007
Gratis bij € 9,– aan Friestalige boeken, tot 11 maart