I Have a Bream ~ John O'Farrell

► door: A.IJ. van den Berg

Het werk van John O’Farrell zadelt me met raadsels op. Hij is grappig. Maar dat is het punt niet. Zelfs ik vind hem grappig, en dat is toch al een criterium waaraan weinig columnisten voldoen. Zou iemand, of hijzelf, me de columns uit deze bundel voorlezen, dan lachte ik vast op het door de schrijver gewenste moment.

Waarom is het dan zo vervelend om zijn columns te lezen?

Waarom is er geen enkele onbevangenheid voor zijn grappen als die op papier staan?

Met zijn romans heb ik trouwens hetzelfde probleem als met de columns. Objectief gezien is er niets te verzinnen waarom de vele grappen in die boeken niet zouden werken. Maar ik kijk er naar als een koe naar het onweer. Ik ben al zeker een jaar in een boek van hem bezig, en iedere keer als ik dat oppak, is er direct het besef ‘wat schrijft die man leuk’, en vervolgens gaat dat boek na een hoofdstuk alweer aan de kant.

Alleen die geschiedenisboeken van hem. Die vind ik wel heel goed gedaan. Die zijn de enige reden dat ik het werk van O’Farrell blijf proberen.

In I Have a Bream neemt O’Farrell afscheid van zijn tijd als columnist voor The Guardian. Hij vindt dat hij zich aan het herhalen is. En niet uit te sluiten is dat zijn groeiende bemoeienis met de Labour Party zijn positie daar als nar ook wat omstreden maakte.

Tegelijk is de beste column in dit boek — heel verneukeratief die waar het boek mee opent — gewijd aan de keer dat hij kandidaat was om Labour in het parlement te vertegenwoordigen namens Maidenhead. Dat kiesdistrict is een Conversatief bolwerk. Dus weegt er bij alle soms zo merkwaardige inspanningen van een campagne voerende politicus mee dat dit werk vrijwel zeker futiel zal zijn.

Het boek eindigt zowat bij de verkiezingen in 2005, als O’Farrell geen kandidaat is, maar zich op andere manieren nuttig heeft gemaakt voor Labour. Dus wordt hij thuis telkens opgebeld door een machine, die een opname van zijn eigen stem afdraait met de oproep vooral te gaan stemmen.

En het vreemde is, nu ik die grap hier opschrijf, wordt die aanmerkelijk leuker dan toen ik hem las.

Maar heel veel meer momenten om na te vertellen zaten er toch niet in. Zinnetjes en formuleringen wel. Die zeker.

Kan het probleem gewoon heel simpel zijn dat er geen enkele bijtkracht achter al die grappen zit?

John O’Farrell, I Have a Bream
A Hundred Funny Newspaper Columns
And One That’s Just Stupid

397 pagina’s
Black Swan Books, 2007

[x]opgenomen in het dossier: