Sondelfal ~ Jacobus Q. Smink

► door: A.IJ. van den Berg

Sondel is geen plaats die grootse ideeën oproept bij mij. Ik fiets er weleens doorheen, van Sloten onderweg naar Gaasterland — al zijn er jaren dat dit niet gebeurt. Mijn enige gedachte is dan meestal: hier werd Johannes Draaijer te hof gebracht. En dan ben ik het dorp alweer door.

Draaijer was een jonge Friese wielerprof, die in 1990 onverwacht jong aan een hartstilstand overleed. Zijn dood wordt door velen automatisch gelinkt aan experimenten met epo in die sport, zonder dat daar overigens bewijs voor is.

Sondel was voor de jonge Kobus Smink even de navel van de wereld. Wat vele decennia later zijn weerslag vond in deze dichtbundel. Sondelfal. Die een ietwat woordspelige titel kreeg; wellicht om de lezer alvast te waarschuwen dat de dichter weleens een losse hand van dichten heeft.

Delfal is Fries voor ‘val’ of ook ‘neerslag’ zoals regen. Sonderfall is Duits voor ‘speciaal geval’. ‘Zondeval’ is iets met een nog weer heel andere lading.

Jacobus Q. Smink kreeg de Gysbert Japicxpriis 2013 voor deze bundel — die volgens een commissie de beste Friestalige poëzie bevatte van de afgelopen vier jaar; wat daarop de hoogste literaire prijs waard was in de taal.

Deze bekroning gaf mij ruim de tijd om de bundel nog eens te lezen. Want anders dan Smink vermoedde in de pers, er zijn wel degelijk nog mensen die dichtbundels kopen. Het boek stond bij mij thuis op de plank. Zij het dat ik er slechts twee euro voor betaalde, omdat boekhandels zelfs hun minieme voorraadjes Fries niet te lang in huis willen hebben.

Maar met dichtbundels is het nu eenmaal goed om die zelf te bezitten. Omdat vrijwel geen bundel zich leent om hup even van kaft tot kaft doorgenomen te worden. Een gedicht wordt er zelden beter van door het snel te lezen tussen heel veel andere poëzie.

Dichtbundels gedijen doorgaans het best door ze af en toe even op te pakken, er een pagina of wat in te lezen, en ze dan weer voor een tijdje weg te zetten.

Maakte Smink het zijn publiek bovendien extra moeilijk door in Sondelfal zijn poëzie alfabetisch geordend op te nemen op de titel van het gedicht. Dus staan er geen cycli in deze uitgave waarvan de delen elkaar onderling versterken. Zelfs in vorm en aanpak verschil de gedichten telkens van elkaar.

Constanten mag de lezer zelf oppikken, uit de inhoud — die zo vaak verwijzingen biedt naar een kindertijd vroeger, op een boerderij. Waarbij de dichter tegelijk vaak een verwonderde afstand houdt. Want eenmaal uit het paradijs gevallen, komt ook de wetenschap dat het er toen misschien wel helemaal niet zo paradijselijk was.

Ditmaal sprak me een gedicht het meest aan waarin Smink, als zovelen voor hem, de maand november schildert. Dat komt vast door de omslag in het weer de afgelopen week, waardoor ik ineens mijn adem weer kon zien. En wellicht is dit ook om de bescheiden vastberadenheid in de laatste strofe, om nog een kachel te willen kopen, een dak, een maal eten, en een nacht. Die dan bijvoorbeeld zo prettig afsteekt tegen Rilke’s constatering in diens herfstode dat wie geen huis heeft er nu ook geen meer bouwt.

Is die keuze dan representatief? Dat lijkt me niet. En dat zij dan maar zo. Sondelfal is een rijke verzameling waarin elke lezer iets kan vinden van zijn of haar gading.

scheiding

Mei ús kjeld yn ’e boksen

Wat driuwt yn novimber noch
   En de polders beswevele
Weisinken yn ’e roes
   Fan in winterlange hjerst

Der hinget hjir of dêr noch
   Feefolk yn ‘e wolken
En in boer dy’t omtoarket
   Blau as in heakkelsleat

En rûnom rinne lange mantels
   En waarme kragen stean op
En de wyn is sûnder rjochting
   En de storein de stof mêdet

Lit ús in kachel keapje
   In dak in miel ieten en in nacht

Jacobus Q. Smink, Sondelfal
70 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2009

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden