Vergeten te bestaan ~ Ger Groot

► door: A.IJ. van den Berg

Wie fictie leest, weet wat daarin verteld wordt ‘niet echt’ is. Toch kan een roman of een kort verhaal enorme indruk maken. En de emoties die dan in de tekst worden geïnvesteerd, zijn wel degelijk levensecht.

Voor een lezer volstaat het dan om te weten dat een boek even heel veel kan betekenen. Of op zijn minst: hopelijk een kans tot ontsnapping biedt; juist doordat het zelf zich even kan verliezen.

Voor een filosoof geldt dat niet. Die wil het waarom begrijpen van het raadsel dat iets bedachts toch als volkomen echt kan worden beleefd. Dat stelde Ger Groot tenminste, in zijn intreerede bij de aanvaarding van het buitengewoon hoogleraarschap ‘Filosofie en literatuur’, in Nijmegen.

Vergeten te bestaan biedt een uitgebreide versie van deze rede. Die bevat een beginselverklaring over wat hij onderzoeken wil, waarin hij nog sterk leunde op observaties van wijlen Patricia de Martelaere.

Zij stelde onder meer dat onze identificaties met anderen nooit sterker zijn dan bij het lezen van fictie. Juist omdat we in het normale leven nimmer zo’n totaal geloof in alles hebben kunnen; omdat die onvoorwaardelijke overgave dan enorme risico’s oplevert.

Dus moest ik het tijdens het lezen van dit boek niet met éen maar zelfs met twee filosofen in innerlijk debat.

En vanzelfsprekend ging ik daardoor enorm tegensputteren, omdat ik nu eenmaal bijna altijd vind dat filosofen met een te beperkte blik naar de wereld kijken.

Zo is vrij simpel te falsificeren dat mijn identificatie met anderen nooit sterker zou zijn dan tijdens het lezen van fictie.

Neem bijvoorbeeld mijn beleving bij het kijken naar een rechtstreekse sportwedstrijd — goed, cynici zullen wielrennen of voetbal ook fictie noemen; vanwege de doping en andere wedstrijdvervalsing; daar gaat het nu niet om.

Als ik tijd investeer in het passief beleven van een sportwedstrijd, is dat niet eens omdat die sport me interesseert — al helpt dat wel, helemaal als ik favorieten kies — maar veel meer nog omdat ik de afloop wil weten.

Hoe gaat het verder? Elementairder vraag om onze eeuwige nieuwsgierigheid op te roepen, bestaat er haast niet, en toch zegt Ger Groot daar niets over.

Tijdens de laatste fase van een wielerklassieker, mits de uitkomst dan nog onzeker is, stijgt mijn hartslag fors en mijn bloeddruk vast ook. Bij het lezen heb ik zulke sterk fysieke reacties nu nooit — vast omdat het gedrukte woord eerst nog een vertaalslag door moet. Terwijl het televisiebeeld veel directer verwerkt wordt.

Een behoorlijk gebrek aan hoe wij mensen denken, is dat dit vrijwel altijd in verhaalvorm gebeurt. En in die verhaalvormen bestaan maar een beperkt aantal lijnen die direct aanvaard worden. Zo moet er innerlijke logica bestaan binnen een verhaal.

En een verhaal moet dus een uitkomst hebben — is er die niet, dan blijft dat een tergend gemis; een mechanisme dat de massamedia maar al te handig uitmelken.

Zo zeer hangen wij zelfs aan een innerlijke logica, dat die telkens als verhaal kan worden geprojecteerd op de werkelijkheid. Daardoor denken we te makkelijk in reeksen van oorzaak en gevolg. En daardoor is ons benul van risico’s bijvoorbeeld zo slecht — risico’s gaan zo gauw tegen de intuïtie in.

Bovendien, fictie wordt niet alleen gecreëerd door schrijvers, in romans. Ook religies zijn verhalen, en daarmee fictie. En de grootste schijnwerkelijkheid nog komt van politici, en de media die alleen op hun woorden ingaan, zonder daarbij de daden te wegen.

Is over zulke mechanismen te leren en dus te filosoferen door enkel romans te bestuderen? Ik denk van niet; en dat bewijst boeklog ook. Maar ik heb het hier dan ook makkelijker dan een academicus die zich tot een vakgebiedje moet beperken.

Ger Groot, Vergeten te bestaan
Echte fictie en het fictieve ik
32 pagina’s
Vantilt, 2010

[x]opgenomen in het dossier: , ,