Taal yn Fryslân; Op ’e nij besjoen ~ Durk Gorter & Reitze J. Jonkman

► door: A.IJ. van den Berg

Vier jaar terug nog maar passeerde het Fries een absolute mijlpaal. Het Frysk Hânwurdboek kwam uit — en dat is het eerste woordenboek waarin zowel de lemma’s als de uitleg in het Fries staan. Voordien waren de woordenboeken altijd vertaalwoordenboeken, of werd de verklaring van een Fries woord in het Nederlands gegeven.

Met een omweg dus.

Nog beter had ik het gevonden als er een Fries synoniemenwoordenboek was uitgebracht. En als ik dan toch aan het wensen ben: een degelijke digitale grammaticacontrole ware ook niet verkeerd.

Maar met dat handwoordenboek waren ook wel synoniemen te vinden. Dus schafte ik het aan. Terwijl het eigenlijk onzin is om naslagwerken te kopen in deze digitale tijd, nu machines zo veel sneller zoeken en vinden dan wij.

En de prijzige aanschaf is dus ook al vrij snel weggegooid geld gebleken. Dezelfde Akademy die het handwoordenboek uitbracht, heeft inmiddels tot een spellingshervorming van het Fries bevolen. En deze is onlangs zonder discussie door Provinciale Staten aangenomen. Bovendien maakt de Akademy een standaardwoordenlijst die oplegt welke dialectvariant van een bepaald woord voortaan het beste is.

En er zijn nogal wat dialectvariaties. Maar de keuze om het woord te gebruiken dat je zou uitspreken, kan dus op schrift ineens heel goed verdwenen zijn.

Ondertussen is niet alleen het dure handwoordenboek maar zijn alle naslagwerken in mijn bezit plots op slag onbetrouwbaar geworden.

Het enige protest tegen die spellingsverandering komt tot nu toe van schrijvers en een enkele taalwetenschapper. En dat is niet vreemd. Zij hebben meer dan wie ook geïnvesteerd in de beheersing van die taal. Voor hen is zelfs het geschreven Fries levend, omdat latent de hele literatuurgeschiedenis van die taal meeweegt in hun werk.

Onder de bevolking blijft het ondertussen erg rustig. En ook die onverschilligheid valt goed te verklaren. Het Fries is allereerst een levende spreektaal. Lezen doen de meesten Friestalige teksten al niet. Laat staan dat ze moeite doen om de taal te schrijven.

Want, dat is ook vrijwel niemand op school geleerd. De meeste Friestaligen zijn analfabeet. In die taal.

Elders in Nederland regeert overigens het misverstand dat het Fries een verplicht schoolvak is — en dat dit logische consequenties heeft. Terwijl die verplichting nu net op typisch Nederlandse wijze geregeld werd. Ja, er staat wel ergens dat in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs waar dit toepasselijk is aandacht moet worden gegeven aan het Fries. Maar waaruit die aandacht bestaan moet, werd daarbij niet ingevuld. Want zulke details leiden maar tot vervelende verplichtingen. Zoals het eeuwig beschikbaar stellen van geld.

Ondertussen was voor mij vraag geworden hoeveel mensen eigenlijk met regelmaat in het Fries schrijven — hoeveel directe slachtoffers het taalbeleid van een tamelijk overbodig politiek orgaan gaat eisen; behalve dan dat hele bibliotheken onleesbaar worden omdat het woordbeeld gaat veranderen.

En dan blijkt dat in officiële stukken nog altijd terugverwezen wordt naar de enquête Taal yn Fryslân; Op ’e nij besjoen van Gorter en Jonkman uit 1995.

Dat onderzoek is een herhaling van de gelijknamige exercitie door dezelfden van eind jaren zeventig. Toen de taalsocioloog Gorter wilde weten wie er in Friesland het Fries praten, en wanneer ze dat deden. Want, bij ieder domein in het leven hoort ander gedrag. Met de buren ga je anders om dan met de dokter, of de dominee.

