Over zin en onzin in filosofie, religie en wetenschap ~ Frits Staal

► door: A.IJ. van den Berg

Ik had goede herinneringen aan dit boek. Maar die bleken meer met mijzelf te maken te hebben dan iets anders. Het was ook al een tijd geleden dat ik deze bundel essays van Frits Staal heb gelezen. Dat moet in het jaar van publicatie, of kort daarna zijn geweest. Midden tot eind jaren tachtig.

Zo was ik inmiddels vergeten dat dit geen monografie is, maar dat Staal een breed overzicht bood van artikelen die hij geschreven had. De lange inleiding tot het boek dient daarbij tegelijk als levensschets, en om de benauwdheid te tekenen op de faculteiten filosofie in het Nederland van de jaren zestig.

Ook geloof ik niet dit hele boek toentertijd kritiekloos omarmd te hebben. Daartoe staan er te veel stukken in over Staal’s werk als sanskritist. En over dit onderwerp volstaat voor mij eigenlijk wat hij daar elders over verteld heeft, zoals in de reeks marathoninterviews. Want meer kennis beklijft toch niet.

Wat ik toen evenmin gezien zal hebben, is dat nogal wat stukken in deze bundel inleidingen zijn. Werk geschreven, of gelezen, voor een algemeen publiek.

Een essay waarin bijvoorbeeld uitgelegd wordt wie Noam Chomsky is, en wat hij voor de taalkunde betekent, lees ik tegenwoordig toch anders.

Net zo keek ik niet heel neutraal naar het essay ‘Zinloze en zinvolle filosofie’, dat ooit grote betekenis heeft gehad, en me nu niets nieuws kon vertellen. Staal geeft hierin een beknopte inleiding in de twintigste-eeuwse filosofie, door de dan belangrijkste stromingen te behandelen. Daarbij komen de Duitse fenomenologie en hermeneutiek er slecht vanaf, heeft Staal evenmin iets goeds te zeggen over de Franse fenomenologie, en kan alleen de Angelsaksische analytische filosofie op zijn goedkeuring rekenen. Bij de analytici doet het er namelijk niet toe wat andere filosofen al eens hebben gezegd; maar gaat het om zelfstandig nadenken. En:

Helderheid is daarom niet een voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor filosofische werkzaamheid. Pas wanneer een zekere mate van helderheid is bereikt, kan men bepalen of het mogelijk is verder te gaan. Wie die helderheid niet nastreeft, draagt misschien bij tot de kleurrijkheid van de cultuur, maar niet tot de filosofie. [161]

Voor zover ik dit uitgangspunt nog niet had, werd dat het wel na het lezen van dit boek in de jaren tachtig. Met als gevolg ook dat ik in mijn latere onderwijskeuze heel wat van de aangeboden cursussen geweigerd heb te volgen. En daarmee heel wat boeken niet heb willen lezen, die toch wel degelijk tot een aantal canons behoren.

Frits Staal was de eerste die me op de beperkingen wees van zo vele filosofen, en, erger nog, de navolgers daarvan. Rudy Kousbroek deed dat later ook nog eens, maar dan al veel minder beargumenteerd. Beiden hebben me behoed voor grote verveling. En ergernis. Maar ik ben verder nu.

Frits Staal, Over zin en onzin in filosofie, religie en wetenschap
413 pagina’s
Meulenhoff, 1986

[x]