Recht om met rust gelaten te worden ~ Frank Kuitenbrouwer

► door: A.IJ. van den Berg

Eén principieel verschil is er tussen de privacy-discussies van twintig jaar geleden en die van nu. Toen was enkel de overheid de boeman; en werden vergelijkingen met ‘Big Brother’ makkelijk gevonden.

En het probleem dat de overheid te veel en te makkelijk databases aanlegt bestaat nog steeds — bovendien krijgen deze gegevensverzamelingen te gauw en te lichtvaardig meer toepassingen dan oorspronkelijk in de bedoeling lag.

Alleen heeft diezelfde overheid dus ook een vrij duidelijke taak om ons te beschermen tegen bedrijven die al te gretig privacy-gevoelige informatie vastleggen over ons. Internet heeft deze plicht hoogstens nog eens aangescherpt; daarvoor waren er ook al marketingbedrijven en call centers actief die vastlegden wie de potentiële klanten waren.

Toch heeft het er veel van dat overheden maar wat doen. Dat zelfs het benul ontbreekt hoe er beleidsmatig de afgelopen twintig jaar nogal wat grondrechten en mensenrechten zijn afgeschaft.

Privacy-beleid komt tegenwoordig uit Brussel, anders dan in de periode die Frank Kuitenbrouwer beschreef in Het recht om met rust gelaten te worden. En de Europese Commissie is op het moment bezig met twee bepalende richtlijnen over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Begin 2012 werd een herziening aangekondigd van de Dataprotectierichtlijn. Daarbij formuleerde de Commissie onder meer de nieuwe wens om een ‘recht om vergeten te worden’ in te voeren. Want internet onthoudt alles. Iedereen die vond dat een internetbedrijf verkeerde of achterhaalde informatie over hem of haar bewaarde, zou moeten kunnen eisen dat deze data gewist wordt.

In de anderhalf jaar die sindsdien verstreek, heb ik van alles over deze nieuwe Dataprotectierichtlijn gelezen. Zoals het gegeven dat een heel leger aan Amerikaanse lobbyisten in Brussel neerstreek in de hoop om de voorwaarden te verzachten.

Nooit merkte iemand op dat de nieuwe regels voor Dataprotectie enkel voor bedrijven gaan gelden. Dat de data die alle overheden vastleggen over ons buiten de nieuwe regels vallen.

Is er ondertussen alleen ook nog een Dataretentierichtlijn. Daarin staat vastgelegd dat Europese telecombedrijven en internetaanbieders alle verkeersgegevens van hun klanten voor minstens zes maanden bewaren. Wie u belt, wordt opgeslagen. Wie u mailde. Welke websites u bezocht.

In naam gebeurt dit in de strijd tegen ‘het terrorisme’ en de ‘zware misdaad’. Tegelijk is er geen enkel bewijs dat het zo massaal opslaan van verkeersgegevens ook maar éen keer ergens bij geholpen heeft. Het Duitse Constitutionele Hof heeft de opslag dan ook verboden.

En nooit heeft de Europese Commissie éen zinnig argument kunnen geven waarom alle data over telefoon- en internetverkeer moet worden opgeslagen. Of waarom deze maatregel — die ons allen tot verdachten van terrorisme heeft gemaakt — verlengd moet worden. Waardoor al jaren de speculatie is dat deze maatregel enkel als wisselgeld dient om de relaties met de VS goed te houden. Zij kunnen deze data krijgen, in ruil voor andere informatie.

Waarmee de onthullingen over PRISM nog wranger worden; deed de EU al niet zijn best om de Amerikanen volledig ter wille te zijn?

Frank Kuitenbrouwer recyclede in zijn boek vele aangevulde krantenstukken over privacy, zo leek me. Want ooit kreeg Nederland een Wet persoonsregistratie (Wpr); die inmiddels vervangen is door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). En zoals bij vele wetten eerder hangt die tekst van de Wpr van compromissen aan elkaar. De Staat heeft een dubbele moraal als het om privacy gaat; alleen wordt dit gegeven zelden hardop gememoreerd. Afgezien dat er te onnozel wordt gedacht over wat gegevensverzamelingen eigenlijk vastleggen. En wat hierdoor fout kan gaan.

Kuitenbrouwer schrijft uitgebreid over de komst van die achterhaalde Wpr. Wat geheel oninteressant is als hij de namen noemt van de daarbij betrokken politici.

Mij ging het ook vooral om iets basalers.

Als voor het eerst privacy-beleid geformuleerd wordt, bestaan er nog geen taboes om over te spreken, en ontbreken al te dominante gevestigde belangen. Dan, en slechts dan, is er kans op een principieel debat. Het gespreksonderwerp moet eerst nog worden gedefinieerd.

In Het recht om met rust gelaten te worden staan enkele heel principiële opmerkingen.

Het kan namelijk nooit kwaad om bijvoorbeeld de Informatiewet van Parkinson nog eens te formuleren, als duidelijk wordt hoeveel databases de overheid aanlegt.

Het verlangen naar informatie wordt groter naarmate de capaciteit deze te verwerken zich uitbreidt, min of meer onafhankelijk van de werkelijke behoeften

Alleen raakt een onderwerp als privacy dus ook aan heel elementaire vragen uit de politieke theorie. Wat is een Staat? Wat mag een Staat doen? Wat kan een burger doen als de Staat waarin hij woont, verkeerd doet? Wat moet een burger dan doen? Wat mag een burger doen?

Het is Kuitenbrouwer niet aan te rekenen dat hij de politieke theorie niet heeft opgezocht in zijn boek. Ik ben me alleen wel bewust geworden dat privacy te belangrijk is om over te laten aan activisten en lobbyisten, laat staan politici. Dat het onderwerp op een veel elementairder niveau besproken zou worden moet dan doorgaans gebeurt.

Frank Kuitenbrouwer, Het recht om met rust gelaten te worden
Over privacy
197 pagina’s
Balans, 1991

[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden