After the Open Society ~ Karl Popper

► door: A.IJ. van den Berg

Voor een groot deel is dit boek meer een appendix op Popper’s hoofdwerk The Open Society and Its Enemies dan wat anders. Dit kan ook heel goed, omdat zelfs de ontstaansgeschiedenis van dat boek over dictatuur en totalitarisme interessant blijkt te zijn. Het werd geschreven voor de Tweede Wereldoorlog, en daarna nog regelmatig aangepast. Bovendien schreef Popper telkens nieuwe inleidingen, als zijn boek in een nieuw land werd uitgegeven.

Het is alleen al boeiend om de Amerikaanse introductie, van vlak na de Tweede Wereldoorlog, te vergelijken met tekst die Popper schreef toen de Russische editie eindelijk mogelijk werd in de jaren negentig. De wereld veranderde in veertig jaar, en daarmee de zekerheden die deze wereld regeren.

Staan er ook nog enige korte briefwisselingen in, tussen Popper en Carnap bijvoorbeeld. Of met Hayek. Die meer duidelijk maken over de wisselwerking op de ideeën van deze geleerden onderling.

En toch is deze bundel voor mij een boek van de laatste vijftig, zestig pagina’s. Omdat daarin enkele essays en lezingen staan waarin de soms zo abstracte ideeën uit The Open Society en Popper’s andere werk toegespitst worden op enkele concrete voorbeelden. Die stukken intrigeren, en prikkelen dus. Zonder dat ik het nu altijd met Karl Popper eens ben.

Tegelijk maakt de reikwijdte van zijn visie indruk. Hij redeneert altijd van het algemene naar het bijzondere; en kijkt dus op een heel andere manier naar problemen dan gewoon is.

Zo stelt hij in het slotartikel ‘The Power of Television’ voor om alle programmamakers te verplichten tot a] een cursus educatie, en b] hen onderling erop te laten toezien of hun uitzendingen wel opvoedend en informatief genoeg zijn. Niets is fouter dan een omroepsysteem dat de kijkers alleen wil bieden waar deze om zouden vragen. Alleen om de denkfout tegen de logica dat TV-bazen niet kunnen weten wat hun publiek aan nieuwigheden wil — zij zijn slechts bekend met wat al succes heeft. Maar geen democratie kan zonder beschaving, en televisie is een te belangrijk opvoedend medium om er alleen maar verstrooiing op uit te zenden.

Een tweede bedreiging volgens Popper van de open democratie, is de bureaucratie. Omdat het functioneren van een overheid in de eerste plaats afhangt van het fatsoen van niet verkozen ambtenaren, die gezamenlijk over nogal wat hindermacht bezitten; zelfs als ze niet corrupt zijn.

Popper laakt daarom ook de instelling van de Europese Unie, opvallend genoeg. Omdat de EU alleen maar een extra laag bureaucratie aan het bestuur heeft toegevoegd — een laag dan nog waarop geen enkele normaal parlementaire controle mogelijk is; een laag die zich daarmee onttrekt aan open correctie.

Ook interessant vond ik Popper’s afwegingen welke vorm van parlementaire democratie dan het meest succesvol waren voor hem. Die waarin enkel coalities kunnen regeren, zoals bij ons, omdat geen politieke partij ooit alleen een meerderheid haalt? Of die van met tweepartijenstelsel, waarin dan de éen, en dan de ander de macht krijgt? Nu goed, gezien Karl Popper’s voorkeur voor openheid, was voorspelbaar dat hij een tweepartijenstelsel ideaal acht. Omdat een nieuw kabinet dan tenminste een echt alternatief biedt voor het vorige.

En zie, dat is meteen ook waardoor ik zie dat Popper slechts ideaaltypen beschrijft. Want, hoewel er bijvoorbeeld verschil was tussen de regering Blair, en die van de Conservatieven voor hem, bleef veel beleid toch gewoon hetzelfde. Net als dat Obama wel wat van de ergste uitwassen wegkapte die er onder Bush jr. aan beleidskeuzen gegroeid waren, maar toch ook heel veel gehandhaafd bleef.

Tegelijk laat Popper me telkens merken dat het soms goed is om vanuit ideaaltypen te redeneren. Omdat de dagelijkse praktijk van de politiek zo vaak te modderig is om de hoofdlijnen te kunnen blijven onderscheiden.

Karl Popper, After the Open Society
Selected Social and Political Writings
Edited by Jeremy Shearmur and Piers Norris Turner

493 pagina’s
Routledge, 2008

[x]