Op Taal yn Fryslân is methodologisch alleen wel van alles aan te merken. Zo bestond de steekproef uit een lang interview, waarbij een vrijwilliger nogal wat vragen kreeg te beantwoordden. Een situatie die heel makkelijk tot sociale wenselijke antwoorden kan leiden — want wie denkt er ooit bewust na over zijn taalgebruik. En bovendien controleerde de interviewer de uitspraken niet — die moest bijvoorbeeld naar eigen inzicht interpreteren over de gesprekspartner inderdaad Fries zou kunnen lezen, of schrijven, als deze beweerde van wel.

En in het vervolg Taal yn Fryslân; Op ’e nij besjoen dook ineens het magische getal 17% op — dit zou het percentage aan inwoners van Friesland zijn dat de taal aardig kon schrijven.

83% geeft dus aan dit niet te kunnen.

En mij viel vooral die 17% op omdat dit zo veel hoger is dan in eerdere onderzoeken. Bij een enquête uit 1967 lag dit percentage op 11,5% — met een foutenmarge van zeker plus of min drie procent zo schat ik in. Tijdens de eerste ronde van Taal yn Fryslân was het 10,6%, plus of min circa 2% gezien het aantal ondervraagden.

Toegegeven, begin jaren negentig was er wel Friestalige regionale televisie bijgekomen. Maar dat leek me eerder voor ontlezing en analfabetisme in eigen taal te pleiten dan tegen.

Het ontbreken van een verklaring voor de stijging valt dus op in het rapport.

Hadden onderzoekers zo’n stijging op dit moment gevonden, dan had ik die cijfers overigens weer niet meteen betwijfeld. De digitale cultuur van het moment is voor de meesten een communicatiecultuur waarin oppervlakkige tekstjes uitwisselingen in de spreektaal vervangen. Het Facebook-Fries wordt daarmee een nieuwe loot aan de oude stam van de taal; waaraan vooral de vrijheid te prijzen is waarmee de gebruikers hun woorden spellen.

Blijft alleen staan dat ik 17% aan schrijvende inwoners van de provincie een rijkelijk hoog percentage vind. Dat zijn er namelijk dan 17% x 640.000 = 108.800.

Intuïtief ligt het aantal Friezen dat de taal met regelmaat schrijft voor mij eerder op 3.000 — geredeneerd naar wat ik online waarneem, en wat ik ooit ontving als redacteur van een literair blad.

Anderen noemen een aantal van 10.000.

Nu gaat het mij niet per se om de juistheid van de getallen. Zoals altijd met politieke besluiten interesseert mij allereerst de proportionaliteit. Er wordt namelijk zo vaak daadkracht verkocht die weinig meer is dan spierballenrollerij; maar ondertussen wel ongedachte negatieve gevolgen heeft.

Politici zijn bovendien de grootste taalvervuilers die er bestaan. Dat juist zij, op hun provinciale niveau, het recht schijnen te hebben om anderen een spellingswijziging op te dringen, is erg cynisch.

Als dit ook nog gebeurt zonder motivatie, of op basis van cijfers waar wel wat op af te dwingen is, wordt politiek helemaal verkeerde dwang.

En zeg nu niet dat alleen ambtenaren verplicht zijn om zich aan spellingsafspraken te houden. Ondertussen is de provincie ook éen van de belangrijkste subsidiegevers geworden bij de uitgave van Friestalige boeken. En vrijwel geen van deze boeken komt zonder subsidie uit.

Mits ze aan bepaalde eisen voldoen, natuurlijk. Taaleisen, onder meer.

Taal yn Fryslân; Op ’e nij besjoen
Durk Gorter & Reitze J. Jonkman
90 pagina’s
Fryske Akademy, 1995

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

een reactie

Taal Cursus  op 26 juni 2013 @ 18:23:11

leuk naslagwerk,maar volgens mij zijn er niet zo veel friezen die zich hier echt druk om maken.