Steeneik op de rotsen ~ Piet Gerbrandy

► door: A.IJ. van den Berg

Het was goed dat ik Omroepers van oproer uit 2006 las voor deze bundel uit 2003. In Een steeneik op de rotsen staan, naast enkele beschouwingen over klassieke auteurs, wel erg veel stukken over Nederlandstalige poëzie. En die interesseren me niet zo. Wat in het geheel niet aan Piet Gerbrandy ligt. Integendeel zelfs, die weet elk van zijn lange stukken heel bewonderenswaardig te beginnen. Hij vindt telkens iets uit dat meteen aanzet tot doorlezen.

Ik kan alleen zo weinig met de meeste van de besproken dichters. Zelfs als die door Gerbrandy besproken worden. Wat moet ik met essays over Sybren Polet, HH ter Balkt, Jacques Hamelink, Gerrit Kouwenaar, of noem ze maar op, als ik hun poëzie al niet lezen kan?

Had ik deze bundel kortom ooit als eerste boek van Gerbrandy ter hand gepakt, was het licht bij een eenmalige kennismaking gebleven.

Nu bespreekt hij in dit boek ook dichters die me meer zeggen. Gerard Reve bijvoorbeeld, die toch zo zelden dichter genoemd wordt. Hugo Claus. En vooral zijn essay over het Verzameld werk van Lucebert toont een kennis over dat oeuvre die me verrijkt heeft.

Maar door Omroepers van oproer ben ik vooral geïnteresseerd geraakt in wat Gerbrandy nu goed schrijven acht. En in deze bundel gaat éen essay daar vrij rechtstreeks over. ‘De vreemde stijl van Julius Caesar’. Waarin Gerbrandy, voor hij aan Caesar toekomt, het eerst in het algemeen over schrijfstijl heeft. Met soms vrij dodelijke conclusies:

Het is me meermalen overkomen dat ik op grond van een lovende of op zijn minst welwillend kritiek een roman kocht, die ik vervolgens na drie bladzijden ter zijde moest leggen omdat ik nog niet één pakkende zin was tegengekomen. Sterker nog, boeken waarvan de stijl zonder overdrijving abominabel genoemd kan worden, zoals die van Connie Palmen, werden tot voor kort door heel wat critici au sérieux genomen, alsof stijl een bijzaak zou zijn. [47]

Vervolgens laat hij zien dat de stijl van auteurs wel degelijk te beoordelen is, en dat éen instrument daarvoor bestaat uit wat de klassieke retorica aan kennis heeft opgeleverd.

Toch:

Een stijl kan ook té sober worden, met een dodelijke saaiheid als gevolg. Naar mijn smaak is dat het geval bij auteurs als Bernlef en Voskuil, wier taalgebruik dermate kleurloos is dat ik mijn ogen er niet bij open kan houden. [55]

Opvallend aan deze bundel was verder dat de lange stukken telkens werden afgewisseld met een kort, dat daarbij irritant genoeg net iets afweek in vormgeving; en dan zo dat het was of ik opnieuw moest focussen op de bladzijde.

Piet Gerbrandy, Een steeneik op de rotsen
Over poëzie en retorica

336 pagina’s
Meulenhoff, 2003

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden