Zaak 40/61 ~ Harry Mulisch

► door: A.IJ. van den Berg

In 1960 ontvoerde de Israëlische geheime dienst de voormalige Nazi-ambtenaar Adolf Eichmann uit Argentinië; het land waar hij naartoe gevlucht was. Een jaar later werd hij in Jeruzalem berecht, door een rechtbank waarvan alle leden oorspronkelijk uit Duitsland kwamen. Harry Mulisch was indertijd bij een aantal van de zittingen aanwezig. Hij schreef daar essayistische reportages over voor Elsevier; die gebundeld zijn in dit boek.

En ik geef toe deze klassieker uit de Nederlandse journalistiek nooit eerder te hebben gelezen. Maar ook daarmee niet vreselijk veel gemist te hebben.

De zaak 40/61 is in de eerste plaats een tijdsdocument, en als zodanig niet meer onbevangen te bekijken. Wat het gemiddelde schoolkind nu aan details over de Holocaust weet, is waarschijnlijk meer dan de doorsnee Nederlander in 1961 paraat had.

Mulisch vond het bijvoorbeeld nog nodig voor dit boek naar Auschwitz te reizen. En om daar de leegte in het kamp, begin jaren zestig, in zijn beschrijvingen te stofferen met geleende kennis over de ellende van toen.

Eichmann was een zeer nuttig radertje in het mechanisme dat de Eindoplossing in beweging zette. Maar, hij was in de eerste plaats een uitvoerder, die succesvol oplossingen vond bij het probleem dat al die joden weg moesten. Mulisch tekende met enige verbazing op dat Eichmann zich antisemiet noch jodenhater noemde. Bovendien begreep hij slecht dat Eichmann zich niet bijzonder schuldig leek te voelen.

Want, dit is het voornaamste dat opvalt aan het boek, of aan wat Hannah Arendt over dezelfde zaak schreef. De auteurs maakten er een probleem van dat Adolf Eichmann zo’n gewone ambtenaar leek. Heel primitief, omdat de gewoonheid van de man de gruwel van zijn werk zo veel minder begrijpelijk maakte.

Bovendien woog bij beide een ander historisch gegeven mee.

Duitsland was een democratie, en een cultureel rijk land, met een gedegen ontwikkelde wetenschap. En toch kon dit land zich binnen enkele jaren tot een totalitaire staat ontwikkelen. Die vervolgens meteen begon om specifieke delen van zijn bevolking uit te moorden.

Ik begrijp ergens wel dat Arendt alsook Mulisch toch aandrang voelden om deze ontwikkeling te willen verklaren, en niet enkel zo goed mogelijk te beschrijven. Alleen vluchtten ze daarbij in de metafysica, wat hun betogen vervolgens troebel maakte. En ik schrijf dit vanuit de genade van de late geboorte — mijn eigen verleden weegt al helemaal niet mee bij deze observaties, anders dan bij Mulisch of Arendt.

Vijftig jaar afstand tot Mulisch’s verslag bleek in dit geval alleen wel een erg grote afstand.

Harry Mulisch, De zaak 40/61
Een reportage
221 pagina’s
De Bezige Bij 2006, oorspronkelijk 1962

[x]opgenomen in het dossier: ,