Ruimte van Christiaan Huygens ~ Vincent Icke

► door: A.IJ. van den Berg

[vervolg van hier]

Kort op de uitgave een geïllustreerde lezing over Christiaan Huygens bracht Vincent Icke nog een boek uit over deze ideeën van deze geleerde.

Huygens [1629 — 1695] schreef namelijk in zijn tijd een Cosmotheoros. Dat was een gefantaseerde ontdekkingsreis van de ruimte, vooral bedoeld voor zijn broer Constantijn. En in dat verhaal werd verwerkt wat er aan kennis was over de kosmos. Christiaan Huygens probeert daarbij dan bijvoorbeeld te verduidelijken wat iemand van de aarde zou zien, als deze op de maan stond.

Icke is dan een uitgelezen persoon om zo’n redelijk antiek stuk op zijn merites te beoordelen, en aan een hedendaagse lezer te introduceren. De sterrenkunde en kosmologie zijn samen diens werkterrein.

Bovendien bezit hij het vermogen tot bewondering. En aan Huygens is er veel te bewonderen. Niets eens alleen om zijn ideeën, want er is weinig makkelijker dan om maar iets te bedenken. Wetenschap begint er evenwel mee om ook iets te bedenken waarmee theorieën te toetsen zijn. Waarmee dan ineens door iedereen gezien kan worden wat het algemene mechanisme er achter is.

In dit boek valt het Icke onder meer op dat werk dat gemakshalve aan Galileo worden toegeschreven, of aan Newton, helemaal niet van hen is. Die valproef met de twee kogels van een verschillend gewicht werd bijvoorbeeld door Stevin gedaan, te Delft, en niet door Galileo op de toren van Pisa; zoals de legende wil.

En dat Christiaan Huygens ontdekte dat de planeet Saturnus een ringenstelsel heeft, kwam dan weer niet doordat hij de beste kijkers had van iedereen. Die van Cassini waren beter. Huygens keek echter niet alleen; hij dacht na over wat maakte dat er verschil zat in wat er was waar te nemen.

Die vage uitstulpseltjes aan Saturnus veranderen van vorm, in de loop van de tijd. Ze verdwenen ook weleens helemaal. En wie dan nadacht over de omloopbaan van die planeet, en hoe wij er van de aarde tegenaan keken, zou vervolgens kunnen berekenen wanneer die uitstulpinkjes aan Saturnus niet te zien zouden zijn. Zoals Huygens deed, waarmee hij de datum van de volgende keer kon voorspellen.

Net zo begreep hij dat zo’n ring aan materiaal alleen kon bestaan als er een versnelling op het materiaal daarin werd uitgeoefend.

Volgens Icke is het ringenstelsel van Saturnus hoogstens tien meter dik, want als het groter zou zijn, zouden de losse delen daarin te vaak op elkaar botsen.

Huygens meende dat de ringen 600 Duitse mijlen dik waren. En in zijn Cosmotheoros neemt hij aan dat er geen licht door het stelsel kan komen, wat ook niet waar is.

Heel zwaar moet dat niet wegen. Wat belangrijker is, of Huygens zijn conclusies veranderd had, als hij over dezelfde kennis had kunnen beschikken als bijvoorbeeld wij. Want theorieën kunnen inwisselen voor anderen, die uit betere argumenten bestaan, is ook wetenschap.

Vincent Icke, De ruimte van Christiaan Huygens
94 pagina’s
Historische Uitgeverij, 2009

[x]