Spiegel van de Friese poëzie ~ Teake Oppewal e.a. sam.

► door: A.IJ. van den Berg

dit is het slot aan een reeks van vier boeklogjes, die hier begint

In de hedendaagse Friese literatuur is er éen moment aan te wijzen waarop het idee ontstond dat een klein taalgebied toch ook iets groots te bieden heeft. Dit was toen de dichter Tsjêbbe Hettinga op de Frankforter boekenbeurs in 1993 een optreden gaf dat bijzonder veel indruk maakte. Hettinga’s verzen duren ook nogal even, en hij heeft een zeer eigen manier van voordragen — die om een onverbiddellijke parodie schreeuwt wat mij betreft.


Dat er daarom in 1994 een Spiegel van de Friese poëzie verscheen, was niet toevallig. De belangstelling was immers gezaaid, en diende dan ook maar geoogst te worden.

Die editie uit 1994 werd ingeluid met een lang essay waarin de Friese literaire geschiedenis in zijn ontwikkeling geschetst werd. Dit was een gedegen beschouwing, die volgens sommige besprekers van toen alleen de prijs van de aankoop al waarmaakte. 1

Typerend genoeg is dit essay weggelaten uit de derde en herziene druk van de Spiegel van de Friese poëzie uit 2008. Er bestaat inmiddels immers een heel koffietafelboek over de Friese literaire geschiedenis, waar naar verwezen kan worden, zo moeten de samenstellers hebben gedacht. Of anders was het de uitgever.

Ik vind dat een ontstellende vergissing.

Hierdoor is bijvoorbeeld compleet onduidelijk waarop de gedichten in dit boek uitgekozen zijn. Overigens geldt dit gebrek aan verantwoording in meer of mindere mate voor alle vier de recente bloemlezingen. En het is waarschijnlijk inmiddels een stokpaardje van me, maar bloemlezingen die enkel een verzameling gedichten brengen, zijn alleen interessant als dan toch op éen of andere manier duidelijk wordt waarom juist die gedichten zijn opgenomen.

Philip Larkin’s Oxford Book of Twentieth Century English Verse is niet interessant om de gedichten die in elke andere bloemlezing te vinden zijn. Dat boek wordt speciaal door de subjectieve keuze van de vele onbekenden die Larkin duidelijk als geestverwanten zag. Maar dit aspect hoefde hij niet uit te leggen, bij uitzondering.

Voor de herziene druk van de Spiegel van de Friese poëzie geldt dat die terecht aandacht heeft voor wat er sinds 1990 aan poëzie verschenen is. De jongens die Droom in blauwe regenjas samenstelden, hebben in elk geval dat bereikt.

Maar er staat terloops wel iets heel typerends in de korte toelichting achterin:

In de achterliggende periode verschenen drieëntwintig uitgaven van verzamelde gedichten of bloemlezingen uit één oeuvre. Sommige hiervan bevestigen de canon zoals die gepresenteerd werd in de eerste Spiegel, andere kunnen worden gezien als een reactie op die selectie met de bedoeling de canon ‘op te schudden’. [495]

Dit boek biedt dus de Friese poëziecanon, zonder dat de samenstellers de moeite hebben genomen uit te leggen waarom die dan zo is. Nog afgezien van mijn elders uitgebreid beschreven afkeer van canons, vind ik het gemis aan toelichting daarmee wel erg arrogant. Bovendien klopt de claim niet. Abe de Vries’ anthologie Het goud op de weg, is namelijk vaak vollediger in het tonen van de canonische gedichten van de twintigste en eenentwintigste eeuw, zoals alleen al uit het staatje blijkt van de meest gebloemleesde gedichten.
 

 
 
Dibr100mGodwSpigl
Boorsma, Pier    
In Memoriam Matris
  
 
Bruinja, Tsead    
leave nimmen wit hoe’t yn… 
Kelder
 
Feddema, Anne    
Yn ’e neisimmer
 
 
Hettinga, Tsjêbbe    
It Wikeler hop
 
 
Krol, Sybe    
Hjir leit de see…
 
 
Kuiper, Elmar    
Bylden
 
 
Schoorstra, Willem    
Ynwijing
 
 
Soepboer, Albertina    
De pleats
 
 
Tamminga, Douwe    
De sitadel
 
 
Vries, Abe de    
Igge 
In waarm wek altiid
 
 
Wal, Cornelis van der    
Românse 
Skjinhead
 
 

Enfin, meldde ik eerder al dat Tsead Bruinja’s ‘Kelder’ het absolute bloemleesgedicht is geworden, omdat het in alle vier de recente anthologieën werd opgenomen. Dertien andere gedichten staan er in drie van de vier. Welk overzicht leert dat als er ooit een ‘dichter fan it Heitelân’ gekozen moet worden, naast Tsead Bruinja ook Abe de Vries en Cornelis van der Wal zouden moeten solliciteren.

Er is zonder moeite nog veel meer te schrijven over dit boek, zoals dat ik het lelijk vind dat de gedichten achter elkaar door blijven lopen op de pagina’s. Of dat de middeleeuwen van een taal niet de meest interessante periode zijn voor een hedendaagse lezer, en mij onbegrijpelijk blijft waarom een bloemlezer daar toch wil beginnen. Maar zulks schreef ik gisteren ook al.

Verder heb ik bij geen van de bloemlezingen iets over de vertalingen naar het Nederlands gezegd, terwijl velen daar toch over schijnen te vallen. Ik heb die omzettingen namelijk simpelweg niet gelezen. Poëzie is dat wat er verdwijnt bij vertaling; en zelfs als een vertaling een goed gedicht oplevert, is dat toch een ander gedicht dan het origineel. Dus, dat anderen dan de dichter toch poëzie hebben willen maken van de vertalingen, leidt allicht tot irritaties bij degenen die beide versies kunnen lezen.

Mij ging het de afgelopen weken om een paar zaken bij het doornemen van al die poëzie. Om weer eens te kijken wat de Friese taal me brengen kan. En om te zien wat de klassiekers zijn onder de gedichten; wat de poëzie is die iedere bloemlezer opneemt; wat daarmee in het algemeen goed wordt gevonden; en of ik het daar mee eens ben.

Luidt mijn conclusie toch dat mijn ideale bloemlezing van Friese poëzie een heel andere presentatie zou krijgen — logisch van gedicht naar gedicht gaand, desnoods dwars door de eeuwen of decennia heen — maar dat zelfs dit gedroomde boek lacunes zou kennen. Friese dichters bieden soms veel, en op het moment misschien zelfs opmerkelijk veel in het licht surreële genre, maar ik mis toch enkele registers die de poëzie in andere talen mij wel brengt. Noem het een lucide intelligentie, noem het een afstandelijke spot.

Noem het de wijsheid die de echt groten zo terloops als wapen weten in te zetten.

[Meer opmerkingen over het totaal aan Friese poëzie dat mij gepresenteerd werd hier]

morgen, bij wijze van epiloog

Spiegel van de Friese poëzie
Van de zeventiende eeuw tot heden
Samengesteld door Teake Oppewal en Pier Boorsma
320 pagina’s
Meulenhoff, 1994
 
Spiegel van de Friese poëzie
Van de zeventiende eeuw tot heden
Samengesteld door Pier Boorsma, Teake Oppewal, en Geertrui Visser
526 pagina’s
Meulenhoff 2008, derde en herziene druk
  1. *update 10 iv 2010, Die tekst is tegenwoordig als pdf hier te downloaden. []

[x]opgenomen in het dossier: